• No results found

Personen die zijn gemeld als pleger in 1975-1985

In document Neerbosch, leren van het verleden (pagina 25-28)

Van de acht met naam genoemde medewerkers waarover een melding van seksueel misbruik is gedaan in de periode 1975-1985, zijn drie personen in de jaren tachtig ontslagen of door het opzeggen van vertrouwen vertrokken. Daarnaast is nog een medewerker in de jaren negentig van zijn taak ontheven.

Uit de personeelsdossiers komt naar voren dat een van de personen die als pleger is vermeld, is gestor-ven begin jaren tachtig. Een ander waarover is gemeld, heeft er slechts kort gewerkt. Waarom hij is vertrokken is niet te achterhalen. Van een persoon is niets bijzonders bekend.2

5.4 Reactie op klacht over oud-directeur in 1995-1996

Na vertrek uit Neerbosch, hebben enkele slachtoffers over het seksueel misbruik met anderen gepraat, maar geen van hen heeft een officiële klacht ingediend over een van de medewerkers. Wel vertelt een slachtoffer in 1995 bij Neerbosch over het seksueel misbruik door de directeur en door een groepsge-noot.

Wat er met deze melding is gebeurd hebben we trachten te achterhalen op grond van gesprekken met oud-medewerkers, oud-bestuursleden, de man die directeur was in die tijd en het slachtoffer dat deze klacht heeft ingediend. Ook hebben we in het archief de volgende stukken bekeken: notulen ALV 1995-1996, notulen MT 1995-1996, in- en uitgaande brieven 1995, 1996 en Jaarverslagen 1995, 1996.3

Op grond hiervan wordt duidelijk dat het bestuur in de zomer van 1995 door een ex-pupil op de hoogte is gebracht van seksueel grensoverschrijdend gedrag door de directeur in de jaren tachtig. De klacht wordt opgepakt door de voorzitter van het bestuur en een bestuurslid. De adjunct-directeur krijgt de opdracht onderzoek te doen. Ook gaat er een brief uit naar de oud-directeur waarin staat dat hij, naar aanleiding van mededelingen van ex-pupillen betreffende het gedrag van hem, is geschorst als lid van de ALV en niet welkom is op Neerbosch. Uit deze brief komt naar voren dat er meerdere klach-ten zijn geweest over seksueel misbruik. In juni hebben het bestuur en de directie via de politie de adressen van zes pupillen willen achterhalen. Van twee is een adres gevonden. Waarom de adressen van die pupillen precies werden gezocht konden we niet terugvinden. We vermoeden dat dit samen-hangt met de mededelingen omtrent seksueel grensoverschrijdend gedrag door de directeur.

De adjunct-directeur heeft in het kader van het onderzoek naar de klacht in juli 1995 gesprekken met drie medewerkers en doet hiervan verslag aan de directeur, tevens secretaris van het bestuur.

Geen van deze medewerkers is bekend met seksueel grensoverschrijdend gedrag door de directeur, zo komt uit het verslag naar voren. Dat er jongeren bij de directeur in bad gingen, was wel bekend, ook dat niet alle jongeren het plezierig vonden dat hij zomaar de badkamer in kwam lopen om iets te pakken. Daarnaast komt naar voren dat veel kinderen bang zijn voor de groepsgenoot waarover een klacht is ingediend. De psycholoog en adjunct-directeur hebben samen een gesprek met het slachtoffer in november 1995 en concluderen dat er sprake is geweest van een onveilige situatie waarbinnen er grensoverschrijdend gedrag heeft plaatsgevonden (verslag t.a.v. de secretaris van het bestuur, z.d.).

Het bestuurslid dat de klacht oppakte, tevens jurist, beoordeelde of strafvervolging mogelijk was.

Hij licht tijdens het interview toe waarom het bestuur na afweging geen strafklacht heeft ingediend bij de politie. Ten eerste ontbrak voldoende bewijs. Voor het bewijs is een verklaring van een volwassene over zijn kindertijd niet voldoende en er was geen ander bewijs voorhanden. Ten tweede wilde het slachtoffer in die tijd geen aangifte doen, omdat zo’n strafprocedure een te zware belasting voor hem was. Zonder een aangifte van het slachtoffer zou er nog minder bewijs zijn. ‘Ik betreurde het destijds dat hij geen strafklacht wilde indienen, ik wilde hem daar graag in steunen. Je zou je kunnen voorstel-len dat we onofficieel naar de politie zouden stappen, met het verhaal dat we informatie hebben dat de oud-directeur rotzooide met pupillen. Dan hadden we vervolgens namen moeten noemen, anders kan de politie niets met zo’n melding. Maar het slachtoffer twijfelde zelf heel erg over een strafrechte-lijk vervolg. Wij hebben gezegd, denk erover na. Hij zei dat het hem niet ging om een strafklacht, maar om een oor te vinden, erkenning dat de problemen van hem in Neerbosch zijn ontstaan. Een reden om niet naar de politie te gaan was dat we hem wilden beschermen, want een juridische proce-dure heeft een enorme impact en kon problemen geven voor hem. Het was me er zeker niet om te doen hem te weerhouden van het indienen van een strafklacht. We wilden hem absoluut steunen of bijstaan.’

