• No results found

g rAchten 1944 en 1945 en grePPel 1941/1942/1943

XI. Postmiddeleeuwse en recente sporen

Verspreid over het terrein werden sporen van jongere datum aangetroffen. Deze postmiddeleeuwse en recente sporen worden hier kort toegelicht.

Over het geheel projectgebied strekt zich een grachtensysteem met verschillende vertakkingen (851/2195/284) uit (fig. 8). In het noordoostelijk deel van het terrein loopt een brede gracht (851) over de volledige lengte van het terrein met een NO-ZW oriëntatie. Deze tak van het grachtenstelsel heeft een lengte van 184m. Centraal op dit traject vertakt de gracht naar het zuidwesten (284) om ongeveer 86m in die richting door te lopen. Onderweg heeft dit spoor twee vertakkingen naar het noordwesten die beide tot de noordwestelijke sleufrand konden gevolgd worden. De oostelijke tak meet 75 op ,5 tot 6,8m, de westelijke tak 10 op  tot 6m. In het zuidwesten maakt het spoor een bocht om nog 70,5m door te lopen tot de zuidoostelijke sleufrand. Op dit laatste stuk vertakt het spoor zich nog één maal naar het zuidwesten, waar het nog 29,5m tot de sleufrand gevolgd kon worden. Op deze manier ontstaat een grachtensysteem dat in het zuidoosten van het terrein een centraal areaal lijkt te omsluiten, en van waaruit grachten vertrekken die het omliggend landschap verdelen. De grachten hebben een breedte die varieert tussen 2 en 9,8m. In coupe heeft het spoor een brede komvorm met een zeer gelaagde heterogene opbouw (fig. 24). De diepte van het spoor varieert van 0,88 tot 1,22m. De vondsten uit deze grachten zijn zeer divers. De meest noordoostelijke tak bevatte in de bovenste pakketten van haar vulling zeer recent materiaal zoals plastic emmers en stukken recent glas. De onderste lagen ervan en de andere takken van het grachtensysteem bevatten iets oudere vondsten. Zo werd in deze vulling ook een stuk vuursteen aangetroffen dat eventueel als kernfragment of als een deel van een artefact met verbrijzelde boord dat als vuurslag kan gediend hebben mag geïdentificeerd

worden (persoonlijke mededeling Ph. crombé). Een klein deel ervan is te dateren in de 15de-16de

eeuw en omvat onder andere stukken steengoed van Raeren en een deel van een vetvanger. Het

meeste materiaal moet echter in de 18de-19de eeuw geplaatst worden. Deze vondsten bevatten Engels

industrieel wit, majolica en een munt die net na de Franse Revolutie (L’An 7: 1798-1799) dateert. Dit materiaal situeert het grachtensysteem in de postmiddeleeuwse periode. Het is mogelijk dat het

oudste deel terug gaat tot de 15de-16de eeuw. Vermoedelijk werd de noordoostelijke tak van het

grachtensysteem nog lang, tot in de recente tijden, gebruikt en werd het pas vrij recent gedempt. Figuur 24: Veldopname van een doorsnede op gracht 851/2195/284

Jongere, (sub)recente, sporen werden overal op het terrein aangetroffen. Het gaat hier vooral om bandensporen van tractoren en/of motorfietsen en sporen van recente graafactiviteiten. In het zuiden van het terrein werd een ZW-NO georiënteerde U-vormige kuil vol recent materiaal aangesneden. En meer naar het noorden, centraal op de zuidwestelijke zijde van het projectgebied werd een U-vormige aanlegsleuf van een recente drainagebuis gevonden. Her en der verspreid lagen aanlegsleuven van elektrische leidingen en kuilen en paalsporen van recente datum.

de logi A. et al., Archeologisch onderzoek Evergem - Koolstraat. 1 oktober 2008 tot 10 juni 2009. 167

XII. Synthese

Naar aanleiding van de geplande aanleg van een verkaveling voerde de KLAD in juni 2007 een proefsleuvencampagne uit op een perceel langsheen de Koolstraat en de Belzeelse Kerkweg te Belzele, Evergem. Het positief resultaat van deze sondage vereiste een vlakdekkende opgraving van ,1ha van het projectgebied. Het archeologisch veldwerk ging van start op 1 oktober 2008 en werd op 10 juni 2009 afgerond.

