• No results found

Prioriteren gebieden

5 Governance en financiering

Kader 1. Contourennotitie en consultatie

4 Advies deelprogramma Rivieren bij Deltaplannen en HWBP

4.1.2 Prioriteren gebieden

De verschillen in urgentie tussen gebieden wordt bepaald door de grootte van de huidige

veiligheidsrisico’s in het betreffende gebied. Deze benadering is uniform toe te passen voor zowel rivierverruimings- als dijkversterkingsmaatregelen.

De landelijke verdeling van overstromingsrisico’s is weergegeven in figuur 4.1. Hieruit blijkt dat 75% van de huidige risico’s op overstroming zich binnen het rivierengebied bevindt. Het aandeel daarbinnen van de Waal-Merwedes, Neder-Rijn en Lek is het grootst (figuur 4.2).

Figuur 4.1. Landelijke verdeling overstromingsrisico (gegevens deelprogramma Veiligheid, januari 2014)

De grootte van de waterveiligheidsrisico’s binnen het rivierengebied is op verschillende manieren uit te drukken. De spreiding van de risico’s op slachtoffers (lokaal individueel risico en groepsrisico) en economische schade komt geïntegreerd tot uitdrukking in het advies voor de nieuwe

beschermingsniveaus. In figuur 4.3 staat voor heel Nederland het overstromingsrisico per meter

dijklengte weergegeven. Daaruit komt per rivier-/dijktraject in beeld in welke mate er maatregelen nodig zijn om het risico zodanig te laten afnemen dat voldaan wordt aan de norm.

Criteria gebiedsurgentie (per riviertak)

Ongeacht de keuze voor het type maatregel dat op een bepaald traject langs de rivier wordt genomen, start de prioritering van de waterveiligheidsopgave met de urgentie op basis van risico’s. Er van uitgaande dat de komende jaren langs alle takken zichtbaar aan de twee pijlers voor waterveiligheid (dijken en rivierverruiming) blijft worden gewerkt, en langs elke riviertak maatregelen uitgevoerd worden om de energie in de verschillende regio’s op de uitwerking van de voorkeursstrategie te behouden, wordt de gebiedsurgentie hierna per riviertak weergegeven.

Waterveiligheid is niet het enige criterium op grond waarvan maatregelen een hogere of lagere prioriteit kunnen krijgen. Daarvoor zijn ook andere aspecten van belang zoals ruimtelijke ambities, nu of nooit situaties, meekoppelkansen, samenloop met andere maatregelen, effectiviteit qua

risicoreductie, rendement qua risicoreductie en draagvlak.

Rivierverruiming heeft een waterstandsverlagend effect naar beide zijden van de rivier, dus werkt door op de dijktrajecten aan weerszijden van de rivier. Bovendien treedt het effect niet alleen ter plaatse op maar over een (soms veel) groter traject bovenstrooms. Voor retentiegebieden treedt het effect benedenstrooms daarvan op. Op basis van de ligging, de factoren aan weerszijden en de doorwerking kan voor elke maatregel worden aangeduid in hoeverre de maatregel bijdraagt aan de verlaging van de waterstand en daarmee verlaging van het risico in een urgent gebied. Op basis hiervan is per riviertak een eerste rangorde gemaakt die alleen gebaseerd is op urgentie. Dit geldt als startpunt voor de verdere prioritering.

Nadere prioriteringscriteria

Ruimtelijke ambities

De gebiedsurgentie wordt in een volgende stap gecombineerd met ruimtelijke ambities, uitgedrukt in een samenvatting van de volgende criteria:

 ambities vanuit ruimtelijk economische visie;

 meekoppelkansen met andere beleidsdoelen;

 meekoppelkansen met het HWBP;

 draagvlak.

De regio’s hebben hun voorkeursstrategieën gebaseerd op de ruimtelijke visies voor hun deel van het rivierengebied. Uit deze visies komen ruimtelijke ambities naar voren die op sommige plekken meer of minder urgentie voor bepaalde maatregelen opleveren. Naast meekoppelkansen betreft het ook

ruimtelijke overwegingen om bijvoorbeeld een gebiedsontwikkeling in gang te zetten of een gebied niet - langdurig - te reserveren maar op korte termijn in te richten. Uitgangspunt is dat alle maatregelen uit de voorkeursstrategie op regionaal draagvlak mogen rekenen. In sommige gevallen is sprake van regionale prioriteit of extra bestuurlijke urgentie. Rivierverruimende maatregelen scoren op

meekoppelkansen vrijwel altijd positief, omdat er per definitie ook andere functiewijzigingen aan de orde zijn. Hierdoor kunnen andere bronnen voor financiering van meekoppelkansen aan de orde zijn, zoals voor de realisatie van doelen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW), het nationaal natuurnetwerk/Natura 2000 of recreatie / stedelijk uitloopgebied.

