• No results found

Potentieel op kennisvermeerdering

1.4 Besluit

1.4.1 Potentieel op kennisvermeerdering

De ligging van het onderzoeksterrein aangrenzend aan de middeleeuwse en post-middeleeuwse stadsomwalling en op de locatie van de vermoedelijke eerste ligging van Hasselt maakt haar extra gevoelig voor het aantreffen van archeologische waarden. Gezien de diepe uitgraving voor de aanleg van de nieuwe kade is er een reële kans dat bij de graafwerken de archeologische sporen aangesneden worden. Het documenteren van de archeologische sporen in dit kader bieden een duidelijke kennisvermeerdering inzake de ontstaansgeschiedenis van Hasselt. Het is van belang vast te stellen of er daadwerkelijk bewoningssporen ter hoogte van het plangebied liggen. Dit kan enkel door het uitvoeren van een bodemonderzoek.

De beschikbare overige methoden binnen een vooronderzoek zonder ingreep in de bodem, te weten geofysisch onderzoek, veldkartering en landschappelijk bodemonderzoek, kunnen in dit dossier op zichzelf staand niet leiden tot een voldoende gefundeerde uitspraak of in het terrein nog behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Bijgevolg BAAC adviseert een vooronderzoek met ingreep in de bodem binnen het onderzoeksgebied te Hasselt Kempische kaai. De aangeleverde gegevens hebben voldoende informatie gegeven om te beargumenteren dat er archeologische sporen kunnen verwacht worden voor het onderzoeksgebied.

De beschikbare overige methoden binnen een vooronderzoek zonder ingreep in de bodem, te weten geofysisch onderzoek, veldkartering en landschappelijk bodemonderzoek, kunnen in dit dossier op zichzelf staand niet leiden tot een voldoende gefundeerde uitspraak of op het terrein nog behoudens waardige archeologische resten aanwezig zijn. Geofysisch onderzoek spoort anomalieën in de bodem op. De discipline is geleend van de geologie en baseert zich op het feit dat nederzetting en bodemverwerking in het verleden de eigenschappen van de bodem op die plaats wijzigen. De wijziging kan bestaan uit een wijziging van materiaal, korrelgrootte, vochtgehalte en toevoegingen. De verschillende geofysische methoden detecteren het verschil tussen de gewijzigde en niet gewijzigde bodem, maar zijn afhankelijk van de fysische eigenschappen, de diepte en grootte van het te detecteren spoor. De meest gebruikte methoden zijn magnetometrie, resistiviteitsmetingen en elektromagnetisme (grondradar). Resistiviteit van de bodem meet in hoofdzaak fundamenten, muren en greppels en is sterk afhankelijk van het vochtgehalte. Een hoog vochtgehalte geeft een lage weerstand en omgekeerd. Magnetometrie meet de variatie van het magnetisch veld van een lokale bodem ten opzichte van het aardmagnetisch veld. Het is toepasbaar bij greppels, ovens, baksteen en ploegvoren (ridge and furrow). Het is minder toepasbaar voor paalkuilen of graven, omdat deze vaak met hetzelfde materiaal werden gevuld als waarmee ze eerst werden gegraven. Grondradar (GPR) en metaaldetectie behoren beide tot de categorie van elektromagnetische methoden. De grondradar meet de snelheid waarmee een elektromagnetische golf (tussen 80MHz en 1GHz) in de bodem wordt verstuurd en de reflectie ervan met een antenne weer ontvangt. Verschillen in de bodem reflecteren/refracteren op een andere manier ten opzichte van de achtergrond en worden op die manier gedetecteerd. Hogere frequenties geven meer detail, maar reiken minder diep en omgekeerd.

