• No results found

4.2) Principes ondergrond

De Stedendriehoek kiest voor een duurzaam raamwerk van water, natuur, landschap en cultuurhistorie, als grondslag voor de ruimtelijke ontwikkeling. Basis hiervoor is de kaart van de groenblauwe structuur van de Stedendriehoek. Water en bodemkwaliteit spelen een centrale rol. De keuze om de ondergrond bepalend te laten zijn voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, hangt sterk samen met de noodzaak om te komen tot een duurzaam watersysteem.

Voor de regionale watersystemen geldt: toepassen van de kwantiteitstrits ‘vasthouden – bergen – afvoeren’ in combinatie met de eerder genoemde kwaliteitstrits: ‘schoon-houden - scheiden - zuiveren’ en het ‘stand-stillprincipe’. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is hiervoor het richtinggevend beleidskader. De wateropgaven die voort-vloeien uit de KRW, zijn op dit moment nog niet uitgekristalliseerd, maar zullen naar verwachting omvangrijk zijn. Zo moet bovenstrooms het water langer worden

vastgehouden, terwijl benedenstrooms het peilbeheer flexibeler moet zijn. In gebieden die van nature al vochtig zijn, zal dat laatste tot een zekere vernatting leiden. Verder moet uitstromend grondwater in de kwelgebieden worden vastgehouden, ook om verdere verdroging van hooggelegen gebieden tegen te gaan. De capaciteit van de bodem om water vast te houden moet in inzijggebieden – gebieden waar door de hoogte-ligging en bodemgesteldheid water wegzakt naar het grondwater - optimaal benut worden. Dit kan door beperking van verhard oppervlak, in combinatie met het apart verzamelen van het regenwater en dit in de bodem te infiltreren.

Voor het bovenregionale watersysteem van de IJssel is het van belang dat de veiligheid in de toekomst blijft gewaarborgd, door voldoende ruimte aan de IJssel te geven. Verder moet ook voorkomen worden dat de bodemgesteldheid wordt aangetast door nieuw grondgebruik of dat de geomorfologische structuren wijzigen.

Bestaande groen-blauwe structuur Stedendriehoek

Duurzaam waterbeheer levert een aantal randvoorwaarden op voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen:

· uiterwaarden, retentiegebieden en waardevolle stroomgebieden (HEN-wateren, beïnvloedingszones rondom natte natuur, drinkwaterbeschermingsgebieden) vrijwaren van bebouwing en intensieve gebruiksfuncties;

· gebieden met relatief schoon kwelwater vrijwaren van bebouwing en niet benutten voor waterwinning;

· gebieden voor regionale waterberging vrijwaren van verstedelijking en intensief agrarisch grondgebruik;

· inzijggebieden beschermen door slechts beperkt bebouwing toe te staan (water-neutraal bouwen);

· hanteren van strenge restricties voor intensief ruimtegebruik in potentieel te vernatten gebieden (regelen van ruimtelijke bescherming van natte en kwetsbare natuur en wateren);

· voorkomen van bebouwing in gebieden waar de bodemgesteldheid voorwaarden schept voor bijzondere natuurwaarden, dan wel waar zich belangrijke bodemschatten verbergen.

De maatregelen die moeten leiden tot een duurzaam watersysteem leveren ook kansen op. Bijvoorbeeld door vergroting van waterbergend vermogen samen te laten gaan met herstel van beken, sprengen en uiterwaarden. Of door waterretentie en flexibel water-beheer te combineren met nieuwe natuurontwikkeling en versterking van de land-schapstructuur.

De bovenstaande restricties en kansen vanuit de ondergrond zijn samengebracht in de zogenoemde ‘zeefkaart voor verstedelijking’. Vanwege de zeer directe samenhang zijn hierin ook restricties verwerkt die voortkomen uit de bescherming van natuur, land-schap en cultuurhistorie. Voor de visievorming zijn zo de randvoorwaarden, die vanuit de ondergrond (laag 1) aan verstedelijking (laag 3) gesteld kunnen worden, gedetailleerd in kaart gebracht. Het gaat vooral om randvoorwaarden voor grootschalige verstedelijking.

Voor extensieve of kleinschalige vormen van verstedelijking, bijvoorbeeld aan de dorpen, is maatwerk nodig.