Overigens is niet iedereen in het bestuur dezelfde mening toegedaan, zo vertelt de persoon die toen directeur was. Er waren twee groepen te onderscheiden: de ene groep was ervan overtuigd dat er seksueel grensoverschrijdend gedrag had plaatsgevonden en dat de voormalige directeur niet meer welkom was in Neerbosch, terwijl de andere groep vond dat er geen bewijs was van de verhalen en dat daarom de voormalige directeur niet geschorst kon worden. Uit het gesprek met een ander oud-bestuurslid komt naar voren dat de oud-directeur erop is gewezen dat hij beter maar niet naar Neder-land kon komen, omdat hij dan aangehouden zou kunnen worden. In de ALV wordt over seksueel grensoverschrijdend gedrag van de oud-directeur niet gesproken (notulen ALV 1995, 1996).

Omdat geen strafvervolging plaatsvindt, wordt de beslissing om de voormalige directeur te schor-sen herroepen, hoewel de boodschap duidelijk blijft: u bent niet meer welkom. In de brief aan de oud-directeur staat: ‘Vorig jaar bent u door het bestuur van de van ’t Lindenhoutstichtingen ‘Neer-bosch’ geschorst als lid, met het verbod het terrein van het Kinderdorp te betreden. Dit gebeurde i.v.m. mededelingen van ex-pupillen, u en uw gedrag betreffende in de periode dat u nog directeur was. Nader onderzoek leidt niet, naar het zich nu laat aanzien, tot strafrechtelijke stappen. Het bestuur is daarom, met tegenzin, tot de conclusie gekomen dat, nu u in de tussentijd geen aanleiding hebt gezien uw lidmaatschap op te zeggen, met uw schorsing niet langer enig doel gediend is.’ (Brief 13 maart 1996.) De voormalige directeur zegt vervolgens zijn lidmaatschap van de Vereniging schrifte-lijk op (brief 23 maart 1996).

Het bestuur schreef ook het slachtoffer een brief op 13 maart 1996. Hierin wordt aangegeven dat het bestuur afziet van het zelfstandig indienen van een strafklacht, onder meer om hem niet ook als getuige te belasten, maar dat de voormalige directeur niet meer welkom is. ‘Wij hopen de heer (naam oud-directeur) nooit meer te zien en hebben hem dat ook geschreven.’

5.5 Conclusie

Het onderzoek wijst uit dat er in de periode 1975-1985 grote verschillen waren tussen de leefgroepen wat betreft sfeer, regels en handhaving ervan. Het was in die periode normaal dat pupillen (tijdelijk) bij medewerkers woonden, of mee gingen op vakantie. Er was een omslag naar een meer gelijkwaar-dige omgang tussen groepsleiding en pupillen. Het opbouwen van een vertrouwensrelatie en vertrou-welijke omgang met elkaar was gewoon.

In de periode 1975-1985 bestond er bij Neerbosch geen protocol om met seksueel misbruik of ander grensoverschrijdend gedrag om te gaan. Er was evenmin een beleid op het voeren van professionele afstand en gepaste nabijheid. Wel was de norm duidelijk dat seksuele contacten of te vergaande vermenging van privéproblemen met het werk niet acceptabel waren. Er was echter weinig bewustzijn op mogelijke seksuele contacten tussen medewerkers en pupillen. Een protocol over het omgaan met seksueel misbruik of ander seksueel grensoverschrijdend gedrag kwam pas halverwege de jaren negen-tig tot stand. Het bestuur van de instelling moest in die tijd dus ad hoc zoeken naar een adequate omgang met affaires rond medewerkers.

Hoewel de slachtoffers zwegen of niet werden geloofd, toont het archiefonderzoek dat er wel plegers zijn ontslagen. Er zijn dus andere slachtoffers geweest die wel ruchtbaarheid hebben gegeven aan het seksueel misbruik en wel werden geloofd. Van de acht met naam genoemde medewerkers waar een melding over was, zijn er uiteindelijk drie ontslagen of uit zichzelf vertrokken wegens het opzeggen van het vertrouwen in de jaren tachtig. Daarnaast is nog een groepsleider waarover een melding was, in de jaren negentig van zijn taak ontheven. De klacht over de oud-directeur is door het bestuur opgepakt en heeft ertoe geleid dat hij niet meer welkom was op Neerbosch.

VVerwey- Jonker Instituut

6 Mogelijkheden tot herstel

In dit hoofdstuk staat het heden centraal. Wat zijn de wensen van de mensen die zich hebben gemeld?

Wat kan Lindenhout nog voor hen betekenen? Willen mensen gebruikmaken van de coulanceregeling?

Dit beschrijven we in paragraaf 6.1. In paragraaf 6.2 gaan we in op de mogelijkheden voor Lindenhout.

Daarna gaan we in op lessen voor de toekomst in paragraaf 6.3. We staan kort stil bij het huidige preventiebeleid seksueel misbruik van Lindenhout in paragraaf 6.4 en sluiten af met een conclusie in 6.5.

6.1 Wensen van melders

Aan slachtoffers is gevraagd wat hun wensen en behoeften zijn ten opzichte van Lindenhout. Uit de antwoorden komt een verschil naar voren tussen de melders van seksueel misbruik van voor 1975 en van die erna.

In document Neerbosch, leren van het verleden (pagina 25-28)