De grondradar werkt in zeer droge omstandigheden, detecteert onder bestrating en geeft informatie over diepte en de dikte van bodemlagen. Deze methode werkt minder goed in natte bodem en in het bijzonder in klei. Gezien het feit dat de terreinen tot op heden nog bebouwd zijn en verder onderzoek pas kan plaatsvinden na de sloopwerkzaamheden, kan slechts een beperkt deel van het terrein onderzocht worden. Vergravingen en verhardingen aan het oppervlak kunnen de resultaten van een geofysisch onderzoek – indien ze al iets opleveren – lastig te interpreteren maken en een definitieve interpretatie van de gegevens die door een dergelijk onderzoek kunnen worden gegenereerd is sterk afhankelijk van een ondersteunende ingreep in de bodem.

Een veldkartering kan enkel een indicatie aangeven uit welke perioden vondsten in de bouwvoor aanwezig zijn. De kans is aanwezig dat deze grond (deels) is aangevoerd, bijvoorbeeld voor bemesting van het terrein. Anderzijds kan het ontbreken van vondsten niet direct worden geïnterpreteerd als het

BAAC Vlaanderen Rapport 573 afwezig zijn van archeologische waarden: indien de bodem juist intact is, zijn aan het oppervlak geen materialen te vinden. Gezien het hier over een tot op heden grotendeels verhard perceel gaat, s veldkartering niet zinvol.

Net door de stedelijke context is een landschappelijk bodemonderzoek in de vorm van boringen om de gaafheid van het bodemprofiel te bepalen eerder overbodig. Een landschappelijk bodemonderzoek kan deel uitmaken van het hieronder voorgestelde proefsleuvenonderzoek. Tijdens het sleuvenonderzoek kunnen profielen geregistreerd worden die de bestudering van de bodemopbouw gemakkelijker toelaten dan de beperkts omvang van boorkernen.

Een vooronderzoek met ingreep in de bodem in de vorm van sleuvenonderzoek lijkt de meest ideale onderzoeksmethode met betrekking op de kenniswinst en de haalbaarheid binnen het onderzoeksgebied. Tijdens dergelijk onderzoek is het van belang dat slechts een beperkt deel van het onderzocht wordt. Archeologische sporen worden tijdens een sleuvenonderzoek immers niet volledig onderzocht. Om de kans op de beschadiging van het archeologisch ensemble te beperken, wordt een dekkingsgraad van 10% – 15% vooropgesteld. Dankzij dergelijke proefsleuven zal tegen een aanvaardbare kost snel een inschatting kunnen gemaakt worden over de bewaringstoestand van het archeologisch ensemble.

Wanneer een bureauonderzoek geen uitsluitsel kan geven over de aard, ruimtelijke spreiding en bewaringstoestand van mogelijke archeologische sporen binnen een terrein, is een proefsleuven- of proefputtenonderzoek vaak de meest efficiënte methode hierover zekerheid te krijgen. Een proefsleuvenonderzoek wordt toegepast op terreinen met een middelhoge tot zeer hoge en bijzondere archeologische verwachting. In regel is de kans op archeologische sporen op deze terreinen niet uit te sluiten tot zeer waarschijnlijk, maar steeds onzeker. Verder is de aard, ruimtelijke spreiding en bewaringstoestand van deze sporen onbekend. Een proefsleuvenonderzoek kan deze onzekerheden opheffen. Daarnaast kan het sleuvenonderzoek ook een gedetailleerd inzicht geven in de bodemopbouw van het terrein. Deze informatie is essentieel in een paleolandschappelijke reconstructie van het terrein.

Van proefsleuven wordt in de regel de volledige stratigrafische sequentie onderzocht. De diepte van de proefsleuf omvat alle aanwezige sporen, voor zover dit relevant is voor de vraagstellingen van het onderzoek. Een belangrijk voordeel van deze methode is de beperkte impact van dit onderzoek op het bodemarchief tegenover een erg hoge betrouwbaarheid van de resultaten.

BAAC Vlaanderen Rapport 573 Figuur 22: beslissingsboom voor verder archeologisch vooronderzoek.39

39 (AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED 2016a, fig.3).

