• No results found

Hoofdstuk 3: Een strategische huwelijksalliantie

3.1 Potentiële huwelijkskandidaten

Al op jonge leeftijd was Louise Henriëtte toegezegd geweest aan de stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe, Hendrik Casimir van Nassau-Dietz (1612-1640). Het belang van dit huwelijk was gelegen in de vestiging van dynastieke betrekkingen tussen de Oranjes en de Nassaus. Als Frederik Hendrik zonder mannelijke nakomelingen zou komen te overlijden, dan zou de erfenis aan de Friese lijn overgaan. Maar in 1640 viel Hendrik Casimir bij de slag om Hulst.164 In het dagboek van Willem Frederik lezen we dat Amalia een tegenstander was geweest van het huwelijk met Hendrik Casimir. Louise Henriëtte vertelde Willem Frederik in 1645 dat Amalia de huwelijkse voorwaarden met Hendrik Casimir had verbrand. Amalia had gezegd dat ze tegen het huwelijk was, maar dat Frederik Hendrik het huwelijk wilde, vanwege legerzaken.165 Op 30 januari 1644 veranderde Frederik Hendrik het testament, zodat ook zijn dochter als erfgenaam aangesteld kon worden en zo was de kans kleiner dat de erfenis in Friese handen zou komen. Het is niet onwaarschijnlijk dat Amalia hier bij Frederik Hendrik op heeft aangedrongen, want het bevorderde de positie van haar dochter en het bracht Louise Henriëtte bestaanszekerheid.166

In de jaren die volgden waren er verschillende andere huwelijkskandidaten die de revue passeerden. Net zoals we hebben gezien bij de onderhandelingen met betrekking tot de Vrede van Münster, hield Amalia ook hier de verschillende partijen aan het lijntje. Allereerst was Willem Frederik van Nassau een geschikte huwelijkskandidaat. Hij was de broer van Louises eerdere verloofde, Hendrik Casimir en diens opvolger als stadhouder. Willem Frederik streefde ernaar bij Amalia in de gunst te komen, met alles wat in hem was. Een huwelijksverbinding met de Oranjes zou voor hem gunstig kunnen uitpakken. Als hij de status van schoonzoon had, was het mogelijk dat hij als erfgenaam van het kapitaal, het krediet en de reputatie van de Oranjes het stadhouderschap in alle gewesten zou krijgen.167 Willem Frederik was dan ook zeer op een huwelijk met één van de dochters van Frederik Hendrik en Amalia gebrand en was mede daardoor in de jaren 1644 en 1645 veel aan het hof te vinden.

164 U. Hammer, Kurfürstin Luise Henriette. Eine Oranierin als Mittlerin zwischen den Niederlanden und

Brandenburg-Preusen (Münster, 2001), 48.

165 J. Visser, Gloria Parendi, 141. [23 mei/1 juni 1645]. 166 U. Hammer, Kurfürstin Luise Henriette, 48.

Hij begeleidde de prinsessen, wandelde met ze en probeerde regelmatig zijn opwachting bij hen te maken, om op deze manier krediet te verwerven.

Uit het dagboek van Willem Frederik maken we op dat huwelijken een belangrijk onderwerp van gesprek waren aan het hof. Zo werd er ook over het huwelijk van Louise Henriëtte flink gespeculeerd en deden er aan het hof verschillende namen van

huwelijkskandidaten de ronde. Volgens deze geruchten waren de twee belangrijkste

kandidaten de Engelse kroonprins en de keurvorst van Brandenburg. Willem Frederik had in de gaten dat hij het moest afleggen tegen deze kandidaten. Hij vertelde aan een andere hoveling dat hij niet op het huwelijk zou aandringen als Louise uitgehuwelijkt zou worden aan de Engelse kroonprins of de hertog van Brandenburg, maar dat hij de prins van Talmont, die hij niet belangrijker achtte dan zichzelf, de eer niet zou gunnen.168 Deze prins van Talmont en Tarente, Charles de la Trémoille (1620-1672) was de vierde potentiële huwelijkskandidaat, alhoewel niet in de ogen van Amalia. Hij had zich in 1638 aan het hof gevestigd en deed dienst in het leger van de Staten. Hij was een groot bewonderaar van Louise Henriëtte en er ontstond een liefdesverhouding tussen beiden. Over het verloop van de verhouding kunnen we zowel lezen in zijn memoires, die hij waarschijnlijk aan het eind van zijn leven voor zijn kinderen opschreef 169, als in het dagboek van Willem Frederik. Amalia was niet gediend van deze affaire en probeerde De la Trémoille dan ook zo ver mogelijk bij haar dochter vandaan te houden. De la Trémoille schreef dat Amalia al spoedig op de hoogte was van de

verstandhouding en dat zij Louise Henriëtte haar misnoegen meermalen te kennen gaf. In het vroege voorjaar vertrok Amalia met haar gezin Honselaarsdijk, maar ze liet De la Trémoille opzettelijk achter in Den Haag, hij mocht niet mee naar het buitenverblijf.170

Van een huwelijksverbinding tussen Louise-Henriëtte en De la Trémoille moest Amalia dus niets hebben, hij was niet van hoge adel en het streven was een hogere partij. Willem Frederik werd wel als mogelijkheid beschouwd, hij werd achter de hand gehouden voor het geval een huwelijksverbinding met de Engelse prins of de keurvorst zou mislukken. Ook kon Amalia Willem Frederik als mogelijke huwelijkskandidaat gebruiken om druk uit te oefenen op andere kandidaten. Willem Frederik werden beloftes gedaan, waardoor hij op een huwelijk bleef hopen. ‘H.H. had geseit, kompt den cuhrvorst niet haest, soo sal ick mijn dochter geven aen één van Nassau’.171 Met deze Nassau doelde Amalia op Willem Frederik.

168 L. Kooijmans, Liefde in opdracht, 63.

169 H.C. Trémoille, Mémoires de Henri-Charles de la Trémoille, prince de Tarente (Liège, 1767), vi. 170 R. Fruin, ‘De jeugd van Louise Henriette d'Orange’, in: Idem, Verspreide geschriften 4 (Den Haag 1901),

114.

Uit de opties van de verschillende huwelijkskandidaten kunnen we concluderen dat Amalia verschillende lijntjes openhield en dat ze de verschillende openstaande opties kon gebruiken om druk uit te voeren op de andere kandidaten.