• No results found

Pijler II: Energiedata als noodzakelijke en kansrijke grondstof voor het systeem

I. ALGEMEEN

3.3 Pijler II: Energiedata als noodzakelijke en kansrijke grondstof voor het systeem

Hoewel binnen het energiesysteem sinds jaar en dag reeds op grote schaal gegevens worden uitgewisseld, neemt het maatschappelijke belang hiervan enkel toe. In hoofdstuk A-1 is toegelicht dat de sector een digitale transitie doormaakt, waarbij de snelheid, hoeveelheid en beschikbaarheid van gegevens binnen het energiesysteem sterk toeneemt. Dit biedt kansen om de flexibiliteit te creëren die een toekomstige CO2-vrije energievoorziening nodig heeft, maar ook om eindafnemers sneller en in meer detail inzicht te geven in hun verbruik en de financiële afhandeling (veroorzaakte onbalans in het systeem, facturering, etc.) te verfijnen. Tegelijkertijd is er ook sprake van een transitie naar meer

39

‘zelfbeschikking’ door eindafnemers, wat zowel een betere en snellere toegang tot gegevens vereist, als de mogelijkheid om meer regie te voeren over de eigen gegevens. De volgende tabel vat de beoogde wijzigingen kort samen, welke zowel voortkomen uit het Clean Energy Package (CEP) als uit nationale keuzes (NL) en in alle gevallen zowel gas als elektriciteit omvatten.

Nr. Wijziging en toelichting Label E G

A. Verbeteren en rationaliseren van de meetketen

#7 Het continueren van de ingezette overgang van analoge meetinrichtingen naar digitale meetsystemen die (i) onderscheid maken tussen afname en invoeding en (ii) waar mogelijk op afstand uitleesbaar zijn. In den brede wordt ook geborgd dat voor elke aangeslotene zijn invoeding en afname nauwkeurig wordt gemeten.

CEP-7 NL-16

#8 Veel van de geldende regels rondom meetinrichtingen en het meten liggen vast in ‘technische codes’. Ten behoeve van de legaliteit worden deze regels ‘herschikt’ en waar nodig aangepast.

Dit betekent dat een deel van de regels verschuiven naar hogere en ook andere regelgeving.

Tegelijkertijd wordt ook een versimpeling van de huidige ordening van de meetketen voorgesteld, waaronder een grotere taak voor de DSB’s bij het uitlezen van de slimme meetsystemen bij aangeslotenen met een kleine aansluiting.

NL-10

B. Versterken beschikbaarheid van hoogwaardige en hoogfrequente gegevens

#10 Binnen het energiesysteem worden reeds veel gegevens uitgewisseld. Dit wetsvoorstel legt in meer detail vast om welke gegevens en processen het gaat, alsmede welke voorwaarden gelden en welke actoren hierbij betrokken zijn. Hiermee wordt transparantie gecreëerd en beter geborgd dat noodzakelijke gegevens beschikbaar zijn en uitgewisseld kunnen worden. Met het oog op (i) het functioneren van het energiesysteem en (ii) het beheer van de systemen wordt voorgesteld om, onder strikte voorwaarden, de beschikbaarheid en het uitwisselen en gebruiken van hoogwaardige en hoogfrequente meetgegevens te vergroten. Effect hiervan is onder meer dat de verstorende werking van ‘gebruiksprofielen’ op de onbalans wordt verkleind, wat leidt tot een eerlijkere financiële afwikkeling en verlaging van de (thans oplopende)

C. Grip op data: datadelen als fundament voor het systeem

#12 De grote variëteit in gegevensstromen binnen het energiesysteem vraagt om structuur en coördinatie. Dit wetsvoorstel bevat een herziening van het huidige stelsel van gegevensuitwisseling. Beoogd wordt hiermee het functioneren van verschillende systeemprocessen te borgen en tegelijkertijd de (informatie-) positie van aangeslotenen te versterken en verschillende marktinitiatieven mogelijk te maken. Als onderdeel van deze herziening verschuift een deel van de regels naar hogere regelgeving.

