• No results found

3 TABAKSASTEN

3.5 PARENTHESE: KLAAR VOOR VERWERKING

Fig. 74 - Tabaksloodsast in de Rapetstraat in Wervik. Exterieur (Collectie Onroerend Erfgoed, foto Kris Vandevorst). Fig. 75 - Tabaksloodsast in de Rapetstraat in Wervik. Interieur (Collectie Onroerend Erfgoed, foto Kris Vandevorst).

Van de loodsast getuigen onder meer de betonstenen tabaksasten in de Bloemhoekstraat (nr.2), de Heulestraat (nr. 2)349, de Knaagreepstraat (nr. 2)350, de Zonnebeeksestraat (nr. 20)351 in Moorslede en de Rapetstraat in Wervik (fig. 74 & fig. 75).

De tabaksranken werden tegen het plafond aan een ijzeren netwerk opgehangen. Terwijl door middel van ijzeren schuiven aan de zijkanten de luchttoevoer en de vochtigheid werden geregeld, stookte men onderaan meestal met een bed van zaagmeel352. Dit leverde een berookte of fire-cured-tabak op, die – naar de plaats waar tabak voor het eerst en nog altijd op die manier werd en wordt gedroogd – ook Kentucky-tabak wordt genoemd. Het drogen van tabak met smeulend zaagmeel geeft een donkere kleur aan de tabak, terwijl het soort zaagmeel (eik, beuk, den, …) zijn invloed heeft op de smaakkwaliteit van de tabak353. Met de variëteit ‘Filippijn’, het resultaat van de veredeling van een oude Wervikse) tabakssoort in combinatie met het roken boven zaagmeel354, beschikt Wervik momenteel zelfs over een unieke tabak die daarenboven een goede prijs oplevert355.

3.5 PARENTHESE: KLAAR VOOR VERWERKING

Wanneer de tabak en vooral de nerven goed droog waren, zodat er geen gevaar voor verrotting meer was, werden de tabaksranken van de ast overgebracht naar een droge, eerder donkere ruimte waar het zonlicht niet rechtstreeks kon invallen. Doorgaans waren dit tegen regen en sneeuw geïsoleerde zolders waar temperatuur en luchtvochtigheid weinig schommelingen vertoonden356. Kelders,

348 Verbrugge 2011, 21.

349 Hoeve Segaert. Hameeuw 2010, 24.

350 Hoeve Delzeyne. Deze ast werd opgetrokken in 1988 ter vervanging van een oude, van vóór de Tweede Wereldoorlog daterende tabaksast (Hameeuw 2010, 28).

351 Hameeuw 2010, 62.

352 Hameeuw 2010, 7 & 14-15; Verbrugge 2011, 21.

353 Verbrugge 2009, 49.

354 Verbrugge 2009, 19.

355 Hameeuw 2010, 14.

ofschoon ook donker, waren meestal te vochtig, waardoor de tabak zou beschimmelen357. Ook zolders boven stallingen waren niet aangewezen358.

Vanaf december werden de bladeren van de koorden – of bij stamoogst van de stelen – getrokken om ze te manokken (of te bundelen). Bij handgenaaide tabak, waarvan de ranken steeds verticaal werden opgehangen, werden ze daarbij gewoon naar beneden geschoven en van de koorden genomen. Bij machinaal genaaide ranken was dit evenwel niet mogelijk. De rank was immers als een lus rond het blad geweven. Daarom werden deze ranken op een tafel gelegd om ze met een elektromotor uit te trekken, waardoor de bladeren een voor een van hun lus ontdaan werden359. Het manokken bestond erin een dertigtal bladeren bijeen te brengen360 om ze met behulp van een ander tabaksblad samen te binden. Het vastbinden in busseltjes gebeurde veelal op het uiteinde van de bladeren onderaan de stengel, maar ook soms aan de top van de bladeren. Tezelfdertijd werden de bladeren nog een laatste keer op kleur en grootte getrieerd361. Het manokken gebeurde doorgaans manueel (fig. 76), maar soms ook, vooral wanneer deze karwei door vrouwen werd verricht, met behulp van houten manokkenpersen362 (fig. 77). De busseltjes of manokken werden vervolgens in een tabaks- of manokkenpaard363 (fig. 78) tot bundels van 10 tot 15 kg met de knie samengeperst en vastgebonden met de drie touwen364 die vooraf in het paard waren gelegd365. Tot slot werden deze bundels ter bewaring in houten kisten gelegd. Daardoor was de tabak niet alleen minder gevoelig aan weersveranderingen, maar ook minder blootgesteld aan de lucht. Op deze wijze ingepakt kon tabak 20 tot 30 jaar bewaren en zijn kwaliteit behouden366. Omstreeks 1894 werden de manokken (of ‘zanten’) in Geraardsbergen echter eerst gedurende 14 tot 20 dagen drie of vier dik onafgedekt op een plankenvloer gelegd. Betrof dit een zoldervloer onder een pannendak, dan werden ze bij felle zon evenwel met zakken of zeilen toegedekt. Pas daarna bond men ze in bundels, die afgedekt met 3 of 4 op elkaar werden gelegd367.