Tijdens dit onderzoek werden grondsporen en vondsten uit verschillende periodes aangetroffen. De grootste concentratie aan sporen bevond zich ontegensprekelijk op de zandige opduiking die zich centraal over het terrein van noordnoordwest naar zuidzuidoost uitstrekte. De oudste vondsten zijn enkele vuurstenen voorwerpen die in het mesolithicum mogen gedateerd worden. Aangezien ze niet met antropogene contexten in verband kunnen gebracht worden, blijft hun herkomst onzeker. Eén scherf moet in de overgangsfase late ijzertijd - vroeg Romeinse tijd geplaatst worden. Mogelijk betreft het een zogenaamde zwerfscherf die in een Romeins spoor is terecht gekomen.

De hoofdmoot aan grondsporen stamt uit de Romeinse periode. Uit de vele clusters van paalsporen konden in totaal negen hoofdgebouwen of grote bijgebouwen en 18 kleine bijgebouwen worden gefilterd. De hoofdgebouwen beslaan verschillende types gaande van de tweeschepige constructies over kruisvormige eenschepige structuren tot de jongere eenschepige gebouwen waarbij de draagkracht gelijkmatig over de wandpalen verdeeld was. Tot dit laatste type hoort ook een potstalgebouw met verdiept stalgedeelte en uitloop. De bijgebouwen omvatten driepalige, vierpalige, vijfpalige, zespalige en negenpalige spiekers. Naast gebouwen werden uit de Romeinse periode ook vijf waterputten, waarvan met zekerheid drie een bekisting bevatten en één niet in haar volledigheid kon onderzocht worden. Over het geheel terrein werden Romeinse grachten en greppels aangesneden. Wellicht bakenen zij verschillende fases van de occupatie af. Dominant lijken de grachten die de centrale opduiking flankeren. Er werden kuilen van verschillende aard aangetroffen. Een viertal kan als een aparte categorie beschouwd worden. Het zijn zogenaamde afval-/mestkuilen. Een drietal brandrestengraven werden bij dit onderzoek aangetroffen. Hoogstwaarschijnlijk mogen minstens twee daarvan in de Romeinse periode geplaatst worden. Verspreid over het opgravingsterrein werden grote en kleine clusters paalsporen aangesneden. Deze wijzen erop dat de bebouwing gedurende deze periode waarschijnlijk nog dichter was dan nu herkend kon worden. Hoewel het niet eenvoudig is een fasering in al deze sporen te ontwaren, werd hiertoe toch een poging ondernomen. Het mag in elk geval duidelijk zijn dat op deze zandige rug verschillende fases van landgebruik mekaar opvolgen en/of overlappen in de

periode tussen het begin van de 1ste eeuw en het begin van de de eeuw n. Chr.

Tijdens de middeleeuwen kenden deze terreinen opnieuw bewoning. Zo werd een erf met hoofdgebouw, twee waterputten en een D-vormige omgrachting uit het tweede en derde kwart van

de 12de eeuw opgegraven. Eén van beide waterputten bevatte nog een deel van de bekisting. Een

tweede gebouw, eveneens 12de eeuws, met waterput (zonder beschoeiing) bevond zich iets meer

naar het noorden. Beide gebouwen hebben een gelijkaardige opbouw, bestaande uit licht gebogen lange zijden gevormd door palenkoppels. Ofwel waren ze tegelijkertijd functioneel hetzij als hoofd- en bijgebouw, hetzij als twee hoofdgebouwen, ofwel volgden ze elkaar in de tijd op. Tegen de noordoostelijke sleufrand werden nog twee volmiddeleeuwse waterputten aangetroffen, waarvan één met bekisting. Deze wijzen wellicht op een andere volmiddeleeuwse woonkern ten noordoosten van huidige opgraving. Eén gracht kon aan de late middeleeuwen toegewezen worden.

