• No results found

Personele capaciteit en hulpmiddelen

In document Vertrouwen in samenwerking (pagina 56-59)

5. Onderzoeksresultaten diepte - interviews deskundigen

5.2 Het tussenproduct

5.2.4 Personele capaciteit en hulpmiddelen

Om interactief beleid te ontwikkelen, dient een organisatie rekening te houden met de personeelsplanning en de begroting. Deze twee variabelen zijn complementair aan elkaar: zonder mankracht kunnen de hulpmiddelen niet gebruikt worden en zonder de hulpmiddelen kunnen personen het werk niet uitvoeren. Het juiste gebruik van deze aspecten zal bijdragen aan een goede samenwerkingsrelatie.

De wijze waarop personele capaciteit en hulpmiddelen beschikbaar zijn en worden ingezet, verschilt per organisatie. Voor het realiseren van de organisatiedoelen worden er vooral deskundigen van verschillende disciplines ingezet. Zo geeft men aan gebruik te maken van:

- (vak)leerkrachten - pedagogen

- communicatietrainers - jeugdwerkers

Respondent Inspectie VOS

“De beleidsmakers stellen het beleid vast. Elke afdeling van het ministerie vertaalt dit beleid naar specifieke doelen voor de afdelingen. Tot hoe ver ik mij kan herinneren, hebben wij nooit anderen van buiten betrokken bij het formuleren van beleid, in ieder geval niet voor het verminderen van drop – outs en daarmee gerelateerde zaken”.

Respondent Nationaal Jeugdparlement

“Wij zijn nooit door het ministerie benaderd om te praten over dit probleem. Als wij afspraken maken over brandende vraagstukken kindermishandeling op school, geen toegang tot onderwijs in het binnenland, et cetera, en deze op het laatste moment worden afgezet, vragen wij ons af of men wel geïnteresseerd is in onze bijdrage in het geheel.

VERTROUWEN IN SAMENWERKING 57 - huiswerkbegeleiders

- psychologen

Men geeft wel aan dat zij niet voldoende mankracht hebben om de organisatiedoelen te bereiken. De betalingsposten van deskundigen ligt erg hoog en de financiële middelen zijn vaak niet toereikend. Alle respondenten geven wel aan dat zij er alles aandoen om met deskundigen te werken. Echter geven zij daarbij aan dat de financiële middelen van de organisatie vaak niet toereikend zijn om de deskundigen te betalen. Een van de respondenten geeft aan dat men binnen vele projecten, waaronder ook bijvoorbeeld het A-Ganar project, gericht is op de financiën. Een deel van het geld wordt volgens deze respondent gestopt in het daadwerkelijke project, maar een groot deel gaat ook naar de projectuitvoerders. Men geeft verder ook aan dat financiën altijd een grote rol speelt bij het realiseren van projecten voor voortijdige schoolverlaters, omdat dergelijke projecten gemoeid gaan met veel geld. Opvallend is dat vier van de respondenten te kennen geven dat als er een constructieve samenwerking komt tussen organisaties van zowel overheidszijde als van het maatschappelijk middenveld, dit probleem niet al te groot hoeft te zijn. Dit, doordat men elkaars expertise kan inzetten in het realiseren van elkaars doelen. Twee respondenten merken op dat het inzetten van vrijwilligers een mogelijke oplossing kan zijn, omdat zij het werk niet voor het geld doen. Het risico hiervan is dat zij de organisatie elk moment kunnen verlaten, gezien zij geen ‘commitment’ hebben met de organisatie.

Beleidsadviseur MINOWC

“De financiële middelen van het ministerie zijn vaak beperkt, maar wij proberen op welke wijze dan ook een helpende hand te bieden, hetzij in de vorm van leerkrachten of leermiddelen. Vanuit het ministerie ben ik wel ervan overtuigd dat wij niet voldoende mankracht hebben om dit probleem landelijk aan te pakken. Elk bureau probeert met de instructies van hogere hand te werken aan dit probleem, maar helaas zijn we er nog niet in geslaagd. Er wordt ook jaarlijks maar een beperkt budget beschikbaar gesteld voor het ministerie. Hoeveel kunnen wij hiermee doen?”

Respondent Inspectie Basisonderwijs

“Met 30 inspecteurs landelijk ben ik niet in staat het aantal drop - outs te verminderen. Als inspectie moeten wij het met de beperkte middelen doen. Vaak willen wij bezoeken afleggen aan de scholen in het binnenland, maar helaas is er daarvoor geen vervoer. De pick up van het ministerie heeft vaak motorische problemen en het vliegtuig kan het ministerie niet betalen. Ik zit dagelijks met mijn hand in het haar hoe het werk te klaren.”

VERTROUWEN IN SAMENWERKING 58

5.2.5 Actieve partners met een onderlinge afhankelijke bijdrage

Binnen elke samenwerkingsrelatie wordt van partners verwacht dat zij actief meewerken aan het realiseren van de organisatiedoelen. Behalve de actieve participatie is het ook belangrijk dat partners steeds een onderlinge afhankelijke bijdrage leveren bij het tot stand komen van de voor afgestelde doelen. Partners zullen het hierover eens moeten zijn alvorens de samenwerkingsrelatie wordt aangegaan.

Doordat er geen sprake is van een samenwerkingsrelatie tussen partijen, hetzij van de publieke als de private sector, was het voor de respondenten moeilijk om deze vraag te beantwoorden. De respondenten gaven massaal te kennen dat er geen sprake is van samenwerking onderling, waardoor en ook geen onderlinge afhankelijke bijdrage is in het realiseren van het hoofddoel. Er wordt aangegeven dat men elkaar eerder afkraakt dan ondersteunt. Opmerkelijk is de uitspraak van een respondent van het maatschappelijk middenveld dat aangeeft dat een ieder gericht is op zijn eigen voordeel. Volgens deze respondent zal samenwerking juist een blokkade vormen voor velen binnen deze sector, omdat er op deze manier transparantie zal zijn in beleidsdoelen en de uitvoering daarvan. Dit is niet wenselijk, omdat men dan minder op eigen voordeel zal kunnen uitgaan.

Respondent Stichting Vonzell

“Elk project van ons wordt gesubsidieerd. Uit het totaal bedrag moeten wij als stichting een deel zelf inbrengen, anders komen wij niet in aanmerking voor het resterend bedrag. Het project dat wij momenteel draaien, bedraagt USD 1000, - per pupil. Ongeveer 20% van dit bedrag moest de stichting zelf genereren. Dit hebben wij gedaan door middel van sponsoren, maar ook zelf in ons eigen zak te gaan. ”

Respondent Stichting TANA

“Wij ontvangen veel subsidies uit Nederland. Zo hebben wij veel gelden en materiaal ontvangen van Nederlandse stichtingen via prof. Ori. Ook het MINOWC stelt jaarlijks SRD 300.000 beschikbaar voor ons. Dit mooi gebouw is ook door het MINOWC gedoneerd. Je merkt dat wij het grotendeels doen met subsidies en donaties. Wij zijn momenteel bezig met een paar projecten om als organisatie zelf inkomsten te genereren. De ICT – ruimte is nu in aanbouw. Wij zullen binnenkort privé ICT lessen verzorgen. ”

VERTROUWEN IN SAMENWERKING 59

In document Vertrouwen in samenwerking (pagina 56-59)