• No results found

Perspectief vanuit ontwikkeling landbouw

In document Boer zoekt ingekorven vleermuis (pagina 56-58)

5 Toekomstperspectieven voor ingekorven vleermuis

5.1 Perspectief vanuit ontwikkeling landbouw

Bij bedrijven met melkvee, vleesvee en paarden en/of pony’s treedt

schaalvergroting op. Zo is het aantal melkveehouders in Midden-Limburg gedaald met circa 40%, terwijl het aantal stuks melkkoeien constant is. Het aantal stuks vleesvee is met 10% afgenomen, terwijl het aantal bedrijven met vleesvee is afgenomen met 40%. Het aantal paarden en pony’s dat gehouden wordt is met 17% toegenomen, terwijl het aantal bedrijven is afgenomen met 43%. Het blijkt dat het aantal bedrijven met relatief kleine aantallen melkvee, vleesvee en paarden en pony’s afneemt in Limburg. Voor de door ons bezochte bedrijven waar ingekorven vleermuis voorkomt is deze trend vergelijkbaar, waarbij vooral bedrijven met oude stallen de grootste kans hebben te stoppen. Dit laat zien dat 1) het aantal stallen waar ingekorven vleermuis in kan foerageren is afgenomen en 2) bovendien het aantal “oudere typen” stallen, die van oudsher het meest geschikt zijn voor ingekorven vleermuis, nog sterker afneemt. Deze trend zal zich voortzetten.

Alle bezochten melkvee-, vleesvee-, paardenpensions en vrije uitloop/ Livar- varkenshouderijen zijn goed toegankelijk voor de ingekorven vleermuizen. In de stallen en op het erf was het voldoende lang donker zodat de ingekorven

vleermuis er kan jagen. Ondanks dat er anti-vliegenmiddelen en

ontwormingsmiddelen worden toegepast op alle type bedrijven, worden op deze bedrijven gefoerageerd door de ingekorven vleermuis. Het lijkt dat er in

voldoende mate vliegen aanwezig zijn. Wel zouden deze middelen op langere termijn zich kunnen ophopen in de ingekorven vleermuizen en dit kan mogelijk een schadelijke invloed hebben op de vitaliteit van de vleermuizen. Bekend is dat ze jagen in stallen waar melkvee, vleesvee, vrije uitloop/ Livar-varkens en geiten gehouden worden. Onbekend is of ze jagen in stallen waar paarden staan.

Paardenstallen lijken mogelijk geschikt als foerageergebied, terwijl (moderne) geitenstallen minder geschikt lijken. Geitenfokkerijen zijn zeldzaam in Midden- Limburg. Grote geitenstallen zijn vaak tochtig en leveren daardoor waarschijnlijk weinig voedsel en zijn daardoor voor de ingekorven vleermuis daarom misschien weinig geschikt. In kleinere geitenstallen zijn al jagende ingekorven vleermuizen

vastgesteld. Nader onderzoek naar het voorkomen van ingekorven vleermuizen in paarden- en geitenstallen is aan te bevelen.

Schaalvergroting brengt moderne en grote stallen met zich mee. Een gevolg is dat kleinere stallen gesloopt worden of het vee uit deze stallen verdwijnt. De nieuwste moderne, grote stallen zijn opener, hoger en daardoor tochtiger en kouder dan oudere stallen. Vliegen hebben naast mest en stro ook warmte nodig en houden niet van tocht. Deze stallen zouden daardoor minder geschikt voor vliegen en dus voor de ingekorven vleermuis kunnen zijn. Het is onbekend of ingekorven vleermuizen jagen in deze moderne stallen.

Door de schaalvergroting vindt tevens een verdere clustering van stallen als voedselbronnen plaats. Hierdoor zullen individuele dieren verder moeten vliegen vanaf hun kraamverblijven naar de voedselbron en zullen dieren moeten

accepteren dat er met meer individuen tegelijk op één locatie wordt gejaagd, of dat ze later aan de beurt zijn. Afhankelijk van de locatie van de nieuwe grotere stal(len) t.o.v. de kraamgroepen, kan dit leiden tot energetisch hogere kosten, dan de situatie met meerdere stallen waarvan in ieder geval enkele dicht in de buurt liggen. Bij laatvliegers is vast komen te staan dat lacterende vrouwtjes niet terug keren bij verliggende foerageergronden om tussendoor hun jong te

lacteren, wat groeiachterstanden kan opleveren voor de jongen (pers. com Thierry Keryn).

Het ontbreken van bedrijfsopvolging (38% van bezochte bedrijven) vormt een risico voor de toekomst van de ingekorven vleermuis. Vooral bedrijven met kleine, ouderwetse stallen met daarin vee zullen verder verdwijnen en daarmee verdwijnen de optimale stallen voor zowel foerageren als voor bewoning voor ingekorven vleermuis.

Het overgrote deel van de agrariërs vindt het leuk dat ingekorven vleermuizen (mogelijk) op hun bedrijf voorkomen. Elke veehouder zegt ook graag mee te willen werken om maatregelen te nemen op het bedrijf. Zolang het hun geen geld en niet al te veel tijd kost. Installeren van maatregelen zal daarom

georganiseerd moeten worden door derden. Agrariërs zijn bereid om rekening te houden met de ingekorven vleermuis, wanneer dat past in de bedrijfsvoering. Er is dus qua houding voldoende draagvlak voor het nemen van maatregelen voor ingekorven vleermuizen.

Het opheffen van het melkquotum, en daarmee samenhangende prijseffecten, leiden tot een (lichte) stijging van het aantal stuks melkvee, maar belangrijker, tot vergroting en modernisering van bedrijven. Het draagt daardoor bij aan de dalende trend van het aantal stallen en verandering naar de meer open, koudere en tochtigere stallen, en daarmee aan de afname van de foerageermogelijkheden voor ingekorven vleermuis.

Ook paardenhouderijen blijken groter te worden. Doordat het onbekend is welk belang deze sector heeft voor de ingekorven vleermuis, is niet in te schatten hoe deze schaalvergroting de ingekorven vleermuis beïnvloedt. Het is niet uit te

sluiten dat dezelfde nadelige effecten zullen optreden, als bij de schaalvergroting van de melkveehouderijen.

Geitenfokkerijen zijn zeldzaam in Midden-Limburg. Grote geitenstallen zijn vaak tochtig en leveren daardoor waarschijnlijk weinig voedsel en zijn daardoor voor de ingekorven vleermuis weinig geschikt. In kleinere geitenstallen zijn al jagende ingekorven vleermuizen vastgesteld.

In document Boer zoekt ingekorven vleermuis (pagina 56-58)