• No results found

Praktijkcijfers versus gegevens van onderzoek

5 Resultaten van bewerking van grote deelverzamelingen

5.4 Praktijkcijfers versus gegevens van onderzoek

De data van onderzoek en praktijk gelden voor het veldgewas tenzij anders wordt aangegeven. Bij de opbrengstbepalingen zijn netto opbrengsten exclusief wend- of kopakkers, greppels, sloten etc. De data van deze rapportage zijn afkomstig van

gegevens van onderzoek op veldproeven, van het Bedrijfssystemenonderzoek en van het aanvullend onderzoek in 2006 en 2007 bij gewassen met onvoldoende gegevens. .Data uit de praktijk zijn schaars aanwezig en daardoor is het niet mogelijk om een kwantificering van een mogelijk verschil in orde van grootte tussen fosfaatafvoercijfers in de praktijk versus die van onderzoek uit te voeren.

Tabel 18. Mogelijke oorzaken voor systematische afwijkingen in fosfaatafvoercijfers van praktijkpercelen en onderzoekspercelen.

Afwijking door Oorzaak

Perceel heterogener door: Heterogene bodem

Wendakker, kopeind

Slootkant Bomenrij Ontwatering

Akkerrand agrarisch natuurbeheer

Teeltvrije zone

Kavelpad

Tred (veepaden)

Verschillen in voorgeschiedenis (samenvoegen percelen)

Opbrengst lager door: Lager beteeld oppervlak (bruto, netto)

Jaaropbrengst bij beweiding x aantal sneden

Uitgangsmateriaal plantgoed, zaad

Ras, cultivar

Oogsttechniek Tijdstip van oogst

Tijdstip van opbrengstbepaling

Afwijkende gewasverzorging

Spuitsporen

Declaratie opbrengst

Marktbaar product

Gewasresten (lot van)

Tarra Afvoer van wortelkluit

Fosforgehalte afwijkend (zowel lager als hoger) door: Beweiding (mestflatten)

Uitgangsmateriaal plantgoed, zaad

Ras, cultivar

Oogsttechniek (scheiding kaf, hoogte koppen biet...) Tijdstip van oogst

Tijdstip van opbrengstbepaling

Afwijkende gewasverzorging

Spuitsporen

Dit onderzoek geeft geen uitsluitsel of de fosfaatafvoer van onderzoeksgegevens verschilt van praktijkgegevens. Het uitsluiten van wend- en kopakkers, greppels en sloten leidt tot een hogere fosfaatafvoer in vergelijking tot de praktijk waar deze vormen van landgebruik wel tot het oppervlak van het landbouwperceel worden toegerekend. Het percentage land, dat niet effectief gebruikt wordt voor een teelt, verschilt per sector en per teelt. KWIN gegevens geven waarden voor aandeel land dat niet effectief wordt gebruikt bij een teelt varieert per gewas en sector. De KWIN gegevens berusten op expert judgement. Dit rapport verwijst naar de KWIN cijfers voor de percentages. Onderzoek met proefvelden vindt plaats op homogene landbouwpercelen. Ook dit is een factor die bedraagt tot een hogere fosfaatafvoer dan in praktijksituaties waar heterogeniteit van de bodem een rol kan spelen. De verwachting is dat de fosfaatafvoercijfers in de praktijk lager zullen zijn dan die welke gerealiseerd worden onder optimale omstandigheden van veldproeven of bedrijfssystemenonderzoek. In tabel 18 worden oorzaken benoemd waarom een dergelijk systematische afwijking zal kunnen voorkomen. Er kunnen in de praktijk ook systematisch hogere afvoercijfers voorkomen indien rassen gebruikt worden die meer fosfaat opnemen.

