• No results found

In dit onderzoeksproject is een lab ontwikkeld dat ten dienste moest staan van een veranderambitie van KDS Bisschop Bekkers. Door het te ontwikkelen in relatie tot de pedagogische waarden, uitdagingen en de mogelijkheden van deze schoolpraktijk, moest het lab een alternatief pedagogisch relevant handelingsrepertoire bieden. In de gemeenschappelijke analyse van de leerkrachten en directeur van de school en van mij als onderzoeker werd duidelijk dat er sprake was van een dubbele belasting. Enerzijds was er de ervaren systeemdruk door het onderwijsbeleid en anderzijds de sociale problematiek in de wijk waarin de school zich bevindt.

Dit betekende een grote druk op alle betrokkenen in de school. Door het moeten behalen van specifieke leerrendementen was er een eenzijdige focus op taal-en rekenonderwijs en in die zin was er een versmald curriculum ontstaan. Er werd geprobeerd om de effecten van de sociale problematieken het hoofd te bieden door in te zetten op socialisatie, om zo controle te krijgen in een gecompliceerde situatie. Niet alleen de kinderen, maar ook de leerkrachten hadden last van de zo ontstane vaste grip; er was voor beiden weinig handelingsruimte.

Het team van de school vond dat deze situatie niet paste in haar Dalton doelstelling en dat het bovendien niet voldoende tegemoetkwam aan de behoeften van haar schoolpopulatie. Er was volgens hen te weinig ruimte voor persoonsvorming, voor wat zij de

‘sociaal emotionele ontwikkeling’ noemden en voor creativiteit; in ruimere zin voor de vrije handeling op de school. De vraag lag voor hoe het lab vanuit een aantal gegeven, kenmerkende, hoedanigheden van kunst en kinderfilosofie hieraan zou kunnen bijdragen.

Omdat subjectificatie een opvatting van persoonsvorming is waarin de vrije handeling centraal staat, besloot ik om naar ruimte en mogelijkheden hiervoor te zoeken. Het gaat hier echter om een niet ‘stuurbaar’, want existentieel en ook theoretisch begrip, zodat er door mij een ‘overbrugging’ naar de praktijk moest worden gezocht. Het begrip pluraliteit leek bij uitstek geschikt omdat het, zoals boven betoogd, sterk verbonden is met de notie van subjectificatie.

Ik vond hiervoor een tentatieve, zintuigelijke vertaling in de vorm van een meerstemmigheid die met ‘polyfonie’ wordt aangeduid. Mijn aanname was dat kunst door

18

haar ambigue aard en de diversiteit van expressievormen geschikt zou kunnen zijn om bij te kunnen dragen aan deze polyfonie. Hetzelfde verwachtte ik van de kinderfilosofie, door haar oriëntatie op multi-perspectiviteit en op het onbeantwoordbare. De vraag was hoe deze polyfonie uit zou werken; of dit bij zou dragen aan subjectificatie van kinderen en of de ruimte voor de vrije handeling in de school hiermee vergroot zou worden, ook voor de leerkrachten. Dit leidde tot de volgende onderzoeksvragen:

Onderzoeksvragen

 Hoe kan een kunst-& filosofielab in de praktijk van multiculturele basisschool KDS Bisschop Bekkers bijdragen aan subjectificatie van kinderen door het zoeken van polyfonie?

 Hoe kan een kunst-& filosofielab ontwikkeld worden tot een relevante pedagogisch didactische ruimte en benadering door te leren van de mogelijkheden en vraagstellingen van deze school?

 Hoe kan een kunst- & filosofielab mogelijkheden tot reflectie en nieuw handelingsrepertoire bieden aan leerkrachten zodat pedagogisch-didactische veranderingen van hun praktijk mogelijk worden?

1.6 Vooruitblik

In hoofdstuk 1 is inleidend uiteengezet hoe specifieke maatschappelijke ontwikkelingen van invloed zijn op het onderwijs en hoe deze hebben geleid tot een onbalans tussen vaste grip en vrije handeling. In relatie hiermee zijn de veranderingsambitie van de partnerschool en de ontwikkelambitie van het lab binnen het onderzoeksproject belicht. In de probleemstelling is aangegeven hoe de school een versmald curriculum heeft gekregen en is de vraag opgeworpen of het kunst- &filosofielab een alternatief pedagogisch handelingsrepertoire zou kunnen bieden.

