• No results found

Persoonlijke reflectie en reflectie op het onderzoek

In document De Leidse zoeker (pagina 51-53)

Hoofdstuk 5 – Reflecties

5.1 Persoonlijke reflectie en reflectie op het onderzoek

Zoals al in het voorwoord vermeld wist ik meteen waar ik mijn onderzoek naar wilde doen. NSL en de student liggen mij na aan het hart en ik zat tijdens het onderzoek zelf ook nog volop in het studentenleven. De mooie kant hiervan is dat ik gemotiveerd bleef en enthousiast kan worden over de uitkomsten. Een groot gevaar was de objectiviteit. Vanaf het begin heb ik geprobeerd mijn subjectiviteit te tackelen. Allereerst door het verwoorden van mijn persoonlijke visie op het onderwerp (zie inleiding), maar ook door continu bewust in de rol van onderzoeker te kruipen, zoals in een toneelstuk. Vooral dit laatste heeft mij enorm geholpen, ik stapte het onderzoek in alsof ik nog nooit van NSL of een zoekende student had gehoord. Na een bepaald interview kreeg ik ook terug dat de geïnterviewde vond dat ik goed objectief bleef en geenszins gekleurde vragen stelde. Om de objectiviteit te waarborgen heb ik me ook eerst compleet in de literatuur gestort. De literatuurstudie was nagenoeg af toen ik begon aan de interviews. De topics en interviewvragen heb ik compleet aan de literatuur ontleend. De literatuurstudie vond ik leuk om te doen. Door mijn affiniteit met het onderwerp vond ik het leuk diep in de boeken te duiken en de gevonden informatie zo goed en duidelijk mogelijk te verwoorden. Ik ben begonnen met het ‘Handboek Jongeren en Religie’, van daaruit ben ik verder gegaan. Ik had het voornemen om ‘Bricolage en Bezieling’ en ‘Zwevende Gelovigen’ ook te gaan gebruiken, maar door het handboek had ik al de nodige informatie betreft bricolage en zwevende gelovigen (ik heb de andere twee wel doorgebladerd). Ik had al een compact beeld neergezet, nog meer uitweiding had het naar mijn idee alleen maar onoverzichtelijker gemaakt. Na dit handboek heb ik me vooral gestort op ‘Leren’ van Bolhuis en het onderzoek ‘Student en Zingeving’. Dit waren mijn drie ‘hoofdbronnen’ voor het literatuuronderzoek.

Ik vond de interviews bijzonder. Het verbaasde me hoe open de studenten waren en dat ik, meestal als vreemde, hun complete verhaal mocht horen en zelfs mocht doorvragen op de meest persoonlijke zaken. Ik vond het een eer en het maakte ook dat ik extra zorgvuldig om wilde gaan met hun gegeven informatie en de verwerking ervan. Ik heb de aanbeveling zo veel mogelijk vanuit hen geschreven, ik hoop van harte dat NSL dit zal gaan oppakken.

Het was de eerste keer dat ik zo’n relatief groot onderzoek deed. Ik vond het erg spannend en heb ook meerdere dagen gefrustreerd in de Universiteits Bibliotheek gezeten omdat ik geen idee had hoe ik verder moest. Het was een heel proces van zoeken. Wanneer ik deze frustratie kreeg was ik geneigd om de scriptie even te laten voor wat het was. Soms ging ik dan toch door, maar soms liet ik het dan ook echt even liggen voor een bepaalde tijd. Hierdoor heeft mijn afstuderen wel wat vertraging opgelopen. Een volgende keer zou ik een studiemaatje moeten zoeken die weet heeft van mijn proces en de inhoud en mij weet te stimuleren of de situatie te relativeren. Het leren omgaan met deze frustraties is wel een leerpunt voor mij.

Het houden van deze interviews was ook compleet nieuw voor mij. De begeleiding die ik hierin kreeg was prettig, maar toch had ik het gevoel ‘dat ik maar wat deed’. Als ik de interviews teruglees zie ik een verschil tussen het eerste interview en de laatste; hoe verder ik kwam, hoe meer ik doorhad wat vragen waren die ‘werkten’ en wanneer iets niet relevant was en ik het kon laten zitten. Een voorbeeld hiervan is dat ik in het eerste interview doorvraag of opmerkingen maak over irrelevante zaken over haar studie die ik in detail te horen kreeg. Dit was niet nodig geweest, ik had beter kunnen vragen of ze het bondiger kon vertellen. In verdere interviews vroeg ik directere vragen als: wat zou jíj willen van God? Wat heb je nodig van hem? En daar vroeg ik dan op door.

51

Mijn onderzoeksdoel was NSL vertellen wie de doelgroep is, wat deze studenten nodig hebben en hoe zij zelf goede begeleiding kunnen bieden. Dit doel is mijns inziens bereikt, ik ben benieuwd wat Azusa-Windesheim en NSL daarvan vinden. Het in kaart brengen van kenmerken en verlangens van de Leidse student kan ook kerken en andere christelijke organisaties helpen in het benaderen van studenten.

Persoonlijk wilde ik graag willen uitvinden hoe NSL organisatorisch kan verbeteren in haar plan voor zoekende en twijfelende studenten. Dit doel heb ik ook bereikt, hoewel het onderzoek meer inhoudelijk was dan organisatorisch. Ik ben uitgedaagd om niet te snel mijn mening op een situatie te plakken, maar goed te luisteren naar de betrokkenen en puur hun ideeën te gebruiken voor een advies. Ik vond het een leuk proces om mezelf een keer helemaal weg te cijferen. Dit heeft mij geholpen in mijn professionaliteit. Ook heeft het mij geholpen in mijn houding: ik heb vaak mijn mening klaar terwijl die misschien helemaal niet matcht met de persoon met wie ik spreek. Ik leer te echt te luisteren en dit mee te nemen. Dit vind ik erg waardevol, om als christen oprecht te luisteren.

52

In document De Leidse zoeker (pagina 51-53)