CEP-10 NL-4 NL-10

#13 Het wetsvoorstel legt regels vast over de gegevens die aangeleverd worden ten behoeve van het functioneren van het algehele energiesysteem. Het wetsvoorstel stelt vervolgens ook eisen aan het beheer van deze gegevens, alsmede de toegang tot en uitwisseling van gegevens. Ten behoeve van de centrale en gestandaardiseerde ontsluiting van de gegevens is gekozen voor een nieuwe rol en taakstelling: de gegevensuitwisselingsentiteit.

CEP-10

NL-4

#14 Aangaande de toegang tot en uitwisseling van gegevens legt het wetsvoorstel vast waarvoor deze gebruikt (kunnen) worden. Onderscheid wordt gemaakt naar verschillende gegevens-processen, waaronder (i) processen die samenhangen met verplichtingen en taken binnen het energiesysteem, en (ii) inzage in en het delen van gegevens door aangeslotenen zelf.

CEP-8 CEP-10 NL-4

Noot: de labels in de derde kolom verwijzen naar de verschillende thema’s besproken in hoofdstuk A-2. In de laatste twee kolommen is aangegeven of de maatregel voor elektriciteit (E) en/of gas (G) van toepassing is.

A. Verbeteren en rationaliseren van de meetketen

Dit wetsvoorstel continueert de vanaf 2012 ingezette overgang van analoge meetinrichtingen naar slimme meetsystemen die, waar mogelijk, ook op afstand uitleesbaar zijn. Beoogd wordt dat binnen enkele jaren (vrijwel) alle eindafnemers over een dergelijk systeem beschikken, waarmee ook voldaan wordt aan de minimumeis van 80% in 2024 zoals gesteld in de Elektriciteitsrichtlijn. Van de

40

aangeslotenen met een grote aansluiting46 (vooral bedrijven) beschikt eind 2020 al ruim 90% over een dergelijk systeem en dit percentage loopt de komende jaren verder op. Voor de aangeslotenen met een kleine aansluiting (vooral huishoudens) verloopt deze uitrol via de DSB’s en lag dit percentage eind 2019 rond de 73%. Mede in het kader van de afbouw van de salderingsregeling wordt beoogd aangeslotenen met een kleine aansluiting in de jaren 2021 en 2022 nogmaals een slim meetsysteem aan te bieden.47 Voor deze groep aangeslotenen geldt dat, mochten zij kiezen voor een conventionele meetinrichting, zij daarmee hun actieve deelname aan de markt (zie pijler IV) beperken. Teneinde de kansen die de digitale transitie in het energiesysteem geeft ten volle te kunnen benutten, wordt een rationalisering en een versimpeling van de ordening van de meetketen voorgesteld. Bij deze wijzigingen speelt tevens mee dat de legaliteit verder versterkt wordt, door een deel van de regels die thans in ‘codes’ vastliggen te verschuiven naar hogere regelgeving (zie pijler I). Dit wetsvoorstel bevat de volgende wijzigingen, hoofdstuk B-7 gaat hier nader op in.

 Verantwoordelijkheden bij kleine aansluitingen - Voor de kleine aansluitingen herijkt dit wetsvoorstel de huidige taken en verantwoordelijkheden rondom het hebben, plaatsen en beheren van meetinrichtingen en legt dit ook duidelijker op wetsniveau vast. Dit omvat het volgende. Ten eerste; het vastleggen van een wettelijke meterplicht, waarin wordt bepaald dat elke aangeslotene bij elk overdrachtspunt over een meetinrichting dient te beschikken. Ten tweede; het vastleggen van de meetverantwoordelijkheid van de DSB’s, inclusief de bevoegdheid en taak om bij elk overdrachtspunt een meetinrichting te plaatsen en te beheren. De leverancier blijft enkel in de gevallen waarbij de meetinrichting niet op afstand uitgelezen kan worden, verantwoordelijk voor collectie, validering en vaststelling van specifieke meetstanden. Het

‘meetbedrijf’ in de huidige wet- en regelgeving komt geheel te vervallen. Ten derde; continuering van de uitzondering op de meterplicht voor ‘onbemeten aansluitingen’, maar met opname van herziene voorwaarden hiervoor in hogere regelgeving.