Een postmiddeleeuwse gracht spreidde zich met verschillende vertakkingen over het geheel

projectgebied uit. De dateerbare vondsten wijzen op een gebruik van deze structuur in de 18de

-19de eeuw. De meest noordoostelijke tak van deze gracht was echter nog tot zeer recent functioneel.

Zoals op zowat elke opgraving werden ook hier sporen van (sub)recente aard aangetroffen. Het zijn voornamelijk sporen van tractoren en leidingen.

de logi A. et al., Archeologisch onderzoek Evergem - Koolstraat. 1 oktober 2008 tot 10 juni 2009. 169

XIII. Besluit

Eens te meer werd het enorm archeologisch potentieel van de dekzandrug langsheen de Kale in gemeente Evergem, en haar deelgemeente Belzele in het bijzonder, aangetoond. De grote densiteit aan grondsporen uit de Romeinse periode wijst op een intensief landgebruik, bewoning en landbouw, van het terrein. De verschillende structuren en de vele vondsten verrijken de beschikbare archeologische kennis van deze periode. Maar evengoed zetten ze aan tot het herdenken van bestaande en het creëren van nieuwe theorieën omtrent de Romeinse gebruiken in onze contreien. Enkele natuurlijke sporen en de humeuze vulling van een groot aantal Romeinse contexten wijzen mogelijk op de herbebossing van het terrein na de teloorgang van de Romeinse occupatie en tijdens de vroege

middeleeuwen. Vanaf de volle middeleeuwen, en vooral in de 12de eeuw, werden deze gronden terug

in gebruik genomen. De resultaten uit deze periode zijn eveneens van groot belang. Ze bevestigen de bevindingen van eerdere opgravingen in de directe nabijheid van deze site en tonen aan dat

deze regio in de 12de eeuw opnieuw werd ontgonnnen. Meer, natuurwetenschappelijk, onderzoek

op de aangetroffen contexten kan in de nabije toekomst verdere informatie over de chronologie van de sporen en de aard van het landschap aanbrengen.

de logi A. et al., Archeologisch onderzoek Evergem - Koolstraat. 1 oktober 2008 tot 10 juni 2009. 171

Bibliografie

AgentschAPVoorgeogrAfischeinformAtieVlAAnderen, 2009. Bodemkaart, op http://geo-vlaanderen.

agiv.be/geo-vlaanderen/bodemkaart.

AnseeUW j., 1987. Gallo-Romeinse waterputten in Vlaanderen. Een status quaestionis. Ongepubliceerde

licentiaatsverhandeling, Gent.

bosmAn A.V.A.j., 2007. Dolia en hun archeologische context. Archeologie in Limburg 87: 11-17.

de boe g., 1988. De Inheems-Romeinse houtbouw in de Antwerpse Kempen. Van Beschaving tot

Opgraving. 25 jaar archeologisch onderzoek rond Antwerpen: 47-62.

de clercq W., 2000. Een blik op een decennium archeologisch onderzoek op Gallo-Romeinse vindplaatsen in Oost-Vlaanderen. VOBOV-info 52: 35-47.

de clercq W., 2003. L’habitat gallo-romain en Flandre-Orientale (Belgique). Essai de caractérisation

après 10 années de fouilles dans la civitas Ménapiorum et Nerviorum (1990-2001). Revue du Nord - Archéologie T85, n°353:161-179.

de clercq W., 2005a. Inleiding tot de studie van het provinciaal Romeins aardewerk, handleiding

Provinciaal-Romeinse materiaalstudie. Onuitgegeven studentencursus UGent.

de clercq W., 2005b. Shaped by tradition. On the persistence of hand-made pottery traditions in Northern Gaul, ca. 100 BC-00AD. Rei Cretariae Romanae Fautores- Acta 39: 201-207.

de clercq W., 2009. Lokale gemeenschappen in het Imperium Romanum. Transformaties in rurale

bewoningsstructuur in het noordelijk deel van de civitas Menapiorum (Provincie Gallia Belgica, ca. 100 v. Chr. - 400 n. Chr.). Proefschrift, Universiteit Gent, Gent. (in druk)

de clercq W., Bastiaens j., deforce k., desender k., erVynck A., gelorini V., hAnecA k., lAngohr r.

