• No results found

Paragraaf Financiering

In document Meerjarenprogrammabegroting 2018-2021 (pagina 88-92)

Algemeen

In deze paragraaf wordt het treasurybeleid beschreven. Treasury, het beheren van geld- en kapitaalstromen, neemt bij gemeenten een belangrijke plaats in. De Wet Financiering decentrale overheid (Wet Fido) stelt regels voor het beheer van de

treasury. De wet bevat normen voor het beheersen van risico’s op kort- en langlopende geldleningen, de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.

Beleid

Om het renterisico te beheersen en de rentekosten zo laag mogelijk te houden, wordt gebruik gemaakt van de kaders die in het treasurystatuut 2011 zijn vastgelegd. Dit statuut is door het college vastgesteld en de raad is met een raadsmededeling hierover geïnformeerd.

Risicobeheer

De risico’s die de gemeente loopt op het gebied van treasury bestaan voornamelijk uit renterisico’s. Voor de beheersing van deze risico’s gelden twee concrete richtlijnen: de kasgeldlimiet en de renterisiconorm voor de vaste schuld.

Kasgeldlimiet

De kasgeldlimiet is het bedrag dat de gemeente maximaal als gemiddelde netto-vlottende schuld over een periode van 3 maanden mag hebben. Deze bedraagt maximaal 8,5% van de jaarbegroting. De limiet heeft betrekking op leningen met een looptijd van maximaal één jaar (vlottende schuld).

Berekening kasgeldlimiet Begroting 2018

Begrotingstotaal 57.600

Percentage ministeriële beschikking 8,5%

Kasgeldlimiet 4.896

(bedragen x € 1.000)

Renterisiconorm

Het renterisico betreft het risico dat de begroting van de gemeente geconfronteerd wordt met een verzwaring van de rentelasten als gevolg van herfinancieringen van bestaande activa of van herziening van rente van bestaande leningen. Het doel van de renterisiconorm is om dit risico te beperken tot een handelbaar niveau. Bij een goed (gelijkmatig) opgebouwde leningenportefeuille blijft het renterisico binnen verantwoorde marges en zullen de renteaanpassingen zich geleidelijk voordoen en binnen de

begroting opgevangen kunnen worden.

In de Wet FIDO is vastgelegd dat jaarlijks een volume ter grootte van 20% van het lastentotaal van de gemeentelijke begroting (peildatum 1 januari) mag worden geherfinancierd of een renteherziening mag ondergaan. Omdat de gemeente voor de eigen financiering geen leningen heeft aangetrokken waarvan in 2018 de rente wordt herzien, heeft de renterisiconorm in 2018 voor Voorst alleen betrekking op

Kredietrisicobeheer

Volgens onderstaande tabel zijn aan de volgende instellingen gelden verstrekt:

Kredietrisico's op verstrekte gelden

Restant schuld

(bedragen x € 1.000)

Het risico dat de gemeente loopt bij bovenstaande verstrekte gelden is gelet op de overeenkomsten met de instelling en het toezicht op deze instellingen heel laag.

Intern liquiditeitsbeheer

Risico’s worden beheerst van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitplanning en meerjaren investeringsplanning. Als gevolg daarvan kunnen de financieringskosten hoger uitvallen. Voor het liquiditeitenbeheer heeft de gemeente Voorst een

overeenkomst voor geïntegreerde dienstverlening afgesloten met de nv Bank Nederlandse Gemeenten. Ter beperking van de rentekosten is met de BNG

overeengekomen dat de kredietfaciliteit in rekeningcourant is gesteld op ongeveer de kasgeldlimiet.

Financieringsvolume

Onze financieringsbehoefte wordt in belangrijke mate bepaald door de investeringen die plaatsvinden in het kader van het Meerjaren Investerings Programma (MIP), het Meerjaren Onderhouds Programma (MJOP), de ontwikkelingen binnen de grondexploitatie en het verloop van de exploitatieuitgaven en -inkomsten. Het MIP en MJOP wordt doorlopend geactualiseerd en bijgesteld. Voor de komende jaren zullen er bedragen nodig zijn voor o.a. riolering (op basis van het Gemeentelijk RioleringsPlan), wegen (uitwerking Integraal WegenPlan) en voorfinanciering vanuit de grondexploitatie. In de financieringsbehoefte verwachten wij te voorzien door het aantrekken van lang- en kortlopende geldleningen. Het daadwerkelijk beroep is afhankelijk van de realisatie van de geplande investeringen, de ontwikkelingen binnen de grondexploitaties en de feitelijke liquiditeitspositie op het moment dat uitgaven worden gedaan. De liquiditeitsbehoefte is immers afhankelijk van het verloop van de inkomsten en uitgaven. Het aantrekken van financieringsmiddelen vindt plaats binnen de kaders van de wet Fido en het Financieringsstatuut 2011.

