• No results found

In de onderstaande kaders is een beschrijving gegeven van het Nieuw Gemengd Bedrijf en het Gezinsbedrijf Plus.

De ontwikkelingen en problemen van beide grootschalige bedrijven laten een opvallend vergelijkbaar patroon zien:

 Ondernemers van buitenaf willen een bedrijf vestigen in een LOG.

 De plannen roepen veel vragen op bij plaatselijke bestuurders, burgers, boeren en andere betrokkenen uit de omgeving.

 De plannen worden uiteindelijk goedgekeurd door de betrokken gemeentes met een zeer geringe meerderheid van stemmen.

 Boeren en omwonenden uit de omgeving protesteren tegen de plannen, waarna er onafhankelijk onderzoek wordt uitgevoerd in een poging de maatschappelijke zorgen weg te nemen.

 De onderzoeksresultaten verminderen de zorgen van plaatselijke bestuurders, maar helpen niet om de bezwaren weg te nemen van de meeste boeren en andere omwonenden.

 Ondanks protest en voortdurende bezwaren krijgen de ondernemers toch toestemming om een vergunningprocedure te starten voor de geplande bedrijven. In feite leggen de plaatselijke bestuurders ‘het probleem’ daarmee bij de ondernemers neer.

 Beide initiatieven zijn nog steeds niet volgens plan gerealiseerd (Gezinsbedrijf plus begon in Juli 2006 en Nieuw Gemengd Bedrijf in Juli 2007).11

In de twee kaders hieronder is een beschrijving gegeven van LOG Chijnsgoed en LOG Graspeel.

11 In juni 2011 hebben de initiatiefnemers van Het Nieuw Gemengd Bedrijf bericht gekregen dat hun plannen voldoen aan alle

milieucriteria. Daarmee is de weg vrij om de bouw te starten. Het Nieuw Gemengd Bedrijf kwam voort uit een initiatief van vier ondernemers in de agrarische sector, die besloten hun krachten innovatief te bundelen. Dit leidde tot de vestiging van twee nieuwe, grootschalige stallen in Grubbenvorst met 1,3 miljoen stuks pluimvee en 35000 vleesvarkens. Bij het pluimveebedrijf zou ook een eigen pluimveeslachterij worden gebouwd. Mest en slachtafval zouden worden verwerkt in een gemeenschappelijke biovergister voor bio-energie waarvan de geproduceerde warmte ten goede zou komen aan de nabijgelegen tuinbouwkassen. De initiatiefnemers, die niet uit de regio zelf afkomstig waren, werkten samen met kennisinstellingen. Hun project werd mede gesubsidieerd door onder andere het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Transforum. De plannen stuitten echter op veel maatschappelijke weerstand. Men werd geconfronteerd met tegenargumenten die betrekking hadden op landschapsvervuiling, fijn stof en stank en zorgen om de volksgezondheid (Altvorst et al., 2010; Van Someren en Nijhof, 2010; Termeer et al., 2009). Ook kreeg men te maken met negatieve berichtgeving. Het provinciaal dagblad ‘De Limburger’ kopte bijvoorbeeld: ‘Grubbenvorst wacht pufjes en allergieën’. Het verzet bundelde zich in een burgerinitiatief dat een petitie met handtekeningen aanbood aan de tweede kamer.

Bij het Gezinsbedrijf plus ging het om de nieuwe vestiging van zes varkenshouderijbedrijven met in totaal 20.000 varkens. Daarnaast zou een zevende bedrijf worden opgericht voor mestverwerking. Het project begon met de aankoop van 40 hectare grond door de organisatie ‘gezinsbedrijf plus’ in de gemeente Markelo. Het was een initiatief van LTO-Noord en het veevoerbedrijf ForFarmers. Ondernemers die geïnteresseerd waren, konden zich aansluiten bij het initiatief. Deze ondernemers kwamen niet uit het gebied zelf. Net als bij het Nieuw Gemengd Bedrijf stuitten de plannen op veel maatschappelijke weerstand die uiteindelijk leidde tot een burgerinitiatief en een handtekeningenpetitie voor de Tweede Kamer. Bezwaren gingen voornamelijk over beleving in verband met de massaliteit, landschappelijke inpasbaarheid, transportbewegingen, stank, gevaar voor dierziekten, oneerlijke concurrentie voor ander varkenshouders in het gebied en het feit dat door dit grootschalige bedrijf minder grond beschikbaar zou komen voor de omliggende bedrijven uit de regio.