& VAn Peteghem A., 2001/2002. Waarderend en preventief archeologisch onderzoek op de Axxes-locatie te Merelbeke: een grafheuvel uit de bronstijd en een nederzetting uit de Romeinse periode. Archeologie in Vlaanderen Viii: 123-164.

de clercq W., cherreté B., de mUlder G. & VAn rechem H., 2005a. Een waterput uit de vroege ijzertijd en een gebouw uit de Romeinse tijd te Berlare-N445 (gem. Berlare, Prov. Oost-Vlaanderen). Een lijn door het landschap. Archeologie en het VTN-project 1997-1998. Deel II. Archeologie in Vlaanderen, Monografie 5, Brussel: 155-176.

de clercq W., de groote k., moens j. & mortier s., 2001. De archeologie van een

aardgasleiding. Zomergem. Bauwerwaan: sporen van 12de-eeuwse kleiwinning en pottenbakkersactiviteit. Monumentenzorg en cultuurpatrimonium. Jaarverslag van de provincie Oost-Vlaanderen 2000, Gent: 192-195.

de clercq W. & degryse P., 2008. Mineralogical characterization and first identification of the Low Lands Ware 1. An important Roman ceramic industry in the lower Rhine-Meuse-Scheldt basin (ca. 60-00AD). The Netherlands, Belgium, Germany. Journal of Archaeological Science 35.1: 448-458.

de clercq W., hoorne j. & VAnhee d., 2008. Een inheems-Romeinse boerderij en versterking. Preventief

archeologisch onderzoek te Knesselare – Kouter (2005-2006), Aalter. (=KLAD-Rapport 8)

de clercq W. & mortier s., 2000. Aalter - Industrieterrein Langevoorde - Grootschalige noodarcheologie.

Onderzoek van een meerperiodenvindplaats. Jaarverslag van de provincie Oost-Vlaanderen -

Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium 2000: 197-202.

de clercq W. & mortier s., 2003. Een inheems-Romeinse nederzetting (Ferme Indigène) uit de augusteïsch-tiberische tijd en off-site activiteiten uit de periode 60-260 AD: bilan van het

noodonderzoek op het industrieterrein Aalter-Langevoorde (O.-Vl). 1999-2001. Romeinendag,

Leuven 8-2-2003: 21-26.

de clercq W., VAn rechem H., gelorini V. megAnck M., tAAyke E. & tency H., 2005b. Een meerperiodenvindplaats langs de Schelde te Zele Kamershoek (prov. Oost-Vlaanderen). Een grafheuvel uit de bronstijd, een erf uit de Romeinse periode en sporen van Germaande inwijkelingen. Een lijn door het landschap. Archeologie en het VTN-project 1997-1998. Deel II. Archeologie in Vlaanderen, Monografie 5, Brussel: 177-20.

deforce k. & bAstiAens j., 2003. Archeobotanisch onderzoek van een Romeinse potstal van de site Sint-Gillis-Waas / Kluizenmolen. VOBOV-info 56: 4-11.

de groote k., 2008. Middeleeuws aardewerk in Vlaanderen. Techniek, typologie, chronologie en evolutie van het gebruiksgoed in de regio Oudenaarde in de volle en late middeleeuwen (10de-16de eeuw), Relicta - Archeologie, Monumenten- & Landschapsonderzoek in Vlaanderen - Monografie 1, twee delen, Brussel.

de lAet s.j., nenqUin j.A.e. & sPitAels P., 1960. Een Gallo-Romeins wapengraf te Temse-Veldmolenwijk. Oudheidkundige Opgravingen en Vondsten in Oostvlaanderen, Kultureel jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen 1955 2: 105-112.

de lAet s.j. & thoen h., 1969. Etudes sur la céramique de la nécropole gallo-romaine de Blicquy (Hainautà, IV. La céramique à “ enduit rouge-pompeien “. Helinium Viii: 3-21.