Niet alle fabrikanten of handelaars verwachtten echter van de planter dat hij overging tot het manokken van de tabaksbladeren368. In dat geval werden de bladeren gewoon gesorteerd en met behulp van een schroefpers (fig. 79) en – later - hydraulische pers in bundels verpakt. Al naargelang de bladsoort werden de bundels van een anderskleurig touw voorzien (groen voor het zandblad, geel voor het klein middenblad, rood voor het groot middenblad en wit voor het topblad)369.

Tussen 15 februari en 15 april werd de ingepakte droge tabak met karren van de tabaksplanters of met vrachtwagens van bekende voerders zoals de familie De Bosschere of van de Tabaknatie370 geleverd aan de tabaksfabrikanten (fig. 80). Vanwege de reglementering van de levering van tabak moest de teler deze evenwel vooraf door middel van een formulier aangeven bij de Douanen en Accijnzen371,

357 D’Hallewin, Wullepit & Ampe 1992, 60-62; Verbrugge 2009, 49.

358 Dit werd niet aanbevolen omdat de vochtigheid uit de stal teveel in de tabak drong (Debaets & Deprettere, 1978, 14).

359 De Baets & Deprettere 1978, 15.

360 In Geraardsbergen hield P.J. Graven (1894, 17) het bij manokken (of zanten) van 12 tot 15 bladeren. J.L. Van Aelbroeck (1823, 239) sprak van het samenbinden van 60 tot 70 tabaksbladeren tot ‘manotten’.

361 In verband met het sorteren zie S.n. 1953, 17.

362 Adriaen, Adriaen & Adriaen 2010, 21. In de omgeving van Wervik werd een manokkenpers een ‘nepepers’ genoemd (Verbrugge 2007, 20).

363 Een manokkenpaard werd in de streek van Wervik een ‘bindpeerd’ genoemd (Verbrugge 2007, 20).

364 De kleur van de touwen gaf de kwaliteit van de tabak aan. Wit stond voor ‘Top’ (T), rood voor ‘Groot middenblad’ (MG), geel voor ‘Klein middenblad’ (MK), groen voor ‘Zandblad’ (Z) en zwart voor ‘Triage (uitsmijt)’ (TRI).

365 Lips & De Baets 1967, 13-15; Adriaen, Adriaen & Adriaen 2010, 21.

366 S.n. 1953, 18; De Backer 1918, 45-47; D’Hallewin, Wullepit & Ampe 1992, 62; Verbrugge 2009, 50.

367 Graven 1894, 17-18.

368 Na 1977 werd er niet meer gemanokt, wat een grote arbeidsbesparing inhield (Debaets & Deprettere 1978, 15).

369 D’Hallewin, Wullepit & Ampe 1992, 64.

370 Verbrugge 2009, 57.

Fig. 76 - Het manueel manokken maken (Counet 1985).

Fig. 77 - Een manokkenpers (in het Nationaal Tabaksmuseum) (Onroerend Erfgoed, foto Kris Vandevorst). Fig. 78 - Een manokkenpaard (in het Nationaal Tabaksmuseum) (Onroerend Erfgoed, foto Kris Vandevorst).

Fig. 79 - Schroefpers zoals voorgesteld in de Encyclopédie van Denis Diderot en Jean (Le Rond) d’Alembert (Collectie Adriaen, Poperinge).

Fig. 80 - Bij de tabaksfabrikant Torrekens in Appelterre geleverde manokkenbundels (Collectie Nationaal Tabaksmuseum, Wervik).

die telkenmale de weging van de leveringen door twee beambten lieten controleren372. Was het werk van de laatste oogst voor de tabaksplanter daarmee afgerond, voor de fabrikant begon het verwerkingsproces373.

372 De douanebeambten noteerden de gewichten om de opgelegde taksen te kunnen innen (Dewaele & Leman 2001,41).