BAAC Vlaanderen Rapport 573

2 Samenvatting

Naar aanleiding van een stedenbouwkundige vergunningsaanvraag heeft BAAC Vlaanderen bvba een archeologienota opgesteld. Op het terrein zal door de opdrachtgever een vernieuwing van de kade gerealiseerd worden. Dit gaat gepaard met graafwerken waardoor het bodemarchief zal verstoord worden.

Het doel van de archeologienota was het inschatten van het archeologisch potentieel van het plangebied en het opstellen van een programma van maatregelen voor een (eventueel) vervolgonderzoek. Gebaseerd op de resultaten van het uitgevoerde bureauonderzoek is de noodzaak voor verder archeologisch onderzoek op het terrein bevestigd.

Voor het bureauonderzoek werd gebruik gemaakt van zo veel mogelijk beschikbare bodemkaarten, geologische kaarten, historische kaarten en archeologische gegevens. Bovendien werden de plannen van de opdrachtgever geplot op de bestaande situatie. Op deze manier kon een inschatting worden gemaakt van het onderzoekspotentieel van het plangebied en aan de hand van bodem- en aardkundige, cartografische, historische en archeologische gegevens kon een specifieke verwachting ten aangaan van de archeologische waarden op het terrein worden vastgesteld.

Het bureauonderzoek toonde aan dat het plangebied waardevolle archeologische resten kan bevatten, omdat het gelokaliseerd is ter hoogte van de vermoedelijke oorsprong van Hasselt, langs de Hellebeek.

De vermoede afwezigheid van diepe verstoring door de jaren heen op die plaats verhoogd de potentie van het plangebied.

BAAC Vlaanderen Rapport 573

3 Lijst met figuren

Figuur 1: Plangebied op topografische kaart ... 2

Figuur 2: Plangebied op kadasterkaart (GRB) ... 3

Figuur 3: Plangebied met weergave van toekomstige inplanting op orthofoto ... 6

Figuur 4: Doorsnedes van de toekomstige inplanting ... 12

Figuur 5: Plangebied op Digitaal Hoogtemodel van Vlaanderen (ingezoomd) ... 16

Figuur 6: Plangebied op het Digitaal Hoogtemodel van Vlaanderen met aanduiding hydrografie (DHM) ... 17

Figuur 7: Hoogteverloop terrein ... 18

Figuur 8: Plangebied op de tertiairgeologische kaart ... 20

Figuur 9: Plangebied op de quartairgeologische kaart 1:200.000 ... 22

Figuur 10: Kenmerken van de quartairgeologische kaart betreffende het plangebied ... 22

Figuur 11: Plangebied op de quartairgeologische kaart 1:50.000 ... 23

Figuur 12: Plangebied op de bodemkaart van Vlaanderen ... 24

Figuur 13: Voorbeeld van een stadsomwalling met aanduiding van de verschillende termen ... 27

Figuur 14: Voorbeeld van een gebastioneerd front ... 28

Figuur 15: Kaart van de versterkingen van Hasselt (1675)... 29

Figuur 16: Plangebied op de Villaretkaart ... 30

Figuur 17: Plangebied op de Ferrariskaart ... 33

Figuur 18: Plangebied op de Vandermaelenkaart ... 34

Figuur 19: Plangebied op de Atlas der Buurtwegen ... 35

Figuur 20: Plangebied en omgeving op de CAI-kaart ... 37

Figuur 21: Synthesekaart met aanduiding CAI-polygonen en hydrografie ... 39

Figuur 22: beslissingsboom voor verder archeologisch vooronderzoek. ... 42

4 Lijst met tabellen

Tabel 1: Archeologische waarden in de CAI in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. ... 36

BAAC Vlaanderen Rapport 573

5 Plannenlijst

Plannenlijst Hasselt Kempische Kaai Projectcode bureauonderzoek 2017D123

Plannummer Figuur 1

Type plan Topografische kaart

Onderwerp plan Plangebied op topografische kaart.