Meekoppeling is in vrijwel alle gevallen ook mogelijk met de uitvoering van het

Hoogwaterbeschermingsprogramma. Daarbij zal sprake zijn van ruimtelijke interactie (integrale planvorming), grondstromen en dus financiële interactie (bijvoorbeeld door vrijkomende grond uit uiterwaardverlaging in te zetten voor het nieuwe dijklichaam) en reductie van de opgave (met name in hoogte) voor de dijkversterking.

Effectiviteit

Doelbereik waterveiligheid

De factor doelbereik, uitgedrukt in m€ risicoreductie, is een combinatie van de grootte van het overstromingsrisico op het betreffende traject en het hydraulisch effect van de maatregel. De

locatie, maar ook door de lengte van het traject waarover sprake is van waterstandsdaling. Wanneer het hydraulisch effect van rivierverruimende maatregelen wordt gecombineerd met de bijdrage aan het overstromingsrisico, krijgt men een indruk van de omvang van de te verwachten baat in termen van risicoreductie. In andere woorden: ‘grote klappers’ in urgent gebied kunnen daarmee worden geïdentificeerd en als insteek voor de prioritering worden genomen.

Dit criterium is zeer gevoelig voor de volgorde waarin de verschillende maatregelen worden ingezet; eerst dijkversterking of eerst rivierverruiming. Om die gevoeligheid in beeld te brengen is naast de netto risicoreductie van alleen de rivierverruimende maatregel ook aangegeven welke risicoreductie wordt gerealiseerd als rivierverruiming pas wordt ingezet nadat de dijken op orde zijn gebracht (om reden van afkeuring en aanpak piping). Met de dijken op orde brengen wordt al een zeer grote mate van

risicoreductie bereikt. Dergelijke maatregelen als eerste stap zijn zeer realistisch, omdat maatregelen om de waterstand te verlagen slechts zin hebben als de dijk ook bij lagere dan maatgevende

waterstanden niet bezwijkt.

Overige criteria voor doelbereik

In de criteria die landelijk voor programmering en prioritering worden gehanteerd wordt ook gekeken naar doelbereik zoetwater, samenhang met maatregelen uit andere deelprogramma’s en wettelijke norm / plicht. Deze criteria zijn binnen de onderzochte maatregelen uit de regionale voorkeursstrategieën echter weinig onderscheidend. Uitgaande van de adviezen voor de deltabeslissingen, inclusief het principe van anticiperen op hogere maatgevende afvoeren en de nieuwe normering, zijn alle voorgestelde maatregelen straks nodig om aan wettelijke norm/plicht te voldoen.

In overgangsgebieden naar het IJsselmeergebied, Rijnmond-Drechtsteden of de Zuidwestelijke Delta zit samenhang met andere deelprogramma’s. Voor alle maatregelen is naar verwachting sprake van samenhang met huidige of toekomstige maatregelen van het HWBP.

In het brondocument Prioritering en programmering163 zijn alle ingrediënten en onderliggende informatie voor de prioritering langs de vijf riviertakken opgenomen.

4.1.3

Agendering van kansrijke projecten per riviertak

De stuurgroepen Delta Rijn en Delta Maas hebben op basis van gebiedsurgentie, ruimtelijke ambities en het doelbereik – en uiteraard gebaseerd op de door de regio voorgestelde maatregelpakketten tot 2030 - per riviertak de volgende rivierverruimende (of deltadijk-) maatregelen geagendeerd als kansrijk voor verdere uitwerking op korte termijn en uitvoering voor 2030. Voor deze projecten geldt dat er sprake is van een zekere urgentie. Voordat eventueel tot programmering (startbeslissing MIRT Verkenning) kan worden overgegaan is voor deze maatregelen het nader onderzoek nodig zoals benoemd in het Deltaplan Waterveiligheid.

Het betreft de volgende maatregelen:

IJssel

- Reevediep fase 2. Deze maatregel heeft een doorwerking op het urgente gebied rond Zwolle, met afgekeurde dijktrajecten die nu al bovenin de prioriteringslijst in HWBP zijn opgenomen en waarvoor de verkenning recent is gestart. De uitvoering van fase 1 vindt de komende jaren plaats, met fase 2 wordt aangehaakt op deze gebiedsontwikkeling. Het project kent veel draagvlak in de regio en kan met de rijksbijdrage daadwerkelijk op korte termijn uitgevoerd worden. Het kan rekenen op forse regionale publieke cofinanciering. - Rivierklimaatpark IJsselpoort; voor dit project zijn regionale partijen al bezig met

planuitwerking. De ruimtelijke ambities zijn hier hoog om gewenste kwaliteit aan de uiterwaarden toe te voegen en Kaderrichtlijn Water-doelen te realiseren. Er is al een substantieel bedrag beschikbaar vanuit verschillende fondsen en begrotingen (ca. 6 mln €). Er is bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak bij de stakeholders. De gebiedsurgentie

wordt hier bepaald door de grote gevolgen bij een dijkdoorbraak. Gezien de ligging nabij het splitsingspunt is (onderzoek naar de wijze van) fasering van de deelprojecten nodig.

