• No results found

We praatten over de wedstrijden van gisteren. Ze lag languit op een luie stoel en keek dromerig over het verlaten achtererf, dat scheI en slaperig makend lag te stoven

In document Vincent Mahieu, Verzameld werk · dbnl (pagina 192-195)

in de toch al hete voormiddagzon. De ring stond daar als een schavot. Schavot?! Ik

draaide de rotan stoel een kwartslag om niet naar buiten te hoeven kijken. Maar naar

Rosa. We spraken beradend, zij onder al haar nonchalance op haar hoede. Ik deed

stuntelig en ik wist het en was er kwaad om. Ik geloof dat ze me juist mocht omdat

ik zo stuntelig was. Ik geloof dat er iets ging groeien.

Er kwam opeens een sloffende stap door de gang. De tochtdeuren sprongen open

en daar stond Little Nono, onverschillig en verstrooid als altijd, de hoed achter op

zijn hoofd als altijd. ‘Hai Mah Yioe! You here?’ Verbaasd. Zijn rimpelig

mandarijnengezichtje

bleef in dezelfde plooi, maar er zat opeens ook iets waakzaams in. En hards. ‘Hai

Rosa! Hai!’ Little Nono kwam sloom naderbij, liet zich in een andere rotan stoel

vallen, trok een been over de leuning en keek naar de zolder. We voelden ons alle

drie ongemakkelijk. Waarom? Waarom althans Little Nono? ‘You come for a workout,

Mah Yioe?’ Ja, eigenlijk wel, maar na gisteren... Stom dat ik daar niet aan gedacht

had.

O, maar Little Nono had gisteren toch niet gebokst. No money, honey, dus nou

ook niet uit. We konden best een paar rondjes sparren. Alles beter dan niks doen en

kletsen. Straks als je moe was, wat anders. Kom maar. Hij gooide z'n hoed af en trok

zijn jas uit, wandelde zijn das lostrekkend naar de put om zich verder te verkleden.

Ik volgde onwillig en geërgerd. Ook was ik doodgewoon bang. Ik had nog nooit met

Little Nono gespard, omdat hij zo knap was, maar vooral omdat hij een southpaw

was. Ah, altijd die vrees voor het onbekende weer bij beschavingsmensjes. Ik vloekte

tussen mijn tanden en ontkleedde me met driftige rukken. Ik keek naar Little Nono,

hij stond geheel naakt bij de put. In de brandende zon, zorgvuldig zijn bandages

wikkelend. Zijn toewijding voor zelfs zo'n futiel werkje voor zo'n futiel spar-partijtje

trof me weer. Het kalmeerde me. Ook mijn voorbereidingen werden rustig, efficient.

After all was de techniek van bevechten van een southpaw bekend genoeg. Draai

altijd naar links; sla rechts. Logisch. En zó gemakkelijk!

Ik kreeg echt trek de theorie toe te passen in de praktijk. Ik floot zacht sissend

tussen mijn tanden een deuntje. We hielpen elkaar met de handschoenen. Het waren

nog haast nieuwe Benlee's (van de korte partijen van gisteren), het leer rook lekker,

het voelde fluwelig aan op de wangen. Als je met de gebalde vuisten in de handpalmen

sloeg, voelde je je biceps springen, en de spierkussens in schouders en rug kaatsen

van energie. Good. ‘You time, Rosa? Get the watch.’ Ze bond de veters dicht. Ze

haalde de stopwatch. We werkten ons eerst nog wat los. Nono met skippen. Ik hoorde

het springtouw zingen, tegelijkertijd als een metronoom tikkend op het canvas, de

zachte roffel van de dansende voeten. Ik oefende me in tempo-slaan op de peerbal.

Ergernis en gespannenheid waren weg. We waren gewoon twee trainende jongens

Rosa kwam met een rotan stoel naar buiten en ging knus onder de manggaboom

zitten, de knieën opgetrokken. ‘In the ring, you boys, and pick your corner ‘ Ze

fixeerde het horloge met de aandacht van een kind. Wat zou ze toch denken? Ze hield

haar hoofd

scheef, met de nagel van de middelvinger licht haar kruin krabbend, scheef kijkend

op de stopwatch. Opeens riep ze: ‘Time... (helpers weg)... go!’ Ik liep met gebogen

schouders op hem toe, vastbesloten hem mijn techniek op te leggen, zó snel en

overweldigend dat hij met zijn southpawschap in het defensief in de minderheid

moest zijn. Maar Nono kwam me ontwapenend glimlachend tegemoet, zijn hand

uitgestoken voor de boksersgroet met de lichte vuistaanraking. Ik corrigeerde me

verward, tikte aan en wachtte na het draaien beleefd en vriendelijk. Dat kostte me

het gevecht.

Want toen zag ik opeens weer de absurd incongruente schijf van zijn andersom

staand lichaam, de rechterhand voor in plaats van de linker. Ik was de afstand kwijt,

dacht erover hoe ik in moest komen en werd verrast met een prachtige rechtse dubbel

op kop en ribben, gevolgd door een keihard inkomende dubbel links op ribben en

kop. Daarna deed Little Nono met me wat hij wou. Tevergeefs trachtte ik in de

komende ronden mezelf terug te vinden.

Want niets klopte: Little Nono's southpawschap onbekend en onbevechtbaar

-zijn nochtans vertrouwde lesgeven-stem: ‘Parry-cross-hook!’ ‘In-hook!’ ‘Side-cross!!’

‘Catch-drive-one-two!!’ en dan sloeg ik op verbijsterende wijze mis, stortte me in

counters als autobotsingen en liet mijn hoofd links en rechts beuken als een roestig

dakraam in een storm. Ja, ja, dat beuken van mijn hoofd, terwijl Little Nono wist dat

ik dáár alles hebben kon. Zijn onbegrijpelijke negering van mijn ongedekte lichaam.

Pas later begreep ik dat hij me toen voerde. Dat hij er alleen maar op uit was om me

een onvergetelijke tuchtiging te geven. Dat deed hij. Maar toen voelde ik instinctief

alleen maar ergens valsheid en ik werd zelf valser en valser. Technisch was het geen

boksen meer. Ik kon hem alleen maar achtervolgen als een domme stier een dansende

matador. In koppig en krampachtig nadenken: ‘Waar is de opening? Waar is de

opening?’ De dansende voeten op de woelende octopus van de slagschaduw, de

rauwe snijdende adem, het murw wordende vlees, de lood wordende spieren, de

scherpe geur van zweet en leer en bloed en ergens het absurde: ‘Ik lust het tóch, ik

lust het tóch!’ Haing! Wham! Djoek! Wing! Wham!!

Het denken - het gecompliceerde denken - stierf langzaam. Het primitieve denken

werd korter, solider, doordringender, sterker. Ik hield het vast in de onmogelijkste

barrages, de verdovendste slagen. Ik hield het vast in de veel te korte rustpauzen als

ik in mijn hoek stond met de rug naar de ring, het hoofd rustend op de

paal, kijkend langs het geïntensiveerd perspectief van de touwen, dun snot blazend

In document Vincent Mahieu, Verzameld werk · dbnl (pagina 192-195)