 Verantwoordelijkheden bij grote aansluitingen - De verantwoordelijkheden blijven grotendeels gelijk, maar met enkele verduidelijkingen. Ten eerste; het opnemen van een wettelijke meterplicht, waarin wordt bepaald dat de aangeslotene bij elk overdrachtspunt over een meetinrichting dient te beschikken. Ten tweede; het in de wet vastleggen dat de aangeslotene verantwoordelijk is voor het plaatsen en beheren van de meetinrichtingen, een norm die nu in de

‘meetcodes’ staat. Ten derde; het vastleggen van de meetverantwoordelijkheid van de aangeslotene zelf, met daarbij de eis dat het enkel erkende meetverantwoordelijke partijen is toegestaan om meetinrichtingen te plaatsen en gegevens te collecteren en vast te stellen. Het wetsvoorstel bevat twee bijzonderheden. Ten eerste wordt vastgelegd dat ‘maatschappelijke multisites’48 zelf volledige meetverantwoordelijkheid dragen, dus zowel voor hun grote als hun kleine aansluitingen. Ten tweede; bestendiging van de regel dat in het geval van directe afname van het landelijke gastransportsysteem, de meetverantwoordelijkheid niet bij de direct aangeslotenen ligt, maar bij de TSB zelf. Bij invoeding in het landelijke gastransportsysteem draagt de aangeslotene wel zelf meetverantwoordelijkheid.

 Eisen aan meetinrichtingen (grote en kleine aansluitingen) - Dit wetsvoorstel bevat, zowel voor grote als kleine aansluitingen, nadere eisen aan de meetinrichtingen. Momenteel liggen deze eisen deels vast in de ‘meetcodes’, maar dit wordt verschoven naar het niveau van de wet zelf en zal nader worden vastgelegd in een besluit of regeling onder de Energiewet. Hierbij wordt tevens een

46 Grote aansluitingen worden gedefinieerd als zijnde aansluitingen groter dan 3x80 Ampère voor elektriciteit en groter dan 40 m3 (n) per uur voor gas. Kleine aansluitingen zitten onder deze drempelwaarden.

47 Dit is neergelegd in het wetsvoorstel ‘Afbouw van de salderingsregeling voor kleinverbruikers’, welke op 8 oktober 2020 naar de Tweede Kamer is gestuurd. Zie: Kamerstukken II 2020/21, 35594, nr. 2.

48 Hier gaat het om partijen die vallen onder artikel 1, lid 2 en 3 van de Elektriciteitswet 1998. Dit zijn veelal bedrijven met een groot aantal aansluitingen (zowel grote als kleine aansluitingen), waarbij de energievoorziening belangrijk is voor de uitvoering van activiteiten die ook een maatschappelijk belang hebben. Gedacht kan worden aan internet- en telefoonverkeer, telecommunicatie, watervoorziening en openbaar vervoer.

41

actualisatie uitgevoerd. Ook de verhouding tot de Metrologiewet is relevant. Meetinrichtingen voor kleine aansluitingen vallen, voor zover het gaat om Europees geharmoniseerde regels over meetinrichtingen49, reeds onder de Metrologiewet. Dit wetsvoorstel beoogt dat, voor zover het gaat om metrologische eisen, ook de meetinrichtingen voor grote aansluitingen onder de Metrologiewet worden gebracht. Hierbij gaat het dan niet om Europees geharmoniseerde regels, maar om nationale regels.

 Borging kwaliteit van het meten (grote en kleine aansluitingen) - De huidige wet- en regelgeving bevat weinig kwaliteitseisen aan systeembeheerders ten aanzien van het collecteren, valideren en vaststellen van de meetgegevens. Dit wetsvoorstel beoogt de volgende wijzingen: (i) het kunnen stellen van specifieke eisen aan de collectie van de meetgegevens, (ii) verplichting aan de TSB’s en DSB’s om in hun kwaliteitsborgingssysteem (KBS) ook aandacht te geven aan de uitvoering van hun meettaken en rapportage hierover, en (iii) het opnemen van de meettaak als onderdeel van de tariefregulering. Voor de meeste grote aansluitingen geldt dat niet een systeembeheerder meet, maar een erkende meetverantwoordelijke partij (namens de aangeslotene). Om de kwaliteit van deze dienstverlening te borgen wordt een tweetal wijzigingen beoogd. Ten eerste verleent ACM voortaan de erkenning en kan zij deze eventueel ook intrekken. De huidige eisen voor de erkenning worden geactualiseerd, waarbij meer nadruk komt te liggen op de organisatie en de technische deskundigheid van de meetverantwoordelijke partij. Ten tweede bevat dit wetsvoorstel, ten einde de transparantie over het presteren te verbeteren, een rapportageplicht voor de meetverantwoordelijke partijen aan de ACM.