Op basis van de specifieke condities van water, natuur en landschap, is een eigen subjectieve waardering gegeven aan de condities waaronder grootschalige verstede-lijking al dan niet kan plaatsvinden. Dit heeft geleid tot een zeefkaart die als een filter of zeef de harde restricties en condities zichtbaar maakt, die vanuit de ondergrond kunnen worden gesteld aan nieuwe opties voor verstedelijking. De zeefkaart kent hiervoor vijf categorieën:

· kwetsbare of waardevolle gebieden, waar vanuit een duurzaam watersysteem, zware restricties gelden voor nieuwe verstedelijking of intensieve gebruiksfuncties;

· kwetsbare of waardevolle gebieden waar, vanwege de bescherming van natuur-waarden, zware restricties gelden voor nieuwe verstedelijking;

· gebieden waar nieuwe verstedelijking beperkt mogelijk is, als het functioneren van het watersysteem er niet door wordt verstoord;

· gebieden waar nieuwe verstedelijking beperkt mogelijk is, als de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden zorgvuldig zijn ingepast;

· gebieden waar vanuit bodem, watersystemen, natuur, landschap en cultuurhistorie geen grote belemmeringen bestaan voor nieuwe verstedelijking.

De zeefkaart is samengesteld op basis van gedetailleerde GIS-informatie (geografisch informatiesysteem) over specifieke natuurgebieden, regionale watersystemen, bodemgesteldheid, geomorfologische structuur, ecologische hoofdstructuur, cultuur-historie en archeologie. Hieronder is een overzicht gegeven van alle thematische informatie die ten grondslag ligt aan de zeefkaart, waarin een onderscheid is gemaakt in fysieke gesteldheid en beleidsambities voor de ondergrond:

Water Natuur Cultuurhistorie

· Actuele natuur: nat en droog

· Veen/bodem

· Ruimte voor de rivier

· (P)EHS (incl. beïnvloedingsgebieden)

Openheid van het landschap is een specifiek thema dat niet via de zeefkaart kan worden belicht. Het gaat hier om het zichtbaar maken van de grootschalige, visueel open ruimten binnen de Stedendriehoek, die begrensd worden door allerlei vormen van (verspreide) bebouwing, boscomplexen, lanen, singels en bomenrijen. Dergelijke vormen van ‘massa’ in ruimtegebruik vormen vaak een belemmering voor doorgaande zichtlijnen in het landschap. Als aanvulling op de zeefkaart is tevens een analyse gemaakt van de mate van openheid binnen de Stedendriehoek (ruimte-massakaart) en zijn de belangrijkste grootschalige open landschapseenheden benoemd, als hulpmiddel voor zorgvuldige ruimtelijke afwegingen.

Tenslotte moet duidelijk zijn: de zeefkaart is geen doel op zich. De zeefkaart is opgesteld om vanuit de ondergrond keuzen voor verstedelijking overzichtelijk te kunnen sturen en te geleiden. De kaart laat concreet de plekken zien waar nieuwe stedelijke ontwikkelingen in principe wel of niet mogelijk zijn, al dan niet onder bepaalde condities. De kaart is zo een belangrijke grondslag voor het ruimtelijk structuurbeeld: het is het raamwerk voor de ruimtelijke vertaling van het regionaal programma voor wonen en werken. De zeefkaart weerspiegelt de gezamenlijke ambitie van de Stedendriehoek om een duurzaam ruimtelijk raamwerk te ontwikkelen, dat krachtig genoeg is om stedelijke ontwikkelingen in de toekomst goed te geleiden.

Principes voor de ontwikkeling van de ondergrond zijn:

· inzet op een duurzaam watersysteem: kwantiteit: vasthouden en bergen van water vóór afvoeren; kwaliteit: schoon houden – scheiden – schoon maken;

· stand-stillprincipe (KWR); geen achteruitgang ecologische en chemische kwaliteit grond- en oppervlaktewater;

· waterafvoer bovenstrooms vertragen en meer ruimte voor berging van opper-vlaktewater en peilbeheer, ook in de stedelijke gebieden (water in de stad);

· afvoer hoofdsysteem (IJssel) op orde brengen om veiligheid te kunnen garanderen in combinatie met ruimtelijke kwaliteit;

· behoud en herstel van waardevolle landschappen en kwetsbare watersystemen (beken, sprengen, weteringen en natte natuurgebieden);

· regionale grondwaterstromen herstellen en beschermen door verduurzaming van de waterwinning;

· voorkomen van aantasting van bodemgesteldheid en geomorfologische bodem-structuren.