Hoofdstuk 2 bestaat uit 3 delen. Er wordt eerst een korte methodologische verantwoording bij dit actieonderzoek gegeven, vervolgens een beschrijving van de theoretische concepten en afsluitend positioneer ik het onderzoeksproject in een educatief kader. Wat het eerste deel betreft ga ik in op karakteristieken van het onderzoeksdesign zoals de gerichtheid op het verbeteren van de schoolpraktijk, action learning, het democratische karakter van deze vorm van onderzoek, de politieke inzet van het project en de regulatieve-of praktijkcyclus. Vervolgens belicht ik de ethische overwegingen en de voorwaarden voor- en beperkingen van- dit actieonderzoek. Wat betreft het tweede deel ga ik in op de theoretische achtergrond van het onderzoek en worden relevante begrippen theoretisch verkend en met elkaar in verband gezet. Het gaat dan om noties als subjectificatie, pluraliteit, polyfonie en de verschillende kwaliteiten van de stemmen van kinderen daarin, om de beschrijving en definities van kunst en kinderfilosofie, de verschillende aspecten ervan en de verbindingen die daarvanuit gemaakt worden. Wat betreft het derde deel van dit hoofdstuk

19

ga ik in op de positionering van het lab ten aanzien van kunsteducatie en het Daltononderwijs.

In hoofdstuk 3 wordt ingezoomd op het onderzoeksdesign. Eerst omschrijf ik hoe het veranderingsproces vorm kreeg in de drie fases die in het onderzoek worden onderscheiden: ‘Conversatieruimte in de school en de vlucht naar buiten, ‘Een enclave in de natuur als alternatief voor de schoolpraktijk’ en ‘Implementatie in de schoolpraktijk’. Daarna wordt de actie-reflectiecyclus van veldexperimenten en tussentijdse reflecties in klankbordvergaderingen op een concreter niveau uiteengezet. Vervolgens ga ik dieper in op de manier waarop de drie fases vorm kregen en hoe deze met elkaar samenhingen. Tenslotte leg ik uit hoe ik de dataverzameling en de data-analyse en synthese heb aangepakt.

In hoofdstuk, 4, 5 en 6 worden de data en de analyse ervan per fase van onderzoek gepresenteerd. Naast een presentatie van de belangrijkste data uit de veldexperimenten, tussentijdse reflectiebesprekingen, lab-team overleg, interviews, klankbord- en implementatievergaderingen wordt ieder hoofdstuk afgesloten met een analyse van de betreffende fase.

In hoofdstuk 4 staat het ontwikkelen van een conversatieruimte op de werkvloer centraal en worden de eerste bevindingen en inzichten omtrent de werking van het prototype van het lab in de schoolomgeving getoond. Aan het eind van deze fase was er sprake van een tijdelijke ‘vlucht uit de school’. In de analyse worden naar aanleiding van de ervaringen in deze periode de onderscheiden stemmen in de polyfonie conceptueel verder ontwikkeld en de pedagogische en didactische opbrengsten verkend.

In hoofdstuk 5 staat het lab als enclave buiten de schoolpraktijk centraal. De verdere ontwikkeling van het lab, de manier waarop de kinderen, de leerkrachten en de directeur hier bij betrokken waren en de uitwerking die dit op hen had worden getoond. Ook de invloed van de natuurlijke omgeving wordt hier belicht. In de analyse worden de onderscheiden stemmen in de polyfonie verder verdiepend bekeken en wordt ingegaan op de pedagogische en didactische opbrengsten van deze fase.

In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de implementatie van het lab in de schoolpraktijk.

Het lab werd niet als methode overgedragen; het accent lag op de agency van de leerkrachten en op de manier waarop zij binnen de voorwaarden van de eigen praktijk zelf vormgaven aan het lab. In de analyse zal worden ingegaan op de pedagogische en didactische opbrengsten.

Het gaat dan met name om het andere perspectief op de kinderen en op de eigen praktijk en om de manier waarop het nieuwe handelingsrepertoire werd ingepast in het onderwijs.

In hoofdstuk 7 worden conclusies getrokken naar aanleiding van de drie deelanalyses uit de oogsthoofdstukken. Ik ga hier met name in op de polyfonische dialoog; op subjectificatie in relatie tot verschillende stemmen, op de ontwikkeling van het lab en verandering in de schoolpraktijk en op het actieonderzoek. Daarnaast ga ik in op de beperkingen van het onderzoek en doe aanbevelingen voor verder onderzoek.

20

21

Hoofdstuk 2: