• No results found

Het slot van casus 16, dat voor deze paragraaf als illustratie heeft gediend, attendeert tenslotte op nog een ander facet van Vrouw Schraders persoonlijkheid:

haar beroepstrots en bewustzijn van eigen kunnen. Het ‘deftig testemonyum en (de)

grotte ehre’ streelden duidelijk haar eergevoel. In haar memoires schrijft zij later

over ‘wat wonderwercken datt de Heere dor mijn hannden an ellendige, baarende,

in noot sijnde vrouwen al uyt gewerckt hadde’. Zinsneden als ‘Hadde het anstons,

tot grotte verwonderinge van alle dy dar tegenwoordig waren’ (581) spreken in dit

opzicht duidelijke taal.

Het ‘Memoryboeck’ roept bij de huidige lezer nog altijd een gevoel van verwondering

en bewondering op. Vrouw Schraders notities vormen het noodzakelijk tegenwicht

voor historische schetsen waarin de 17e en vroeg-18e eeuwse verloskunde in de

Republiek en bijzonder het optreden van vroedvrouwen in donkere tinten wordt

afgeschilderd. Deze inleiding tot het ‘Memoryboeck’ wilde de lezer kennis laten

maken met deze rijke verloskundig-historische bron die het verloskundig gebeuren

rond 1700 zoveel dichter bij ons brengt.

Tegelijk wil zij een uitnodiging zijn aan algemeen en medisch-historici om het

kader van het ‘Memoryboeck’ verder te verhelderen. Vrouw Schraders levensloop

en verloskundig werk roepen nog tal van vragen op. Zou bijvoorbeeld de historische

analyse niet zijn gebaat met onderscheid te maken tussen de ‘kinds-geboorte’ en de

‘na-geboorte’? Zowel in de literatuur

105

als in het ‘Memoryboeck’ (zie o.a. 852) zijn

daarvoor voldoende aanwijzingen. En tot slot: moet Vrouw Schrader in alle opzichten

als uitzondering worden beschouwd òf moet na lectuur van het ‘Memoryboeck’ in

het huidige beeld van de verloskunde rond 1700 ingrijpende correcties worden

aangebracht?

Eindnoten:

1 Zie bijv. D.J.B. Ringoir, Plattelandschirurgie in de 17e en 18e eeuw. De rekeningboeken van

de 18e eeuwse Durgerdamse chirurgijn Anthony Egberts, Amsterdam 1973; idem, ‘De

administratieboeken (1696-1708) van Pieter Turcq, chirurgijn te Dinteloord’, Aere Perennius, nr. 29-30 (1978) 37-40 en C.J. Snuif, ‘De geneeskundige toestand in Twente 1663-1698. De chirurgijn Adolph de Meyer te Goor’, Versl. Mededelingen Ver. beoefening Overijsselsch Regt

en Gesch., (1928), 92-126. Verder i.h.b. de handschriftenverzameling van de KNMG (UB

Amsterdam)

2 Mij is alleen ‘Het dagboek van vrouw Waltman, vroedvrouw in de 19e eeuw te Dordrecht’ bekend, dat notities over bijna 5000 bevallingen bevat uit de periode 1842-1872, zie A.C. Drogendijk, in Ned. T. Geneesk. 79(1935) I, 981-988.

3 C.E. Daniëls, ‘Verslag omtrent den staat der boekerij over 1891-1892’, Ned. T. Geneesk. 28(1892) 130-142, i.h.b. 130-132.

4 Zie over Kiestra: P.H. Simon Thomas, in: P.C. Molhuysen, Nieuw Nederlandsch Biografisch

Woordenboek (Leiden: A.W. Sijthoff, 1912) (hierna NNBW), vol. 2, c. 679-680.

5 O.a. J.J. Kiestra, ‘Bijdragen tot de levensgeschiedenis en verdienste van Hendrik van Deventer,

T. Ned. Mij. bevordering der Geneesk. 5(1854)II, 164 ev.

6 Zie over de familierelatie via Sybren Higt, de broer van Tjeerd Higt, het Ned. Patriciaat 19(1930) 56-64 en hierna noot 34.

7 J.J. Kiestra, ‘Historische bijdrage tot de keering op de billen’, Nieuw Praktisch T. voor de

Geneesk. 2(1850) 312-315.

8 Voor de brieven van Kiestra zie de Handschriftenverzameling KNMG (UB Amsterdam), sign. MG Y 135. Brief dd. 16-12-1855 aan A.H. Israëls.

9 Het archief bevindt zich in het G.A. Amsterdam, de bibliotheek is opgenomen in de UB Amsterdam. Vgl. C.C. Delprat, De wording en geschiedenis van het Genootschap ter bevordering

der natuur-, genees- en heelkunde te Amsterdam, 1790-1915 (z. pl., 1915) 52-53.

10 Medisch Weekbl. 4(1897-1898) 6-10, 18-26, 35-41, 53-62, 67-73, 86-90 en 115-117. Onder

dezelfde titel ook verschenen als monografie, Amsterdam: Scheltma & Holkema, 1897. 11 Geyl, ‘Over de opleiding...’, 55.

12 Idem, 86.

13 A. Geyl, ‘Catharina Geertruyd Schraders. Investigatrice du caractère anatomique de la placenta praevia’, Janus 1(1896-1897) 537-540.

14 Ibidem, p. 540

15 B.W.Th. Nuyens, ‘Het dagboek van Vrouw Schraders. Een bijdrage tot de geschiedenis der verloskunde in de 17de en 18de eeuw’, Ned. T. Geneesk. 70(1926) II, 1790-1801.

16 Nuyens, ‘Het dagboek...’, 99.

17 A.J. van Reeuwijk, Vroedkunde en vroedvrouwen in de Nederlanden in de 17e en 18e eeuw (z. Pl., 1941) i.h.b. 23-25; citaat p. 25.

18 E.D. Baumann, Uit drie eeuwen Nederlandse geneeskunde (Amsterdam: H. Meulenhoff, 1949) 196-197.

19 M.J. Elzinga, ‘Catharina Geertruid Schraders 1655-1745’, It Beaken 16(1954) 192-196. 20 S. van Tuinen, ‘It birop yn it Memorijboeck fan C.G. Schrader’, It Beaken 16(1954) 197-201. 21 C.G. Schraders, Memorijboeck van de vrouwens. Dagboek van verlossingen te Dokkum

1693-1745. Bewerkt door Chr. van Kammen. Dokkum: Gemeentebestuur, 1958 (stenciluitgave).

22 I. Snapper, ‘Midwifery, past and present’, Bull. N.Y. Acad. Med. 39(1963) 503-532, i.h.b. 512-514; G.A. Lindeboom, Geschiedenis van de medische wetenschap in Nederland (Bussum: Fibula-Van Dishoeck, 1972) 98-99 en Ringoir, Plattelandschirurgie, 210-211.

23 J.A. Faber, Drie eeuwen Friesland. Economische en sociale ontwikkeling van 1500 tot 1800. Wageningen: Landbouwhogeschool, 1972 (A.A.G. Bijdragen 17) 2 vols.

24 J.J. Klinkert, Verloskundigen en artsen. Verleden en heden van enkele professionele beroepen

in de gezondheiszorg (Alphen a/d Rijn: Stafleu, 1980) 33 en 36.

25 J.J. Klinkert, ‘Een vroedvrouw van vroeger’, Dagblad Trouw, 17 maart 1978.

26 Doopboek Reformierte Kirche Bentheim (Bureau Genealogie 's-Gravenhage), dd. 14 september 1656.

27 L. Edel, ‘Aus der Zeit des Johannes Schrader alias Sartorius, weiland Pastor der Gemeinde zu Gildehaus (1585-1664)’, Der Grafschafter 1961, nr. 103, 830-830, en A. Ringena, Die Prediger

in Gildehaus seit der Reformation (Gildehaus: Selbstverlag, 1961) Heft 2.

28 W.F. Visch, Geschiedenis van het Graafschap Bentheim (Zwolle: J.L. Zeehuisen, 1820) 75. Ook: J.C. Möller, Geschichte der vormaligen Grafschaft Bentheim von den älteren Zeiten bis

auf unsere Tage, Lingen 1879.

29 Uitvoerig W. Kohl, ‘Der Uebertritt des Grafen Ernst Wilhelm von Bentheim zur katholischen Kirche (1668)’, In: Jahrbuch Verein Westfälischen Kirchengesch. 48(1955) 47-96. Een Nederlandse beschrijving gaf H. Beuker, Tubantiana. Iers over de regeering van staat en kerk

van het Graafschap Bentheim vanaf de Hervorming tot op onzen tijd (Kampen: J.H. Kok, 1897)

i.h.b. p. 30-45. Een romanversie leverde J.G. Mülder, Die Gräfin Gertrud von Bentheim.

Geschichtliche Erzählung aus der Kampfeszeit der reformierten Kirche, Leer 1877.

30 De gegevens over Ernst Wilhelm zijn ontleend aan doop-, trouw- en begrafenis-boeken te Leiden. In 1726 huwt hij te 's-Gravenhage Elisabeth de Ville; bij zijn begraven wordt hij genoemd als man van Margaretha van Schuyden. Op 22 oktober 1711 liet hij zich te Leiden inschrijven als theologisch student. Over zijn bezittingen in Friesland, verkregen door zijn tweede huwelijk, is herhaald geprocedeerd, waarbij ook Vrouw Schrader als getuige is opgetreden, zie Hof van Friesland (R.A. Friesland), Civiele Sententies, bijlage 710, dossier 6, dd. 30-11-1717 en idem,

1742, wanneer Vrouw Schrader verklaart ‘met gemelde haer Broeder meer malen briefwisselinge heeft onderhouden’. Opvallend is dat in zijn testament (Oud. Not. Arch. Leiden, inv. nr. 1198, protocol 223, dd. 27-8-1694) wel zijn broers en zijn vader, maar niet zijn twee zussen worden genoemd.

31 Attestaties N.H. Kerk Leiden (G.A. Leiden), dd. 15 mei 1682: ‘Katharina Geertrui Schrader, j.d., naar Bentheim’.

32 Zie over de familie Kramer (Cramer): Bijblad Ned. Leeuw 2(1954) 153-174, i.h.b. 157. 33 Zijn moeder heette Antonia Franzen, de zuster van Johan Franzen, die in februari 1660 was

gehuwd met Margaretha Schrader, zie Doop-en trouwboeken Bentheim (Bureau Genealogie 's-Gravenhage).

34 Vgl. ook D. Fockema, ‘Bijdrage over de afkomst van Ernst Willem Higt’, De Vrije Fries 4(1846) 267, die spreekt over de twee huwelijken van Ernst Willem Cramer.

35 Doopboek N.H. Kerk Hallum en brief dd. 17-5-1678 in het Lidmatenboek N.H. Kerk Hallum. 36 De gegevens over Arnold Harman zijn ontleend aan o.a. het Lidmatenboek van de N.H. Kerk

te Ternaard (R.A. Friesland) dd. 3 januari 1684. Zie voor de relatie met Dompselaar het genoemde proces van 1742 voor het Friese Hof (noot 30), waar Vrouw Schrader verhaalt ‘bij deselve wel te hus (te zijn) geweest’.

37 Zie de aanhef van de memoires, hierna: Appendix 1.

38 In het Lidmatenboek N.H. Kerk Dokkum staat zij als Catharina Schroder (!) genoteerd, dd. 2 februari 1696. Met latere hand (een andere verklaring valt niet te geven) is achter haar naam geschreven ‘Wed. Burg. Higt.’

39 Zie Van Kammen, in: Schraders, Memorijboeck (noot 21), s.p. 40 Fockema, ‘Bijdrage...’, 267.

41 Aldus A. Ypey in: E.W. Higt, Gedichten (Harderwijk: K. Tijloff, 1803) VI. 42 Zie Fockema, ‘Bijdrage...’, 265-266.

43 J.W. Frederiks, Dutch Silver (Den Haag: M. Nijhoff, 1960) vol. 3, p. 77.

44 Trouwboek N.H. Kerk Dokkum: dd. 22 februari 1713 ‘Tomas Higt, regerende burgemr. deser stad, ende Katarina Geertruid Schrader, wed. van Eernst Wilhelm Kraamers, in leven Mr. schirurgin tot Hallum...’.

45 Van Kammen, in: Schraders, Memorijboeck (noot 21).

46 Over E.W. Higt, zie: A.J. van der Aa, Biografische Woordenboek der Nederlanden (Amsterdam: B.M. Israël, 1969) vol. 3, 249-250 en NNBW, vol. 1, c. 1114-1115.

47 Trouwboek N.H. Kerk Ternaard, dd. 16 juni 1720. Over J.H. Schrader, zie Van der Aa,

Biografisch Woordenboek, vol. 6, 149 en NNBW, vol. 10, c. 895.

48 Hun kerkelijke loopbaan geeft T.A. Romein, Naamlijst der predikanten sedert de Hervorming

tot nu toe, in de Hervormde Gemeenten van Friesland. Leeuwarden: A. Meyer, 1886.

49 Over J. Schrader, zie Van der Aa, Biografisch Woordenboek, vol. 6, 149 en NNBW, vol. 10, c. 894-895.

50 Zie de ‘Bruiloftszang van de Hooggeleerden Heere, mijnen heere Johannes Schrader... en mejuffrouw mijne nichte Alida Beata Schrader...’, in: E.W. Higt, Gedichten, 114-119. 51 Zie Collectie Roorda (R.A. Friesland).

52 Deze cahiers bestaan uit resp. fol. 1-36, 37-72, 73-106, 107-240, 241-328, 329-376, 377-428, 429-544 en 435-482. De fol. 483-488 vormen de eindpagina's.

53 Voor de blanco pagina's zie: fol. 27, 73, 98, 99, 107, 138, 164, 168, 239, 240, 242, 274, 288, 312, 314, 315, 319, 320, 321, 322, 324, 327, 328, 329, 332, 374, 375, 376, 380, 427, 428, 438, 494, 508, 526.

54 Richtlijnen voor het uitgeven van historische bescheiden, Utrecht-'s-Gravenhage, 19755

. 55 Kleine telfouten waren echter onvermijdelijk: de patiente van casus 111 is dezelfde als in 114;

Vrouw Schrader is hier veertien dagen. Zo is casus 120 waar de datum ontbreekt en de plaats in het Hss. geen houvast biedt, moeilijk te plaatsen. Nr. 1715 is geen bevalling, vgl. de patienten in appendix 2 die ook niet meegeteld zijn.

56 Dagen, maanden, jaren. Tijdrekenkunde in kort bestek. 's-Gravenhage: Centraal Bureau voor

Genealogie, 1979.

57 Zie G.D.J. Schotel, Het Oud-Hollandsch Huisgezin der Zeventiende Eeuw. (Reprint Arnhem: Gijsbers en Van Loon, z.j.) 348-368.

58 N.J. Waringa en A. Hallema, Beknopte geschiedenis van Dokkum, Stencil (R.A. Friesland), 150 vermeldden dat zijn moeder vroedvrouw was. Van der Aa en het NNBW spreken in hun biografie van Ernst Willem Higt over de vroege dood van van zijn vader (zie noot 46). De overlijdensdatum

van Tjeerd Higt die Fockema, ‘Bijdrage...’, 266 geeft en door anderen is overgenomen, is waarschijnlijk onjuist.

59 Zie H.L. Houtzager, ‘Folkert Snip en zijn “Vroedkundige Aanmerkingen”’, Med. Contact 32(1977) 1582-1584.

60 Oude Rechterlijke Archieven (R.A. Friesland), Proclamatieboek Dokkum 1722-1745, fol. 99re, dd. 17-10-1727.

61 Zie Geyl, ‘Over de opleiding...’, 55 en 56.

62 Zie H.E. van Gelder, De Nederlandse munten, Utrecht-Antwerpen: Het Spectrum, 1970. 63 Zie Faber, Drie eeuwen..., vol. 2, Tabel II-5.

64 De cijfers zijn ontleend aan Faber, Drie eeuwen..., vol. 2, Tabellen II-7, II-13, II-25 en VI-35. 65 Ibidem, vol. 1, 49-50.

66 Zie M. de Haan Hettema en A. van Halmael Jr., Stamboek van den Frieschen vroegeren en

lateren adel (Leeuwarden, 1846) vol. I, 12.