Aanmaakschaal 1:10.000

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 5/07/2017 (raadpleging)

Plannummer Figuur 2

Type plan Kadasterkaart

Onderwerp plan Plangebied op het GRB (kadasterkaart)

Aanmaakschaal 1:250

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 5/07/2017 (raadpleging)

Plannummer Figuur 3

Type plan Orthofoto

Onderwerp plan Plangebied en toekomstige inplanting op

orthofoto

Onderwerp plan Plangebied op DHM Vlaanderen

Aanmaakschaal Onbekend

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 5/07/2017 (raadpleging)

Plannummer Figuur 6

Type plan Digitaal Hoogtemodel

Onderwerp plan Plangebied en omgeving op DHM Vlaanderen

Aanmaakschaal Onbekend

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 5/07/2017 (raadpleging)

Plannummer Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.

Type plan Kadasterkaart

Onderwerp plan Plangebied op DHM met hoogteprofiellocaties

Aanmaakschaal 1:250

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 5/07/2017 (raadpleging)

Plannummer Figuur 8

Type plan Geologische kaart

Onderwerp plan Plangebied op tertiairgeologische kaart

Aanmaakschaal 1:50.000

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 5/07/2017 (raadpleging)

Plannummer Figuur 9

BAAC Vlaanderen Rapport 573

Type plan Geologische kaart

Onderwerp plan Plangebied op quartairgeologische kaart

Aanmaakschaal 1:200.000

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 5/07/2017 (raadpleging)

Plannummer Figuur 11

Type plan Geologische kaart

Onderwerp plan Plangebied op quartairgeologische kaart

Aanmaakschaal 1:50.000

Onderwerp plan Topografische kaart van de Oostenrijkse

Nederlanden, opgeteld door Joseph de Ferraris

Onderwerp plan Topografische kaart, opgesteld door Philippe

Vandermaelen

BAAC Vlaanderen Rapport 573

Aanmaakwijze Analoog

Aanmaakdatum 1745-1748

Datum 5/07/2017 (raadpleging)

Plannummer Figuur 20

Type plan Centraal Archeologische Inventaris

Onderwerp plan Plangebied op CAI-kaart

Aanmaakschaal 1:1

Aanmaakwijze Digitaal

Aanmaakperiode 2001-2016

Datum 5/07/2017 (raadpleging)

Plannummer Figuur 21

Type plan Synthesekaart

Onderwerp plan Plangebied op DHM Vlaanderen met aanduiding

CAI en hydrografie

Aanmaakschaal Onbekend

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 5/07/2017 (raadpleging)

BAAC Vlaanderen Rapport 573

6 Bibliografie

AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED, 2016a. Code van goede praktijk voor de uitvoering van en rapportering over archeologisch vooronderzoek en archeologische opgravingen en het gebruik van metaaldetectoren (versie 2.0), Brussel.

AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED, 2016b. Geoportaal GGA. Available at:

https://geo.onroerenderfgoed.be.

AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED, 2017. Hasselt. Available at:

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/120926.

AGIV, 2016a. AGENSTSCHAP GEOGRAFIE INFORMATIE VLAANDEREN: Topografische Kaart NGI 1:10000 raster, klassieke reeks. Available at: http://www.geopunt.be.

AGIV, 2016b. AGENTSCHAP GEOGRAFIE INFORMATIE VLAANDEREN: Orthofotomozaïek, middenschalig, winteropnamen, kleur, meest recent, Vlaanderen. Available at:

http://www.geopunt.be.

AGIV, 2016c. AGENTSCHAP GEOGRAFIE INFORTMATIE VLAANDEREN: Digitaal Hoogte Model.

AGIV, 2016d. AGENTSCHAP GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN: Bodemerosiekaart. Available at: http://www.geopunt.be.