Neder-Rijn en Lek

- Grebbedijk: De voorstellen voor Grebbedijk-Deltadijk zijn gezien de gebiedsurgentie en de ruimtelijke ambities op dat traject een logisch voorstel op deze riviertak. Dijkring 45 kent een groot overstromingsrisico dat met relatief beperkte maatregelen aan de Grebbedijk fors gereduceerd kan worden: de Grebbedijk is kansrijk voor de toepassing van het concept Deltadijk door het hoge overstromingsrisico, de geringe lengte van de Grebbedijk (5,5 kilometer) en vanwege de mogelijkheid van functiecombinaties (betere verbinding tussen de rivier en stedelijk Wageningen, kansen voor recreatie en landschappelijke meerwaarde). Voor de andere urgente trajecten langs de Neder-Rijn en Lek geldt dat ze grotendeels zijn opgenomen in de projectoverstijgende verkenning Centraal Holland.

Waal-Merwedes

- Hoogwatergeul Varik-Heesselt: de grote waterstandsverlaging werkt door naar de bovenstrooms gelegen zeer urgente trajecten voor dijkversterking, die in samenhang dienen te worden gerealiseerd. Dit kan een besparing op deze dijkversterkingstrajecten en een bijdrage aan de risicoreductie opleveren. In het gebied van de hoogwatergeul zijn initiatieven voor verkenning van de gebiedsontwikkeling (landbouwstructuurversterking, natuur en landschap, recreatie en energiewinning) reeds ingezet.

Bedijkte Maas

- Weerdverlaging in combinatie met dijkverbetering Grave-Lith. De 2 meest urgente dijktrajecten 36-2 en 36-3 zijn door de regio zijn bestempeld als ‘koploperprojecten’. Dit zijn projecten waarin het steeds gaat om de combinatie van dijkverbetering

(dijkverbetering Grave-Lith) en rivierverruiming. Naast risicoreductie spelen ook de argumenten ‘behoud en ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit, synergie tussen maatregelen, synergie in termen van speciewinning, uitvoerbaarheid en natuurontwikkeling’ een rol.

- Maasoeverpark Den Bosch-Heusden: De ambitie is om nabij het verstedelijkte gebied van ‘s-Hertogenbosch op een urgent traject rivierverruiming te combineren met natuur, recreatie en cultuurhistorie.

- Waterfront Ravenstein: De visie Waterfront Ravenstein (gemeente Oss) verenigt opgaven voor waterveiligheid, spoor en milieuhinderlijk bedrijf tot een integrale aanpak met als doel meerwaarde creëren voor waterveiligheid, leefbaarheid, natuur, beter spoorvervoer tussen economische regio's en cultuurhistorie. Bundeling van financieringsstromen, waaronder ook Deltafonds, is nodig om afzonderlijke doelen te kunnen bereiken.

- Maasheggengebied/Geul Oeffelt

Maasvallei

- Venlo linker oever: In combinatie met de stedelijke herstructurering doen zich over een lengte van ca 8 km kansen voor. De keringen daar zijn of niet op hoogte of technisch afgekeurd. Hier ligt een opgave, vastgelegd in bestuursovereenkomsten (2010, 2011) respectievelijk het HWBP. Integratie daarbij van de gebiedsontwikkelingen zal waterstandverlaging met zich meebrengen (door dijkverleggingen). Voor de havenontwikkeling en kazerneterrein zijn binnen de gemeente al investeringsgelden vastgelegd. Door op korte termijn aan te sluiten op de transformatie van het

bedrijventerrein en verdere ontwikkelingen, kunnen middelen optimaal worden ingezet. - Maastricht Noord: Hier is grote winst te behalen in waterstanden, in combinatie met de

stedelijke ontwikkeling van Maastricht. Het betreft het tracé tussen de bruggen en Borgharen. De voornaamste maatregelen betreffen rivierbedverdieping vanaf de Noorderbrug, rivierbedverbreding (Franciscus Romanusweg) en draaikolk bovenstrooms stuw Linne.

- Dijkverleggingen systeemwerking Maasvallei. Het vervallen van het

overstroombaarheidsvereiste van de Limburgse keringen en het in status en functie gelijkschakelen van de Limburgse dijkringen, waarbij de daardoor optredende waterstandsverhoging geminimaliseerd wordt. Dit betekent voor een beperkt aantal dijkringgebieden dat dijkverleggingen aan de orde zullen zijn om doorstroombaarheid en berging te creëren. Deze dijkverleggingen vallen deels samen met de maatregelen die tot 2024 worden uitgevoerd om het vigerende beschermingsniveau te halen. Dit zorgt voor de urgentie (koppeling korte en lange termijn) en mogelijkheden voor kostenbesparing binnen en uitwisseling van maatregelen met het HWBP.