De gerapporteerde fosfaatafvoercijfers hebben betrekking op netto beteeld oppervlak. In de praktijk heeft men echter te maken met bruto oppervlak omdat spuitsporen, wendakkers etc. meegerekend worden bij het vaststellen van de opbrengst. Bij akkerbouwgewassen is het onderscheid tussen netto en bruto doorgaans marginaal. Anders is het bij groentegewassen, bloembollen en boomkwekerijgewassen (inclusief vaste planten en buitenbloemen). In situaties van vollegrondsgroenteteelt met een ruime kopakker en met spuitsporen of met extra ruimte om vliesdoek terug te slaan wordt veelal opgemerkt dat het grondbenuttingspercentage 90 of 95% is. Het varieert van geen opmerking over een grondbenuttingspercentage tot een waarde van 80%. De waarde van 80% geldt voor teelten waar vervroeging met plastic een rol speelt. Bij bloembollen en bij boomkwekerijgewassen (inclusief vaste planten en buitenbloemen) hebben de gegevens betrekking op het beplante deel van het perceel. Door de teelt van bloembollen in bedden is 10 à 12% van het perceel onbeplant (randen, wendakkers). Dit percentage kan verschilt echter per gewas en bedrijf. De teelt van boomkwekerijgewassen kent een dusdanig grote variatie dat het niet past om een generieke norm voor het beteeld oppervlakte te geven. Het aandeel beplant/onbeplant varieert per gewas en teelt. Informatie over die variatie wordt gegeven in de Kwantitatieve informatie (KWIN) van bloembollen en bolbloementeelt en Kwantitatieve informatie Boomkwekerij 2006 (KWIN 2005, 2006a, 2006b, 2008, Van der Wekken en Schreuder, 2006). Toepassing van deze informatie zal leiden tot een lagere waarde voor de feitelijke fosfaatafvoer in kg/ha. Bij beoordeling van praktijkopbrengsten maakt het uit of dit een opbrengst betreft van vers geoogst product (af land) of een opbrengst vanuit bewaring. In de database gaat het vermoedelijk steeds om de opbrengst van vers geoogst product. Informatie over de consequenties van bewaring van het product op het fosfaatafvoercijfer is niet expliciet aanwezig in de aangelegde databestanden. Effecten van bewaarverliezen zijn verstrengeld aanwezig in de verschillende bronnen en die verstrengeling kan niet

ongedaan gemaakt worden. In het algemeen kan het volgende hierover worden opgemerkt. In KWIN wordt bij aardappel de kanttekening gemaakt dat het praktijkopbrengstniveau betrekking heeft op bewaring tot half januari en er 3% bewaarverlies is ingerekend. Bij pootaardappel is in KWIN 6% bewaarverlies ingerekend. De opbrengst van doperwt en tuinboon is in KWIN weergegeven bij Tm120. Bij zaaiui geldt het fosfaatafvoercijfer voor het opbrengstniveau bij bewaring tot eind januari en dan met een correctie van 8% voor indroogverlies en van 4% voor uitval. (KWIN 2006a)

De data van bloembollen hebben verder betrekking op de afvoer met de bol bij de eindoogst. Er is geen correctie uitgevoerd voor de aanvoer van fosfaat op het perceel met het plantgoed. KWIN 2006b geeft mogelijkheden voor correcties. Vaak komt het plantgoed van het eigenbedrijf, maar de praktijk kent hier vele uitvoeringen. De fosfaataanvoer met plantgoed kan afgeleid worden uit de cijfers die in dit rapport worden gegeven. Toepassing van dergelijke fosfaataanvoercijfers leidt tot netto lagere fosfaatafvoercijfers bij de bloembollen.

Het gewas en de teelt op eigen of gehuurd land hebben hierbij een grote invloed op de doorwerking naar de bedrijfsbalans. De uitwerking van dergelijke fosfaatbalansen voor systemen met gehuurd en eigenland valt buiten het bereik van dit rapport. Op basis van bovenstaande toelichting wordt geconcludeerd dat de fosfaatafvoer- cijfers van dit rapport een verantwoorde schatting geven van de fosfaatafvoercijfers in de praktijk op homogene percelen en bij goed gemanagede teelten en waarbij kop- of wendakkers nauwelijks/niet bijdragen aan het areaal van het landbouwpercelen. In geval van heterogeniteit van de bodem van een landbouwperceel en substantiële ineffectief landgebruik overschatten de fosfaatafvoercijfers van dit rapport de afvoer van die praktijkpercelen. Nieuwe rassen kunnen leiden tot hogere fosfaatafvoercijfers in de praktijk.