B. Versterken van de beschikbaarheid van hoogwaardige en hoogfrequente gegevens

Binnen het huidige energiesysteem vindt reeds een hoge mate van gegevensuitwisseling plaats en de voortgaande digitalisering versterkt dit verder. Het gaat hierbij om een grote variëteit aan gegevens, variërend van (technische) gegevens over de aansluiting of de meetinrichting tot de meet- en verbruiksgegevens en de betrokken leverancier of balanceringsverantwoordelijke partij op een aansluiting. De voortdurende aanpassing van wet- en regelgeving heeft er, in combinatie met de digitalisering, voor gezorgd dat er een complex systeem van gegevensuitwisseling is ontstaan. Waar de grondslag voor de uitwisseling van gegevens in de huidige Gaswet en Elektriciteitswet 1998 ligt, bepalen verschillende onderliggende besluiten, regelingen en ‘codes’ om welke gegevens het gaat en voor welke processen deze gebruikt worden. Dit stelsel is weinig inzichtelijk en loopt, mede door de inwerkingtreding van de Algemene Gegevensverordening (AVG) in 2018, tegen diverse grenzen aan.

Ook vanuit het perspectief van de ingezette energietransitie worden barrières ervaren:

maatschappelijk relevante gegevens (bijvoorbeeld voor decentrale overheden) kunnen niet altijd worden uitgewisseld omdat het stelsel hier niet de juiste grondslagen voor biedt. Tegelijkertijd vereist het CEP dat noodzakelijke gegevens, onder de juiste voorwaarden en condities, juist beter toegankelijk worden. Dit wetsvoorstel beoogt om dit geheel te stroomlijnen en legt daartoe in meer detail vast om welke plichten en rechten gelden, alsmede om welke gegevens en processen het gaat, welke voorwaarden gelden en welke actoren hierbij betrokken zijn. Hiermee wordt transparantie gecreëerd en beter geborgd dat noodzakelijke gegevens ten alle tijden beschikbaar zijn en uitgewisseld kunnen worden. Hoofdstuk B-7 gaat hier nader op in.

Dit wetsvoorstel beoogt ook de beschikbaarheid van hoogwaardige en hoogfrequente meetgegevens te vergroten. Een belangrijk onderdeel hierbij is het uitlezen van de op afstand uitleesbare slimme meetinrichtingen bij aangeslotenen met een kleine aansluiting. DSB’s hebben (voor deze specifieke groep) reeds de taak om meetgegevens te collecteren die noodzakelijk zijn voor de taken van de leverancier. Beoogd is deze taak voor de DSB’s te herijken. Waar thans gegevens worden gecollecteerd op het niveau van een dag, week, maand en jaar, is beoogd om meetgegevens per kwartier

49 Richtlijn 2014/32/EU: harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van meetinstrumenten (herschikking).

42

(elektriciteit) of per uur (gas) te gaan collecteren. Deze collectie gebeurt niet ‘real-time’, maar met enige vertraging (thans één keer per 24 uur). De beschikbaarheid van de hoogfrequente gegevens biedt verschillende mogelijkheden, zowel voor het bredere energiesysteem als voor de aangeslotene zelf. Binnen het systeem wordt het mogelijk om de gecreëerde onbalans sneller en gedetailleerder in kaart te brengen, zodat ook de afrekening tussen balanceringsverantwoordelijken sneller en eerlijker afgehandeld kan worden. Een belangrijke factor hierbij is dat voor aangeslotene met een kleine aansluiting thans nog ‘gebruiksprofielen’ worden gebruikt. Deze profielen voldeden in het verleden, maar met de opkomst van bijvoorbeeld elektrische auto’s en invoeding vanuit zonnepanelen loopt dit meer en meer uit de pas en dit komt ook tot uiting in de verrekening van de ontstane onbalanskosten (‘reconciliatie’). Door gebruik te maken van uur- en kwartierwaarden kunnen de kosten van de onbalans beter worden toegerekend aan de eigenlijke veroorzaker daarvan.