Van Schaik (2008) interviewde diverse betrokkenen in de beide LOG’s. Aanvullend voerde zij ook nog vraaggesprekken met stedelingen (bewoners van Den Bosch). Zo ging zij na in hoeverre de houdingen van burgers die niet direct met schaalvergrotingsprocessen te maken hebben, zouden verschillen met die van omwonenden. Op basis van deze gesprekken komt Van Schaik (2008) tot de volgende conclusies:

 De percepties die burgers hebben van schaalvergroting in de intensieve veehouderij zijn overwegend negatief; de voorstanders zijn in de minderheid.

 Voor tegenstanders zijn diverse waarden en aspecten in het geding: dierenwelzijn, diertransport, mens-dier relatie, landschappelijke kwaliteit en volksgezondheid. Ze baseerden zich op overtuigingen dat je respectvol met dieren hoort om te gaan, huisvestingsomstandigheden tegemoet moeten komen aan de natuurlijke behoeften van dieren, het buitengebied open hoort te blijven en het houden van zoveel dieren bij elkaar niet goed is om de verspreiding van dierziekten tegen te gaan.

 Bij omwonenden van de LOG’s is geen sprake van het Not In My BackYard- verschijnsel, maar van het Not In Any BackYard-verschijnsel.

 Niet de afstand van de woonomgeving tot het LOG, maar de binding met het boerenleven is bepalend voor de mening over schaalvergroting. Respondenten die een binding hadden met het platteland, omdat ze zelf vee hadden (gehad) of omdat een kennis of familielid vee had, stonden doorgaans positiever tegenover schaalvergroting dan respondenten die geen binding hadden met het platteland. In dit opzicht maakt het niet echt uit of mensen in een stad of in een dorp wonen.

Zowel voor Chijnsgoed als Graspeel constateert Van Schaik dat burgers zich voelden overgeslagen in het participatieve proces van het reconstructiebeleid. Veel omwonenden vonden dat ze te laat werden geïnformeerd, namelijk pas op het moment dat de plannen al gemaakt waren. Inspraakavonden die werden georganiseerd om mensen te horen, hadden eerder een averechts effect. Aanwezige burgers voelden zich niet serieus genomen, wat hun ergernis vergrootte en hen extra motiveerde om met bezwaren te komen.

Graspeel is een landbouwontwikkelings-gebied van ruim

300 ha in Noord Brabant en ligt tussen Langenboom en Zeeland. Het merendeel van de grond is in gebruik bij veehouderijbedrijven en bestaat voornamelijk uit grasland. In het gebied zijn verschillende, relatief kleine melkveehouderijbedrijven en intensieve veehouderijen. In totaal biedt het landbouwontwikkelingsgebied ruimte voor 22 locaties voor intensieve veehouderij. In vergelijking met Chijnsgoed waren burgers hier nauwelijks georganiseerd en ook veel minder goed op de hoogte van de mogelijke gevolgen van de schaalvergrotingsplannen. Maar dit veranderde toen burgers in een later stadium begrepen dat ze in een LOG kwamen te wonen waarin de geurnormen vele malen soepeler waren dat in woonkernen en verwevingsgebieden.

Chijnsgoed is een relatief klein landbouwontwikkelingsgebied van 130 ha in Noord Brabant gelegen tussen Sterksel en Heerde. De grond is hoofdzakelijk in gebruik als grasland en deels maïsland. De intensieve veehouderij is beperkt van omvang. In het landbouwontwikkelingsgebied is ruimte voor twee volwaardige nieuwe vestigingen, twee beperkte nieuwe vestigingen van een intensieve veehouderij (nieuw bouwblok) en één omschakeling van een burgerwoning naar intensieve veehouderij. Hiertegen kwamen burgers echter in opstand. Ze bleken zich goed georganiseerd te hebben en waren goed op de hoogte van alle aspecten rondom grootschalige veehouderij en de mogelijke gevolgen.