• No results found

Plancapaciteit woningbouw in de MRA tot 2030

38

Openbaarvervoerslocaties

De ontwikkelingsmogelijkheden aan knooppunten en haltes van het openbaar vervoer zijn mede afhankelijk van de positie in het mobiliteitssysteem. We maken onderscheid in:

1. Multimodale knooppunten: (hoog)stedelijk gemengd woonwerkmilieu direct bereikbaar met bus, trein én metro, met aanwezigheid van of potentie voor een stevig economisch programma

2. Stadsharten: (hoog)stedelijke gemengde

woonwerkmilieus met veel stedelijke voorzieningen, direct bereikbaar via bus en trein of metro en met de potentie voor groei van economisch programma 3. Regionale centra: stedelijke gemengde

woonwerkmilieus met stedelijke voorzieningen, direct bereikbaar via bus en trein of metro en met de potentie voor een licht economisch programma 4. Haltes: stedelijk woonmilieu direct bereikbaar via trein

of metro met potentie voor een licht commercieel programma. De dichtheid kan variëren. Naarmate de afstand naar de halte groter wordt, zal de dichtheid soms minder worden, waardoor er ook suburbane woonmilieus in de invloedssfeer van ‘haltes’ worden gerealiseerd

Met name de woningbouwontwikkeling in de stadsharten en de regionale centra in de MRA is van belang bij de ambitie om de economische groei evenwichtig over de regio te verdelen. Naar verwachting is met ruimtelijk-economisch beleid de locatiekeuze van zo’n 10% van de banengroei op ov-locaties te beïnvloeden. De inzet is om dit beïnvloedbare aandeel te benutten om deze

centrumgebieden te versterken, in aanvulling op de banengroei die uit de deelregio zelf voortkomt. Daarvoor zijn aantrekkelijke hoogstedelijke woonwerkmilieus nodig op korte afstand (maximaal vijftien minuten lopen) van een intercitystation of ander hoogwaardig ov-knooppunt, die aansluiten op het economische profiel van de omgeving. De versnelling van de woningbouw in de stadsharten en regionale centra tot 2030 is een belangrijke randvoorwaarde voor een aantrekkelijk vestigingsmilieu, naast een helder economisch profiel (zie ook de paragraaf ‘Ruimtelijk-economische Strategie’).

Voor zeven stadsharten zijn integrale gebiedsplannen gemaakt, met een samenhangende aanpak en uitvoeringsstrategie voor zowel de toe te voegen bebouwing als de bestaande voorraad en de openbare ruimte. Dit gaat om Almere, Haarlem, Hilversum, Hoofddorp, Lelystad, Purmerend en Zaanstad. Deze integrale plannen omvatten:

• Blijvend investeren in de leefbaarheid, de ontmoetingsfunctie en aantrekkingskracht

• Een forse en versnelde woningbouwproductie

• Een noodzakelijke impuls aan de economische profilering, economische structuurversterking en extra banen

• Het klimaatbestendig maken

• Het benutten en optimaliseren van de ov-bereikbaarheid en het langzame verkeer

• De toegankelijkheid van groen in en om deze woningbouwlocaties

In het Verstedelijkingsakkoord worden afspraken gemaakt over de Rijk-regio inzet op deze gebiedsplannen.

Versnelling grote ontwikkellocaties

Met oog op de grote woningbehoefte wordt gezocht naar mogelijkheden om de bouwproductie tot 2030 te verhogen tot 220.000 woningen door realisatie op een aantal grote locaties te versnellen .3 Rijk en regio verkennen de mogelijkheden om nog eens maximaal 45.000 woningen in de MRA al voor 2030 te bouwen, verdeeld over vijf ontwikkellocaties:

• Haven-Stad in Amsterdam

• Achtersluispolder in Zaanstad

• Almere Pampus

• Amsterdam Zuidoost/Duivendrecht

• Hoofddorp centrum en westflank Haarlemmermeer

Om de versnelling op deze vijf locaties waar te maken, moet aan randvoorwaarden worden voldaan. Dat betekent dat niet alleen de woningbouw wordt versneld, maar ook andere maatregelen en projecten die daar één op één aan verbonden zijn, bijvoorbeeld op het gebied van mobiliteit, energie, klimaatadaptatie of gezondheid.

In de transformatiegebieden vraagt het uitplaatsen van bedrijven een gedegen voorbereiding. Hier zullen kosten mee gemoeid zijn.

Ook de bereikbaarheid vraagt om forse investeringen.