Belangrijk hierbij is op te merken dat op verschillende manieren het zorgvuldige gebruik van persoonsgegevens wordt geborgd. Naast het expliciet vastleggen van de processen en voorwaarden waaronder deze gegevens mogen worden gebruikt (zie thema C hierna), worden ook technische maatregelen genomen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het aggregeren van gegevens tot op het niveau van leverancier, balanceringsverantwoordelijke en netgebied-combinatie. Dit betekent dat de verbruiksgegevens voor deze partijen niet meer herleidbaar is tot individuele aangeslotenen. Voor andere processen waarbij eventueel uur- en kwartierwaarden nodig zijn (bijvoorbeeld ten behoeve van inzichtsdiensten of variabele prijsovereenkomsten) zal inzake het beheer een beperkte opslagperiode wordt vastgelegd. Tevens geldt in die situaties dat de aangeslotene er zelf toe moet verzoeken om deze gegevens te delen.

C. Grip op data: datadelen als fundament voor het systeem

Waar het hiervoor ging om het optimaliseren van de meetketen en het borgen van de beschikbaarheid van noodzakelijke gegevens, gaat het hier om de (her-) inrichting van het beheer van deze gegevens, zodat ook de toegang tot en de uitwisseling van deze gegevens beter geborgd is. Hoofdstuk B-7 gaat hier op in.

Herziening van de huidige regels - Waar de huidige regels rondom het gegevensbeheer en de gegevensuitwisseling vooral vastliggen in de Informatiecode (en enkele andere ‘codes’) verschuift dit wetsvoorstel deze regels naar een hoger niveau en herziet het ze tegelijkertijd op specifieke onderdelen. Hierbij gaat het om drie type herzieningen. Ten eerste legt het wetsvoorstel, in navolging van de plicht gegevens beschikbaar te stellen of aan te leveren, vast wie het beheer voert over deze gegevens. Aan dit beheer zijn vervolgens specifieke voorwaarden en verplichtingen gekoppeld rondom de toegang tot en uitwisseling van gegevens. Ten tweede legt het wetsvoorstel vast waar de gegevens voor gebruikt mogen worden, waarbij zowel de belangen van het systeem, de markt en de aangeslotenen meespelen. Tot slot; gelet op de genoemde verschuiving naar hogere regelgeving, laat dit wetsvoorstel de grondslag vervallen waar thans de Informatiecode op gebaseerd is. Dit beperkt de huidige invloed van de sector bij het opstellen van regels, maar vergroot tegelijkertijd de legitimiteit van de regels.

Het bijhouden van registers – De grote variëteit in gegevensstromen in het energiesysteem vraagt om structuur en coördinatie. In dit wetsvoorstel is de keuze gemaakt om registers van zowel (i) de afzonderlijke TSB’s en de DSB’s als (ii) nader aan te wijzen (markt-) partijen hierin een belangrijke spilfunctie te laten spelen. Deze registers omvatten gegevens die op grond van dit wetsvoorstel worden verzameld of, in het geval van deze systeembeheerders, door een andere actor aan hen worden aangeleverd. Het wetsvoorstel stelt daarbij eisen aan het beheer van deze registers, bijvoorbeeld ten aanzien van de kwaliteit van gegevens en gegevensbeveiliging. Door deze partijen vervolgens te verplichten om hun registers via de gegevensuitwisselingsentiteit te ontsluiten (zie hierna), wordt het mogelijk om gegevens gedeeltelijk ‘bij de bron’ te houden. Met name voor de

43

meetgegevens is dit belangrijk: degene die de meetaken uitvoert is ook verantwoordelijk voor de brongegevens.

