• No results found

Nederlandse Samenvatting

DEEL 3: POSTPARTUM BLAAS MANAGEMENT

Het laatste deel van dit proefschrift beschrijft blaas gerelateerde zorg na de bevalling. In hoofdstuk 6 worden de resultaten beschreven van een prospectieve vergelijkende

studie waarbij gekeken is naar de betrouwbaarheid van het meten van de PVRV na een vaginale bevalling.27 Hoewel er in de kliniek behoefte is aan een non-invasieve methode

om inadequate mictie na de bevalling op te sporen, is een veelgehoorde mening in de klinische praktijk dat de BladderScan® niet betrouwbaar is na de bevalling en een

overschatting geeft van het blaasvolume. Dit geloof is gebaseerd op de aanname dat het apparaat niet kan differentiëren tussen vocht in de blaas en vocht in de uterus en zal leiden tot een onterecht verhoogd residu en onnodige catheterisatie. In de huidige literatuur ontbreekt voldoende bewijs voor deze aanname en zijn er slechts enkele vergelijkende studies gepubliceerd met ofwel kleine patiënten groepen ofwel oudere modellen scans. Daarom is een multicenter prospectieve studie verricht om de PVRV te vergelijken bij patiënten na een vaginale bevalling, gemeten met een BladderScan® (BVI 9400) en met

eenmalige catheterisatie, de ‘gouden standaard’. In totaal konden de gegevens van 407 patiënten gebruikt worden voor de definitieve analyse. De gemiddelde (mean) PVRV gemeten met de BladderScan® was 380 mL (0 - 999 mL) en bij de catheterisatie 375 mL

(0 - 1800 mL). Het gemiddelde verschil tussen de twee metingen was -13 mL (SD ± 177 mL), wat resulteerde in een goede correlatie tussen de twee methoden met een Spearman’s rank correlatie coëfficiënt van r = 0.82 (p < 0.001). Gebaseerd op de eerdere suggestie dat een PVRV ≥ 500 mL een betere afkapwaarde is om fysiologie van pathologie te kunnen onderscheiden, werden ook de sensitiviteit en specificiteit van deze afkapwaarde berekend, omdat een gemeten PVRV ≥ 500 mL een valide reden zou kunnen zijn om patiënten na spontane mictie te catheteriseren. Met een specificiteit van 85.4% en een sensitiviteit van 85.6% kan worden geconcludeerd dat de BladderScan® BVI 9400 een

139

Nederlandse Samenvatting

In de studie kregen geïncludeerde patiënten die gerandomiseerd (geloot) werden voor een verblijfscatheter deze catheter voor 24 uur. Indien na deze periode nog geen spontane mictie mogelijk was of indien het residu ≥ 150 mL was, werd een tweede verblijfscatheter voor 48 uur ingebracht. Bij patiënten die gerandomiseerd werden voor intermitterend catheteriseren gebeurde dit totdat er een residu < 150 mL was.

De primaire uitkomstmaat was de aanwezigheid van mictie gerelateerde klachten drie maanden na de bevalling, gebaseerd op uitkomsten van de UDI-6 vragenlijst.

In totaal werd deze UDI-6 vragenlijst door 34 patiënten met een CAD en 34 patiënten met CIC drie maanden postpartum ingevuld. Er werden geen statistisch significante verschillen gevonden in de totaalscores of domeinscores tussen beide patiënten groepen. Wel bleek dat patiënten die werden ingeloot voor intermitterend catheteriseren statistisch significant sneller weer spontaan konden plassen dan patiënten met een verblijfscatheter (p < 0.01). Bij 35% van de patiënten in de CIC groep was slechts één enkele catheterisatie nodig voordat adequate spontane mictie mogelijk was. Daarnaast kan de veelgehoorde aanname dat intermitterend catheteriseren bij kraamvrouwen niet mogelijk is of een te grote last is worden verworpen, aangezien de meerderheid van de patiënten aangaf intermitterend catheteriseren een niet belastende behandeling te vinden. De resultaten van deze gerandomiseerde studie kunnen gebruikt worden om toekomstige richtlijnen met betrekking tot mictie protocollen na een vaginale baring wetenschappelijk te ondersteunen.