AGIV, 2016e. VLAANDEREN AGENTSCHAP GEOGRAFISCHE INFORMATIE: Grootschalig Referentiebestand (GRB).

BAEYENS, L., 1977. Bodemkaart van België. Verklarende tekst bij het kaartblad Houthalen 62E, Gent:

Centrum voor bodemkartering.

BEYAERT, M. e.a., 2006. België in kaart. De evolutie van het landschap in drie eeuwen cartografie, Brussel: Uitgeverij Lannoo.

Bibliotheque nationale de France & Gallica, Plan de la ville de Hasselt. Available at:

http://gallica.bnf.fr/ark:/12148/btv1b53100298j.r=hasselt?rk=42918;4.

CAI, 2016. Centraal Archeologisch Inventaris. Available at: http://cai.onroerenderfgoed.be/.

DOV VLAANDEREN, 2016a. Databank Ondergrond Vlaanderen, Bodemkaart. Available at:

https://www.dov.vlaanderen.be/portaal/?module=public-bodemverkenner#ModulePage.

DOV VLAANDEREN, 2016b. Databank Ondergrond Vlaanderen, Neogeen/paleogeen (Tertiair).

Available at: https://www.dov.vlaanderen.be/portaal/?module=public-bodemverkenner#ModulePage.

DOV VLAANDEREN, 2016c. Databank Ondergrond Vlaanderen, Quartair. Available at:

https://www.dov.vlaanderen.be/portaal/?module=public-bodemverkenner#ModulePage.

FREDERICKX, E. & GOUWY, S., 1996. Toelichting bij de quartairgeologische kaart van België, Vlaams Gewest: kaartblad 25 Hasselt,

BAAC Vlaanderen Rapport 573 GEOPUNT, 2016a. GEOPUNT VLAANDEREN.

GEOPUNT, 2016b. GEOPUNT VLAANDEREN: Atlas der Buurtwegen Vlaanderen (ca1840). Available at:

http://www.geopunt.be.

GEOPUNT, 2016c. GEOPUNT VLAANDEREN: Ferrariskaart (1777). Available at:

http://www.geopunt.be.

GEOPUNT, 2016d. GEOPUNT VLAANDEREN: Kaart Vandermaelen (1846-1854). Available at:

http://www.geopunt.be [Geraadpleegd augustus 2, 2016].

GEOPUNT, 2016e. Toelichting: Atlas Der Buurtwegen (1843-1845). Available at:

http://www.geopunt.be/catalogus/datasetfolder/8264f16f-45d2-4eae-bc77-f003c7830b20.

GEOPUNT, 2016f. Toelichting: Vandermaelen (1846-1854). Available at:

http://www.geopunt.be/catalogus/datasetfolder/93795cd6-66d3-4310-83b2-5443adfee403.

Gerits, J., 1989. Historische steden in Limburg,

HASQUIN, H., VAN UYTEN, R. & DUVOSQUEL, J.., 1980. Gemeenten van België: geschiedkundige en administratief-gegrafisch woordenboek, 1. Vlaanderen, België: Gemeentekrediet.

Kamps, P.J., Van Kerkum, P.C. & de Zee, J., 2004. Terminologie verdedigingswerken: inrichting, aanvallen en verdediging, Utrecht.

KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK VAN BELGIË, 2016. Toelichting: Ferraris (kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden). Available at: http://belgica.kbr.be/nl/coll/cp/cpFerraris_nl.html.

DE MOOR, G. & MOSTAERT, F., 1993. Geomorfologische kaart van België 1:50000. Kaartblad Oostende, Leuven.

Plessix, H. & Legrand-Girarde, E., 1909. Manuel complet de fortification, Paris.

Plessix, H. & Legrand-Girarde, E., 1909. Manuel complet de fortification,

7 Bijlagen

7.1 Snedes van toekomstige ingrepen