De gegevensuitwisselingsentiteit – Gelet op de verschillende markt-, aangeslotenen- en systeembelangen dient geborgd te worden dat deze gegevens op een efficiënte en effectieve manier worden uitgewisseld. Gekozen is voor centrale en gestandaardiseerde ontsluiting van de verschillende registers via een nieuwe rol en taakstelling: de gegevensuitwisselingsentiteit. De taken van deze gegevensuitwisselingsentiteit worden belegd bij een samenwerkingsverband van de systeembeheerders, welke hierop ook als verband aangesproken kunnen worden. Deze gegevensuitwisselingsentiteit neemt een bijzondere rol in binnen het energiesysteem daar hij zich vooral ten dienste moet stellen aan anderen. Hij moet hen in staat stellen om actief te zijn op de energiemarkt. De gegevensuitwisselingsentiteit wordt de taak opgelegd om toegang te geven tot en zorg te dragen voor de uitwisseling van de gegevens uit de verschillende registers van de afzonderlijke systeembeheerders en de nader aan te wijzen marktpartijen. Gelet op het publieke belang van deze gegevensuitwisseling worden in het wetsvoorstel nadere eisen gesteld aan de uitvoering van de taken door de gegevensuitwisselingsentiteit, bijvoorbeeld ten aanzien van gegevensbeveiliging, identificatie en transparantie. Ten einde te borgen dat de gegevensuitwisselingsentiteit de verschillende belangen (systeem, markt en aangeslotenen) in de uitvoering van zijn taken dient, moet de gegevensuitwisselingsentiteit samenwerken met de verschillende actoren die een rol en belang hebben. Deze samenwerking moet er op gericht zijn om te komen tot een effectieve elektronische uitwisseling van gegevens, meer concreet: tot het maken van afspraken tussen de verschillende betrokkenen. De wet en de onderliggende regelgeving zijn hierbij normerend, de samenwerking en de te maken afspraken zijn vooral gericht op de invulling en uitvoering van de taken. De gegevensuitwisselingsentiteit dient hierbij redelijk, transparant en niet-discriminerend te handelen, waarbij tevens is vastgelegd dat de gegevensuitwisselingsentiteit, in de uitvoering van zijn taken, de systeembeheerders niet mag bevoordelen boven de andere betrokken partijen.

De toegang tot en uitwisseling van gegevens – Dit onderdeel vormt het sluitstuk van de keten, die bestaat uit (i) het verplicht beschikbaar stellen van gegevens, en (ii) het beheren van deze gegevens conform de gestelde eisen en verplichtingen. Net als bij deze voorgaande twee onderdelen, speelt de eerder genoemde onderliggende ministeriële regeling een belangrijke rol. Door in de genoemde onderliggende regeling een koppeling te maken tussen de bij regeling vastgelegde en beheerde gegevens en de verschillende processen, wordt geborgd dat er een duidelijke doelbinding en grondslag voor het gebruik van deze gegevens ontstaat. Inzake de toegang tot en uitwisseling van gegevens moet onderscheid gemaakt worden naar verschillende regimes:

 Functioneren van het energiesysteem: Dit omvat een groot aantal processen. Deze processen maken het mogelijk dat de verschillende actoren in de markt (systeembeheerders, leveranciers, balanceringsverantwoordelijke partijen, etc.) aan hun taken en verplichtingen kunnen voldoen. Dit wetsvoorstel beoogt een robuuste, gecontroleerde en toekomstbestendige grondslag te bieden op grond waarvan deze essentiële processen binnen het energiesysteem kunnen worden uitgevoerd;

 Inzage door een aangeslotene: Hierbij wordt aangesloten op het algemene principe dat een betrokkenen de gelegenheid moet hebben om in te zien welke gegevens over hem bekend zijn;

 Uitwisseling op basis van verplichting in een andere wet: Indien een andere wet verplicht tot de toegang tot of uitwisseling van (energie-) gegevens van een aangeslotene aan een andere partij, dan kan daar onder dit wetsvoorstel invulling aan gegeven worden;

 Uitwisseling op verzoek van de aangeslotene: Een aangeslotene kan zelf verzoeken om de toegang

 Uitwisseling op verzoek van de aangeslotene: Een aangeslotene kan zelf verzoeken om de toegang