Tenslotte worden in hoofdstuk 8 de resultaten van alle beschreven studies besproken en

in een breder perspectief geplaatst. Daarnaast worden er aanbevelingen gedaan voor de dagelijkse praktijk en toekomstig wetenschappelijk onderzoek.

CONCLUSIES

Postpartum urineretentie is een frequent voorkomend fenomeen na de bevalling. Het feit dat er weinig bekend is over de klinische consequenties van incomplete blaaslediging na de bevalling en richtlijnen gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek ontbreken, onderstreept de noodzaak voor dit proefschrift.

De meerderheid van patiënten met een verhoogd residu na spontane mictie na een vaginale bevalling heeft binnen enkele dagen weer een adequate en complete blaaslediging. Een verhoogd residu lijkt daarmee een vaak passagère verschijnsel. Daarnaast lijken de huidige gebruikte definities voor asymptomatische urineretentie postpartum onvoldoende om te kunnen differentiëren tussen fysiologie en pathologie. Hierdoor is er nog onvoldoende bewijs om te kunnen stellen dat incomplete blaaslediging na de bevalling een onschuldige gebeurtenis is en zullen toekomstige studies zich moeten richten op patiënten met een residu > 500 mL na spontane mictie om de gevolgen binnen deze groep verder te bestuderen.

Verder is gebleken dat de BladderScan® BVI 9400 een betrouwbaar instrument is om een verhoogd residu na een vaginale bevalling te detecteren. Hiermee is het niet meer nodig om bij patiënten die verdacht worden van incomplete blaaslediging het residu middels catheterisatie te bepalen. Tenslotte werd aangetoond dat voor de behandeling van symptomatische urineretentie postpartum, bij patiënten die geen spontane mictie hebben binnen 6 uur na de bevalling, intermitterend catheteriseren (CIC) de voorkeur heeft boven het inbrengen van een verblijfscatheter (CAD). Niet alleen zorgt CIC voor een sneller herstel van spontane en adequate mictie, ook wordt deze behandeling goed geaccepteerd door de patiënten.

De uitkomsten van de studies kunnen gebruikt worden als een wetenschappelijk basis voor richtlijnen over incomplete blaaslediging en mictieprotocollen na een vaginale baring.

141

Nederlandse Samenvatting

REFERENTIES

1. Rortveit G, Hannestad YS, Daltveit AK, Hunskaar S. Age- and type-dependent effects of parity on urinary incontinence: the Norwegian EPINCONT study. Obstet Gynecol. 2001;98(6):1004- 1010.

2. Wesnes SL, Hunskaar S, Bo K, Rortveit G. The effect of urinary incontinence status during pregnancy and delivery mode on incontinence postpartum. A cohort study. BJOG. 2009;116(5):700-707.

3. Brown SJ, Donath S, Macarthur C, McDonald EA, Krastev AH. Urinary incontinence in nulliparous women before and during pregnancy: prevalence, incidence, and associated risk factors. Int Urogynecol J. 2010;21(2):193-202.

4. Altman D, Ekstrom A, Gustafsson C, Lopez A, Falconer C, Zetterstrom J. Risk of urinary incontinence after childbirth: a 10-year prospective cohort study. Obstet Gynecol. 2006;108(4):873-878.

5. Mason L, Glenn S, Walton I, Hughes C. Women’s reluctance to seek help for stress incontinence during pregnancy and following childbirth. Midwifery. 2001;17(3):212-221. 6. Van Brummen HJ, Bruinse HW, Van de Pol G, Heintz AP, Van der Vaart CH. What is the effect

of overactive bladder symptoms on woman’s quality of life during and after first pregnancy?

BJU Int. 2006;97(2):296-300.

7. Cerruto MA, D’Elia C, Aloisi A, Fabrello M, Artibani W. Prevalence, Incidence and Obstetric Factors’ Impact on Female Urinary Incontinence in Europe: A Systematic Review. Urol Int. 2012.

8. Samuelsson E, Victor A, Tibblin G. A population study of urinary incontinence and nocturia among women aged 20-59 years. Prevalence, well-being and wish for treatment. Acta Obstet

Gynecol Scand. 1997;76(1):74-80.

9. Bartoli S, Aguzzi G, Tarricone R. Impact on quality of life of urinary incontinence and overactive bladder: a systematic literature review. Urology. 2010;75(3):491-500.