Leningenportefeuille

De totale leningenportefeuille van onze gemeente bedraagt op 1 januari 2018

€ 38,8 miljoen.

Interne rente

In deze programmabegroting gaan we uit van een interne rente van 1,5%. Dit

percentage achten wij redelijk gezien de rente die we momenteel betalen en gezien de huidige rentestand van langlopende geldleningen. De rentelasten worden toegerekend

In onderstaand renteschema wordt inzicht gegeven in de rentelasten externe financiering, het renteresultaat en de wijze van rentetoerekening

Renteschema Bedrag (x € 1.000)

a. De externe rentelasten over de korte en lange financiering 1.145

b. De externe rentebaten

-Totaal door te rekenen externe rente 1.145

c. De rente die aan de grondexploitatie moet worden doorberekend -188 De rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden

toegerekend

--188

Saldo door te rekenen externe rente 957

d1. Rente over eigen vermogen

-d2. Rente over voorzieningen (gewaardeerd op contante waarde) 140

De aan taakvelden (programma's incl. overzicht Overhead) toe te rekenen

rente 1.097

e. De werkelijk aan taakvelden (programma's incl. overzicht Overhead)

toegerekende rente (renteomslag) -1.103

f. Renteresultaat op het taakveld Treasury -6

(bedragen x € 1.000)

Kasbeheer

Geldstromenbeheer

In ex artikel 2, lid 3 van het Financieringsstatuut 2011 is bepaald dat de volgende limieten elk jaar in de begroting worden vastgesteld. De limieten worden jaarlijks in de financieringsparagraaf opgenomen en indien nodig aangepast.

▪ de kasgeldlimiet is een percentage van 8,5 % van de omzet van de begroting;

▪ het aangaan van vaste geldleningen tot een maximum van € 10.000.000;

▪ het aangaan van dag – en / of kasgeldleningen tot een maximum van € 10.000.000;

▪ het uitzetten van onderhandse geldleningen / obligaties met een maximale termijn van 1 tot 5 jaar;

▪ de maximale omvang van uitgezette gelden op deposito bedraagt € 10.000.000;

▪ het opnemen van Commercial Papers tot een maximum van € 10.000.000; *

▪ het opnemen van Medium Term Notes tot een maximum van € 10.000.000; *

▪ het aangaan van een roll-over tot een maximum van € 10.000.000; *

▪ het kopen van aandelen tot een maximum van € 10.000.000;

▪ overige vormen van risicomijdend beleggen met maximale termijnen van 1 tot 5 jaar;

▪ de toegestane voorraad kasgeld van de hoofdkassier is € 3.400;

▪ de toegestane voorraad kasgeld van de subkassier is € 1.000.

*deze limieten gelden voor elk onderdeel afzonderlijk of in combinatie

Wet- en regelgeving Schatkistbankieren

In het najaar van 2013 is voor gemeenten en andere decentrale overheden verplicht schatkistbankieren ingevoerd. Decentrale overheden dienen banktegoeden, die een vooraf bepaalde drempelwaarde te boven gaan, af te storten naar een rekening-courant bij het ministerie van Financiën. Deze drempelwaarde bedraagt 0,75% van het begrotingstotaal met een minimum van € 250.000. Voor de gemeente Voorst bedraagt de drempelwaarde afgerond € 430.000. Tegen deze drempelwaarde moet het gemiddelde van de banksaldi van de gemeente in een kwartaal worden afgezet. In 2018 zal erop worden gestuurd dat de drempelwaarde niet zal worden overschreden en dat de gemeente dus geen of heel beperkt financiële middelen hoeft te stallen bij het Rijk.

Wet HOF

Met de wet Houdbare Overheidsfinanciën (HOF) zijn de Europese afspraken van het stabiliteits- en groeipact en het al bestaande Nederlandse budgettaire beleid vanaf 1 januari 2014 wettelijk verankerd. De Wet Hof bepaalt onder meer dat Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen een gelijkwaardige inspanning leveren bij het op orde brengen van de overheidsfinanciën. Daarmee worden de tekorten van gemeenten of provincies door de Europese Commissie meegeteld bij de berekening van het begrotingstekort, dat volgens de EU-regels niet meer dan drie procent mag bedragen.

In document Meerjarenprogrammabegroting 2018-2021 (pagina 88-92)