Vanwege de lange doorlooptijd van grote

infrastructuurprojecten zoals nieuwe metrolijnen, zullen deze op z’n vroegst pas medio jaren dertig tot ontlasting van het mobiliteitsnetwerk kunnen leiden. Afhankelijk van de uiteindelijke snelheid van de verstedelijking kan dit mogelijk in een bepaalde periode tot knelpunten leiden. Om bereikbaarheidsproblemen te voorkomen, is

3 Hierover zijn afspraken gemaakt in het BO-MIRT van najaar 2020.

afbeelding 10

Stadsharten (uit Programma Bereikbare Steden, waar ook de stadsharten in Noord-Holland Noord onderdeel van uitmaken )

40

afstemming in de tijd van woningbouw en infrastructuur noodzakelijk. Daarbij kan gedacht worden aan

ingroeistrategieën voor de mobiliteit.

Wat voor woon- en werkmilieus op deze locaties worden gerealiseerd, wordt bepaald aan de hand van de kwalitatieve behoefte, de kwaliteiten van de locatie en de positie in het mobiliteitssysteem. De twee ontwikkellocaties in het Noordzeekanaalgebied (Achtersluispolder en Haven-Stad) lenen zich

bijvoorbeeld goed voor het realiseren van productieve wijken waarin woningbouw wordt gemengd met

bestaande bedrijvigheid, lokaal verzorgende bedrijven en werkgelegenheid voor met name praktisch geschoolden.

Ongemengde bedrijventerreinen

Niet ieder bedrijf leent zich voor menging met

woningbouw in ‘productieve wijken’. Voor deze bedrijven,

die wel belangrijk zijn voor de werkgelegenheid in de MRA, blijven ongemengde en gezoneerde bedrijventerreinen nodig.

Bij grootschalige transformatie van bedrijventerreinen ontstaat de noodzaak voor alternatieve vestigingslocaties.

Tot 2040 heeft de MRA alle beschikbare harde en zachte plancapaciteit nodig om te voorzien in de behoefte aan bedrijventerreinen, zowel voor nieuwe bedrijven als bedrijven afkomstig van te transformeren terreinen. Die harde en zachte plancapaciteit is vooral te vinden in de gemeenten Lelystad en Almere, ten noorden van het IJ en in Purmerend/Edam-Volendam, en in de Zuidflank. In de Zuidflank is de vestigingsdruk van met name nieuwe bedrijven groot. Het is noodzakelijk om zuinig met de ruimte en plancapaciteit om te gaan, zodat nieuwe en te verplaatsen bedrijven een plek in de metropoolregio kunnen vinden.

Ook het havenindustrieel complex staat onder ruimtelijke druk van de woningbouwopgave, gecombineerd

met toenemende vraag naar ruimte voor circulaire bedrijvigheid en de energietransitie. Dit kan ertoe leiden dat bedrijven verplaatst moeten worden, daarvoor moet een nieuwe locatie worden gevonden. Belangrijk hierin is dat onderscheid wordt gemaakt tussen kade- en havengebonden bedrijven, die zich moeilijker laten verplaatsen, en ‘droge’ bedrijven. Intensivering heeft daarbij altijd de voorkeur, maar zal niet altijd haalbaar zijn.

Dit alles vergt een regionale bedrijventerreinenstrategie.

Daarnaast zien wij de opgave deze bedrijventerreinen voor het personeel uit de regio goed bereikbaar te maken.

Voorwaarden voor ontwikkeling

Willen ze daadwerkelijk bijdragen aan een gezonde, veilige en aantrekkelijke leefomgeving, dan zullen nieuwe woon- en werkmilieus aan een aantal voorwaarden moeten voldoen op het gebied van bereikbaarheid, klimaat, biodiversiteit, water en energie.

Bereikbaarheid op orde

Door de keuze voor een nadruk op binnenstedelijke ontwikkellocaties en ontwikkeling rondom ov-knooppunten, beperken we het aantal verplaatsingen dat wordt gegenereerd en de daarbij afgelegde afstand, en benutten we de bestaande infrastructuur optimaal.

Dat neemt niet weg dat op die ontwikkellocaties zelf investeringen in bereikbaarheid nodig zijn, soms substantieel in omvang; in slimme en betaalbare mobiliteit, goede stedelijke bereikbaarheid en het regionale en nationale multimodale netwerk.

Capaciteitsuitbreiding en versterking van onder meer het stedelijke fietsnetwerk en openbaar vervoer en het wegsysteem in hun onderlinge samenhang vragen