67 Zie W.K. v.d. Veen, ‘Dokkum en de omliggende dorpen’, It Beaken 16 (1954) 220-223. 68 Ch. C. van der Vlis, ‘Dokkum als vestingstad’, It Beaken 16(1954) 155-157.

69 Zie over de verpleging van patienten thuis, M.J. van Lieburg, ‘De syphilitische patient in de geschiedenis van het Nederlandse ziekenhuiswezen’, T. Sociale Geschiedenis 8(1982) 156-179, i.h.b. 162-163.

70 Zie Waringa en Hallema, Beknopte geschiedenis..., 58. 71 Ibidem, 64.

72 Van Tuinen, ‘It birop...’.

73 Zie Romein, Naamlijst der predikanten..., 459.

74 Zie voor bijzonderheden Romein, Naamlijst der predikanten. 75 Zie over Schregardus: G.A. Wumkes, in: NNBW, vol. 10, c. 895-896.

76 S. Blaupot ten Cate, Geschiedenis der Doopsgezinden in Friesland (Leeuwarden: W. Eekhoff, 1839) i.h.b. 188.

77 Zie Waringa en Hallema, Beknopte geschiedenis..., 68-69 en H.W. Fortgens, Schola Latina.

Uit het verleden van ons voorbereidend onderwijs. Zwolle: Tjeenk Willink, 1958.

78 Van Kammen, in: C.G. Schraders, Memorijboeck (noot 21), indices. Een mogelijkheid tot vergelijking biedt de bewerking van de Quotisatiecohieren van 1749, uitgevoerd door Faber,

Drie eeuwen..., vol. 2, Tabel III-2, III-8 en III-9.

79 Zie W. Frijhoff, ‘Non satis dignitatis... Over de maatschappelijke status van geneeskundigen tijdens de Republiek’, T. Geschiedenis 96(1983) 379-406.

80 Zie noot 20.

81 Zie Schotel, Het Oud-Hollandsch huisgezin..., 369-384.

82 J.H. Knoop, geciteerd naar C.J. Guibal, Johan Willem Friso en zijn tijd (Amsterdam: P.N. van Kampen, 1938) 28-29.

83 L. van Nierop, ‘De keuren tegen het “ombrengen van jong-gebore kinderen” in de 17e en 18e eeuw’, Maandbl. Amstelodamum 46(1959) 154-155 en H. Rodega Kindestötung und

Verheimlichung der Schwangerschaft. Ein sozialgeschichtliche und medizinsoziologische Untersuchung mit Einzelfallanalysen, Herzogenrath: Murken-Altrogge, 1981.

84 Hof van Friesland (R.A. Friesland), Bijlagen Criminele Processen, dd. 2-12-1740. 85 Zie 2526 en een niet bewaarde casus tussen 2805 en 2824.

86 Zie Schotel, Het Oud-Hollandsch huisgezin..., 214-284.

87 Zie uitvoerig B. Stokvis, Het verzien in de zwangerschap. Medisch en psychologisch beschouwd, Lochem: De Tijdstroom, 1940.

88 Tammerus Visscher, Heelkonstige Aanmerkingen: waar in, de manier van werking, so uitet

werktuich selfs, als andere (mechanische of) werktuichkundige beginselen, wordt

aangeweezen...Beneevens een genees- en licchaamkundige verhandelinge van de kracht der moederlijke inbeeldinge op de vrucht, wiskunstiger wijze voorgesteld, Amsterdam: Daniel v.d.

Dalen, 1696.

89 Zie M. Noël Chomel en J.A. de Chalmot, Algemeen huishoudelijk-, natuur-, zedekundig- en

konstwoordenboek (Leiden-Leeuwarden: Joh. le Mair-J.A. de Chalmot, 1778), vol. 4, 2170.

Zie ook M.A. van Andel, ‘Bijgeloof, onverstand en nalatigheid in de kraamkamer onzer voorouders’, Ned. Maandschr. Verlosk. Vrouwenz. (8(1919) 465-499, i.h.b. p. 493.