10. Kim S, Harvey MA, Johnston S. A review of the epidemiology and pathophysiology of pelvic floor dysfunction: do racial differences matter? J Obstet Gynaecol Can. 2005;27(3):251-259. 11. Arrue M, Ibanez L, Paredes J, et al. Stress urinary incontinence six months after first

vaginal delivery. European Journal of Obstetrics Gynecology and Reproductive Biology. 2010;150:210-214.

12. van der Vaart CH, de Leeuw JR, Roovers JP, Heintz AP. The effect of urinary incontinence and overactive bladder symptoms on quality of life in young women. BJU Int. 2002;90(6):544-549. 13. Pizzoferrato AC, Fauconnier A, Bader G, de Tayrac R, Fort J, Fritel X. Is prenatal urethral

descent a risk factor for urinary incontinence during pregnancy and the postpartum period? Int

Urogynecol J. 2016;27(7):1003-1011.

14. Wijma J, Potters AE, de Wolf BT, Tinga DJ, Aarnoudse JG. Anatomical and functional changes in the lower urinary tract following spontaneous vaginal delivery. BJOG. 2003;110(7):658-663. 15. Miller JM, Low LK, Zielinski R, Smith AR, DeLancey JO, Brandon C. Evaluating maternal

recovery from labor and delivery: bone and levator ani injuries. Am J Obstet Gynecol. 2015;213(2):188 e181-188 e111.

16. Rogers RG, Leeman LL. Postpartum genitourinary changes. Urol Clin North Am. 2007;34(1):13- 21.

17. Durnea CM, Khashan AS, Kenny LC, et al. What is to blame for postnatal pelvic floor dysfunction in primiparous women-Pre-pregnancy or intrapartum risk factors? Eur J Obstet

Gynecol Reprod Biol. 2017;214:36-43.

18. Durnea CM, Khashan AS, Kenny LC, Tabirca SS, O’Reilly BA. The role of prepregnancy pelvic floor dysfunction in postnatal pelvic morbidity in primiparous women. Int Urogynecol J. 2014;25(10):1363-1374.

19. Serati M, Rizk D, Salvatore S. Vaginal birth and pelvic floor dysfunction revisited: Can cesarean delivery be protective? Int Urogynecol J. 2016;27(1):1-2.

20. Boyle R, Hay-Smith EJ, Cody JD, Morkved S. Pelvic floor muscle training for prevention and treatment of urinary and faecal incontinence in antenatal and postnatal women. Cochrane

Database Syst Rev. 2012;10:CD007471.

21. Bo K, Hilde G, Tennfjord MK, Engh ME. Does episiotomy influence vaginal resting pressure, pelvic floor muscle strength and endurance, and prevalence of urinary incontinence 6 weeks postpartum? Neurourol Urodyn. 2017;36(3):683-686.

22. Rogers RG, Ninivaggio C, Gallagher K, Borders AN, Qualls C, Leeman LM. Pelvic floor symptoms and quality of life changes during first pregnancy: a prospective cohort study. Int

Urogynecol J. 2017.

23. Mulder FE, Schoffelmeer MA, Hakvoort RA, et al. Risk factors for postpartum urinary retention: a systematic review and meta-analysis. BJOG. 2012;119(12):1440-1446.

24. Mulder FE, Rengerink KO, Van der Post JA, Hakvoort RA, Roovers JW. Delivery-related risk factors for covert postpartum urinary retention after vaginal delivery. Int Urogynecol J. 2015. 25. Mulder FE, Hakvoort RA, Schoffelmeer MA, Limpens J, Van der Post JA, Roovers JP.

Postpartum urinary retention: a systematic review of adverse effects and management. Int

Urogynecol J. 2014;25(12):1605-1612.

26. Mulder FE, Hakvoort RA, de Bruin JP, Janszen EW, van der Post JA, Roovers JP. Long term micturition problems of asymptomatic postpartum urinary retention: a prospective case control study. Int Urogynecol J 2017;accepted for publication (Epub ahead of print)

27. Mulder FE, van der Velde S, Pol F, et al. The accuracy of post void residual volumes after vaginal delivery: a prospective equivalence study to compare an automatic scanning device with transurethral catheterisation. Submitted 2017.

143

Nederlandse Samenvatting

GERELATEERDE DOCUMENTEN