de logi A. & schynkel e., 2008. Archeologisch onderzoek Evergem-Steenovenstraat. 7 april tot 22 augustus 2008, Aalter. (=KLAD-Rapport 7)

de mUlder g. & rogge m. (red.), 1999. De Gallo-Romeinse vicus te Velzeke I. Sporen van Flavische

en 2de eeuwse bewoning. Publicaties van het Provinciaal Archeologisch museum van

Zuid-Oost-Vlaanderen-site Velzeke, gewone reeks 2, Zottegem.

derU X., 1996. La céramique Belge dans le Nord de la Gaule. Caractérisation, Chronologie, Phénomènes Culturels et économiques. Publications d’Histoire de l’Art et d’Archéologie de l’Université Catholique de Louvain, Louvain La Neuve.

de logi A. et al., Archeologisch onderzoek Evergem - Koolstraat. 1 oktober 2008 tot 10 juni 2009. 17

derU X., 2005. Les productions de l’ateliers de potiers des “quatres bornes” aux Rues-des-Vignes (Nord). S.F.E.C.A.G., Actes du Congrès de Blois: 469-478.

derU X. & VAchArd d., 2002. Le groupe de pâtes “savonneuses” des céramiques gallo-romaines du nord de la Gaule Belgique. S.F.E.C.A.G., Actes du Congrès de Bayeux: 477-485.

deschieter j., 2003. Over grachten, grenzen en gebouwen in de uithoek van een vicus… het archeologisch noodonderzoek op de “Kwakkel”-site te Velzeke (2002-200). VOBOV-info 58: 26-39.

deseyn g., desmet g., rommelAere j. & Verlot m., 1984. Sporen van een Gallo-Romeinse nederzetting te Evergem “Vierlinden” (opgravingen 1982, 198, 1984). VOBOV-info 15: 14-30.

eggermont N. & clément C., 2009. Aalter Langevoorde/Groendreef. Jaarverslag 2008. Kale - Leie Archeologische Dienst: 45-47.

holleVoet y., 2006. Romeinen onder de dienstweg. Nederzettingssporen en brandrestengraven te Beernem (W.-Vl.). Gemeente Beernem. Open Monumentendag Vlaanderen 2006. Beernem: 14-20. holleVoet y. & hilleWAert b., 1997/1998. Het archeologisch onderzoek achter de voormalige vrouwengevangenis Refuge te Sint-Andries/Brugge (prov. West-Vlaanderen). Nederzettingssporen uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Archeologie in Vlaanderen Vi: 191-207.

holWerdA j.h., 1941. De Belgische waar in Nijmegen. ’s-Gravenhage.

hoorne j., bArtholomieUX b., de mUlder g., de clercq W., ryssAert c., berkers m., de doncker g., iserbyt n. & klinkenborg s., 2008. Voorlopige resultaten van het preventief archeologisch onderzoek te Sint-Denijs-Westrem - Flanders Expo (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen): drie Gallo-Romeinse erven. Romeinendag 2008: 67-72.

hoorne j., bArtholomieUX b., de clercq W. & de mUlder g., 2009a. Sint-Denijs-Westrem – Flanders Expo Zone 1: Archeologisch onderzoek van 25 juni tot 15 november 2007 (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen). (Onuitgegeven rapport)

hoorne j., tAelmAn e. & VAnhee d., 2009b. Archeologische opvolging Aquafintracé Hansbeke.

Januari - Februari 2009, Aalter. (= KLAD-rapport 1)

lAloo P., de clercq W., PerdAen y. & crombé P., 2008. Grootschalig nederzettingsonderzoek in een inheems-Romeins landschap. Resultaten 2006-2007 en voorlopig bilan van het preventief archeologisch onderzoek ‘Kluizendok’ in de Gentse haven. Romeinendag 2008: 73-84.

lAngohr r., mikkelsen j. & VAnWeesenbeeck V., 2004. Twee HSL-potstallen. Verloren voorwerpen.