90 Zie S.J. van der Molen, ‘Men zal de naasten bereid vinden (burenplicht in Friesland in de 18e en 19e eeuw)’, De Vrije Fries 46(1964) 28-61, i.h.b. 47-49.

91 Zie Schotel, Het Oud-Hollandsch huisgezin..., 20-53.

93 Zie in het algemeen: E.H. Ackerknecht, ‘Zur Geschichte der Hebammen’, Gesnerus 31(1974) 181-192; voor Frankrijk: J. Gélis, ‘Sages-femmes et accoucheurs: l'obstétrique populaire aux XVIIe et XVIIIe siècle’, Annales Econ. Sociétés Civilisations 32(1977) 927-957 en idem, ‘Regard sur l'Europe médicale des Lumières: la collaboration internationale des accoucheurs et la formation des sages-femmes au XVIIIe siècle’, Abhandl. Gesch. Med. Naturwiss. 39(1980) 279-299 en voor Engeland: J. Donnison, Midwives and medical men. A history of

inter-professional rivalries and women's rights. London: Heinemann, 1977.

94 Zie Baumann, Uit drie eeuwen..., 196.

95 Zie H.J. Lamers, Hendrik van Deventer Medicinae Doctor, 1651-1724. Leven en Werken (Assen: Van Gorcum, 1946) 39-40.

96 Zie de casus 18, 20, 77, 146, 161, 219, 392, 420, 606, 642, 671, 729, 743, 771, 971, 1240, 1296, 1485, 1728, 1736, 1743, 1831, 1847, 1888, 1943, 1975, 1984, 1988, 2047, 2119, 2137, 2347, 2404, 2964, 2980 en 3020.

97 Zie Resolutieboek Dokkum 1732-1768 (klapper R.A. Friesland), dd. 3-12-1735. 98 Frijhoff, ‘Non satis dignitatis...’, i.h.b. p. 382.

99 Zie voor Amsterdam: C.R. Post, ‘De Amsterdamse vroedvrouw uit de 18e eeuw’, Bijdr. Gesch.

Geneesk. 36(1956) 1-8. Vgl. voor Dordrecht: A.C. Drogendijk, De verloskundige voorziening in Dordrecht van ca. 1500 tot heden, Amsterdam: H.J. Paris, 1935 en voor Gouda: J.G.W.F.

Bik, Vijf eeuwen medisch leven in een Hollandse stad (Assen: Van Gorcum, 1955).

100 Zie M.J. van Lieburg, ‘De genees- en heelkunde in de Noordelijke Nederlanden, gezien vanuit de stedelijke en chirurgijnsgilde-ordonnanties van de 16e eeuw’, T. Gesch. Natuurw. Wisk.

Techn. 6(1983) 169-184 en idem, ‘Die medizinische Versorgung einer Stadtbevölkerung im

17. Jahrhundert. Die Quellen- und Forschungssituation für Rotterdam’, In: W. Eckart und J. Geyer-Kordesch (red.), Heilberufe und Kranke im 17. und 18. Jahrhundert. Die Quellen-und

Forschungssituation (Tecklenburg: Burgverlag, 1982) 29-48.

101 Waarschijnlijk een zoon van Dr. Feyo Winter, de vertaler van de ‘Pharmacopoea Leovardiensis’ in het Nederlands, zie R. Visscher, ‘Iets over de pharmacie te Leeuwarden tot het einde der 18e eeuw’, Pharm. Weekbl. 62(1925) 1190-1197.

102 Zijn volledige naam is Johan Frans Berger, een enkele maal ook geschreven als Johan Fransberger. De schrijfwijze van Vrouw Schrader is hier gehandhaafd.

103 Zie M.J. Elzinga, ‘Iets over de chirurgijnsgilden in Friesland’, De Vrije Fries 49(1950) 111-135, i.h.b. p. 127 ev. over Dokkum en H.L. Straat, ‘Het chirurgijnsgilde te Leeuwarden’, De Vrije

Fries 31(1932) 1-40.

104 Zie M.E. Kulsdom, ‘De landschapsmedici en operateurs van Friesland in de achttiende eeuw’,

Bijdr. Gesch. Geneesk. 35(1955) 42-51.

47

Prof. Dr. G.J. Kloosterman