• No results found

5. Analyse

5.5 Ex-post onderzoek

Validation wordt gedaan voor het m.e.r. in vorm van openbaar maken van mer voor zienswijze en vaak een toetsingsadvies van de commissie mer. De zienswijze kan gezien worden als validation van belanghebbenden en het toetsingsadvies van de commissie mer als validation van experts. Hierbij kan het cumulatieve effect op het waddengebied een onderwerp zijn (interview 3) .

Veel aanbevelingen in het MER over monitoring worden niet uitgevoerd, alleen verplichte monitoring van vergunningverlening worden uitgevoerd. De monitoringsprogramma’s worden geïnitieerd door het bevoegd gezag. Volgens de respondenten wordt in het waddengebied in verhouding met andere natuurgebieden veel gemonitord (interview 1, 3, 4). Nadeel is dat de monitoring vaak los staat van de m.e.r.’s (interview 2, 3, 6) hierdoor worden weinig lessen geleerd over hoe beter de effecten te voorspellen zijn. Monitoringsprogramma monitoren de gebieden maar kijken niet wat voor effect de verschillende plannen en projecten nu hebben op het waddengebied. Deze feedback kan handig zijn in het verbeteren van de kwaliteit van de m.e.r.’s. en om voorspellingen van effecten te verbeteren. Echter zijn er in het waddengebied

wel een aantal voorbeelden te zien waarbij monitoring wel gekoppelt wordt aan projecten (interview 3, 4, 6). Dit gebeurd bij monitoring dat verplicht wordt gesteld bij vergunningverlening. Voorbeelden hiervan zijn aanvaringsslachtoffers van windturbines (interview 4) en bodemdaling bij gaswinning (interview 3) en onderwatergeluid (interview 6). Bij deze voorbeelden is te zien dat het niet gaat om cumulatieve natuureffecten. In het interview met de commissie m.e.r. (interview 3) wordt aangegeven dat het moeilijk is om een effect van een project terug te vinden in het cumulatieve effect op een natuurgebied. Van veel soorten is het alleen globaal bekend hoe ze reageren maar niet op het detail niveau van een project-m.e.r. Dit komt doordat onderzoek naar het gedrag van dieren moeilijk te doen is omdat het onderzoek zelf al een verstoring is. In een vervolgonderzoek kan er gekeken worden hoe monitoringsprogramma’s in het waddengebied beter afgestemd kunnen worden op m.e.r.’s voor het verbeteren van het voorspellen van effecten.

Echter het belang van monitoring is zichtbaar in dit onderzoek. Een voorbeeld is de structuurvisie Eemsmond-Delfzijl en de bijbehorende windmolenparken. In dit gebied is gemonitord voor aanvaringsslachtoffers. Dit heeft veel inzichten gegeven op het cumulatieve effect op het waddengebied van alle gemonitorde windmolenparken. Dit vergemakkelijkt het bepalen van het effect van nieuwe windmolenparken op de natuur (interview 4).

Er zijn monitoringsprogramma’s die in de gaten houden of er niet ‘een bepaalde druppel de emmer doet overlopen’. Dit is vaak gekoppeld aan een ‘hand aan de kraan principe’ waarbij bepaalde activiteiten kunnen worden beëindigd of worden beperkt indien bepaalde grenzen naderen.

Er wordt wel veel gemonitord in het waddengebied in vergelijking met andere natuurgebieden (interview 3). Dit resulteert in goede inzichten in het gebied en het cumulatieve effect op het gebied en worden trends zichtbaar (interview 3). Hierdoor kunnen effecten op het

waddengebied verminderd worden. Dit draagt alleen bij aan het bepalen van de huidige staat en niet aan het verder voorspellen van het cumulatieve effect. Er zijn voorbeelden in interviews genoemd, waarbij een vergunning wordt verleend mits er gemonitord wordt op bodemdaling, echter voor natuur staan de monitoringsprogramma’s los van de m.e.r.’s. Waar in de theorie monitoring een belangrijke rol speelt in het verbeteren van het onderzoeken naar cumulatieve effecten wordt dit in de praktijk zelden gedaan. Echter de natuur laat zich moeilijk voorspellen, hierdoor is monitoring zeer belangrijk voor het bepalen van het cumulatieve effect en het effect van een project op het gebied. Dit laatste is belangrijk voor toekomstige m.e.r.’s zodat deze niet het geschatte effect van het m.e.r. meenemen maar het gemeten effect van het project.

5.6 Tiering

Bij de PKB Waddenzee en de provinciaal omgevingsvisie is te zien dat zij vooral een

signalerende werking hebben richting onderliggende plannen en projecten. Bij het interview van de provinciaal omgevingsvisie kwam naar voren dat dit betekent dat het plan-m.e.r. geen invloed heeft op het onderzoek naar het cumulatieve effect op het waddengebied van onderliggende project-m.e.r.’s. Hoogstens zou het MER van het Provinciaal Omgevingsvisie Groningen als overzicht gebruikt kunnen worden. Echter volgens de respondent (interview 1) zou met of zonder het plan-m.e.r. de onderzoeken van de project-m.e.r.’s hetzelfde zijn. De m.e.r.’s op een hoog abstractieniveau geven overzicht en hebben een signalerende werking

richting het bevoegd gezag en initiatiefnemers maar hebben geen invloed op het onderzoek van m.e.r.’s op lagere niveaus.

De Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl en de bijbehorende m.e.r. is een goed voorbeeld van een plan-m.e.r. die cumulatieve effecten onderzoekt in afstemming met projecten. Dit plan-m.e.r. is op een kleinere schaal en een concreter niveau dan de Provinciaal Omgevingsvisie Groningen en de PKB Waddenzee. Het is ook afgestemd op hoger niveau, zo is de structuurvisie een opvolger van de Provinciale Omgevingsvisie Groningen en hoefde de provinciale

omgevingsvisie minder aandacht te geven aan deze regio. En is daarmee een goed voorbeeld van het afstemmen van de scope van verschillende plan-m.e.r.’s. Uit de interviews bleek dat de commissie m.e.r. grote invloed had op de keuze om een structuurvisie te maken voor het gebied en het detailniveau ervan.

Eén van de respondenten had graag onderscheid gezien tussen het juridische spoor en het planologische spoor (interview 2). Hierin zijn in het juridische spoor normen en wetten leidend, dat terug te vinden is in een Passende Beoordeling. In het planologische spoor heeft ook de kennis van het natuursysteem en het cumulatieve effect een belangrijke rol om problemen te voorkomen of op te lossen.

Voor verschillende milieu onderwerpen die relevant zijn voor het cumulatieve effect op het waddengebied zijn verschillende manieren van afstemming. Voor sommige zijn er nationale programma’s en databases die helpen bij het afstemmen en bepalen van cumulatieve effecten. Bij het zeer abstracte detailniveau wordt geen waarde gehecht door lagere niveaus indien het niet kaderstellend is. Uit het interview van de omgevingsvisie werd dan ook aangegeven dat het signalerend is en niet kaderstellend.

Er is geen database van effecten op het waddengebied. Er worden wel experimenten

uitgevoerd in andere provincies. Tiering gebeurt vooral door de kennis van de experts. Uit alle interviews kwam naar voren dat er interactie is tussen verschillende onderzoeken omdat de specialisten veel informatie van andere onderzoeken gebruiken in de m.e.r.’s. De experts horen op de hoogte van alle activiteiten rond het waddengebied. En lezen zich verder in indien dit van belang is voor het onderzoek. Ook com-m.e.r. deelt hier aan mee.

Met de brede definitie van deze thesis en de wettelijke verantwoordelijkheid van de projecten zoals beschreven in de wetgeving heeft een project een grote onderzoekslast. Van een project-m.e.r. wordt hierdoor namelijk verwacht dat zij het gehele systeem van het waddengebied onderzoeken met alle handelingen die hier effect op hebben om zo het cumulatieve effect in beeld te krijgen. Volgens het theoretisch kader hoort tiering hier een uitkomst te bieden. Zo kunnen plannen op hoger niveau al onderzoek gedaan hebben en bepaalde dingen voor het project in kaart te brengen zodat dit niet onderzocht hoeft te worden. Voor natuur is er geen kaderstellend plan en zijn de Nota Waddenzee en het Natura 2000-beheerplan Waddenzee enkel signalerend. Om cumulatieve effecten op het waddengebied beter te onderzoeken zou er voor het Waddengebied een plan opgesteld kunnen worden die het cumulatieve effect in beeld brengt en kadersstellend is voor projecten in en rond het Waddengebied. Dit geeft beter inzicht in het cumulatieve effect en meer duidelijkheid aan projecten waardoor projecten een duidelijke scope krijgen en taak bij het bepalen van het cumulatieve effect.Dit wordt bijvoorbeeld al gedaan voor stikstof in de vorm van het PAS, Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl is ook een voorbeeld dat het doet voor het gebied Eemsmond-Delfzijl.

Bij Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl wordt op hoger niveau gestuurd en is een goed voorbeeld van tiering. Tiering-up gebeurt ook en de afstemming is ook grensoverschrijdend. De

Structuurvisie was wettelijk niet noodzakelijk maar het is opgesteld omdat projecten inzichten kreeg dat bepaalde situaties niet binnen de projecten opgelost konden worden. Dit gebeurd echter zelden volgens de respondenten.

Het PKB Waddenzee geeft aan dat de verantwoordelijkheid van het afstemmen van het

monitoringsproces ligt bij de betreffende instituten. De betrokkenheid van m.e.r.’s bij monitoring is daarbij ook afhankelijk van de betreffende instituten. Dit is ook terug te zien in de project-m.e.r.’s. Hierbij wordt enkel advies gegeven over monitoring. Echter werd in de interviews aangegeven dat hiermee zelden tot nooit iets mee gedaan wordt. De betreffende instituten zijn niet meegenomen in dit onderzoek. Door deze belangrijke rol die de instituten hebben bij het bepalen van het cumulatieve effect op het waddengebied in m.e.r.’s kan dit een onderwerp zijn voor een vervolgonderzoek.

6 Conclusie en reflectie