Archeologisch onderzoek op het HSL-traject in de provincie Antwerpen: 207-209.

messiAen l., bArtholomieUX b., bonqUet t. & kePPens k., 2008. Sint-Denijs-Westrem Kortrijksesteenweg Zone 4 - Fase 1:Archeologische opgraving van 17 september tot 16 oktober 2008 (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen). (Onuitgegeven rapport)

nicolAy J.A.W., 2007. Armed Batavians. Use and significance of weaponry and horse gear from non-military contexts in the Rhine delta (50 BC - 450 AD). Amsterdam Archaeological Studies 11. Amsterdam University Press, Amsterdam.

osWAld F., 191. Index of potter’s stamps on terra sigillata, ‘samian ware’. Private uitgave, Margidunum

(East Bridgeford).

osWAld F., 196-197. Index of figure types on terra sigillata. University Press, Liverpool.

rogers G.B., 1999. Poteries sigillées de la Gaule Centrale II. Les Potiers, Lezoux. Cahier du Centra Archéologique de Lezoux 1.

semey j., 1984. Luchtverkenning en archeologie. VOBOV-info 15: 2-4.

schynkel E. & Urmel L., 2009. Archeologisch onderzoek Evergem-Molenhoek. 1 oktober tot 2

december 2008, Aalter. (=KLAD-rapport 11)

stUArt P., 1962. Gewoon aardewerk uit de Romeinse legerplaats en de bijbehorende grafvelden te Nijmegen. Beschrijving van de verzamelingen in het Rijksmuseum G.M. Kam te Nijmegen VI. Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, Nijmegen.

tUffreAU-libre M., 1980. La céramique commune gallo-romaine dans le Nord de la France (Nord,

Pas-de-Calais). Lille.

VAn den broecke P.W., 1986. Zeezout: een schakel tussen West- en Zuid Nederland in de ijzertijd en de Romeinse tijd. Rotterdam Papers V: 91-114.

VAn de VijVer M., kePPens K., schynkel E. & dAlle S., 2009. Archeologisch onderzoek

Evergem-Ralingen/Schoonstraat. 2 februari tot 26 juni 2009, Aalter. (=KLAD-Rapport 14)

VAnhee D. & hoorne J., 2006. Een volmiddeleeuwse hoeve met explosieve verrassing Merendree -Molenkouterslag (Nevele) (O.-Vl.). Archeaologia Mediaevalis Kroniek 29: 184-185.

VAn lierde H., 200. De gladius van Hofstade bij Aalst. VOBOV-info 58: 16-25. VAnmoerkerke J., 1984. De metaaltijden. VOBOV-info 15: 8-9.

VAnmoerkerke J. & Verlot M., 1984. De steentijd. VOBOV-info 15: 6-7. Verlot M., 1984a. De middeleeuwse periode. VOBOV-info 15: 6-42. Verlot M., 1984b. Fysisch milieu. VOBOV-info 15: 5.

VermeUlen F., 1992. Tussen Leie en Schelde. Archeologische inventarisatie en studie van de Romeinse bewoning in het zuiden van de Vlaamse Zandstreek. Gent.

VermeUlen F., 199. De Gallo-Romeinse nederzetting te Sint-Denijs-Westrem (gem. Gent, prov. Oost-Vlaanderen). Archeologisch Jaarboek Gent: 187-0.

de logi A. et al., Archeologisch onderzoek Evergem - Koolstraat. 1 oktober 2008 tot 10 juni 2009. 175

VermeUlen F., hAegemAn B., VAn roeyen J.-P. & Peters M., 1998. Romeinse rurale nederzettingsstructuren in Sint - Gillis - Waas. Romeinendag 1998: 10-12.

VilVorder F., 1998. La céramique fine. Récherches sur les atéliers de céramique Gallo-Romains en Argonne. Archaeologia Mosellana : 229-68.

VilVorder F., 1999. Les productions de céramiques engobées et métallescentes dans l’est de la France, la Rhénanie et la rive droite du Rhin. Céramiques engobées et métallescentes gallo-romaines. Actes du colloque organisé à Louvain-La-Neuve, le 18 mars 1995. Rei Cretariae Romanae Fautorum. Acta Supplementum 8: 69-122.

Willems S., 2005. Roman Pottery in the Tongeren reference collection: mortaria and coarse wares. VIOE-rapporten 1.