• No results found

1. ALGEMENE INLICHTINGEN

3.1 P ROJECTBESCHRIJVING

Voorliggend project omvat de kapping van bestaand bos over een oppervlakte van 21,5 ha

(ontbossing) (zie kaart 1a/b). De ontbossing kadert in de ontwikkeling van heide, grasland en open moeraslandschap. Tevens wordt een bebossing van 13 ha voorzien op verschillende locaties (zie kaart 1a/b).

Beide maatregelen kaderen in het ‘Natuurbeheerplan voor de valleien van de Dijle, Laan en IJse en aangrenzende bossen’ (ANB 2018). De ontbossingen en bebossingen kaderen in de volgende doelstellingen van het natuurbeheerplan:

 Behoud en versterking van landschappelijk overwegend open moeraszones in de Dijlevallei en (lokaal) in de Laanvallei, met volgende hoofddoelstellingen:

 Behoud en uitbreiding van het EU habitattype 7140– subtype alkalisch laagveen;

12

 Toename aantal broedparen van Porseleinhoen naar 3-6 broedparen (cfr. IHD1);

 Significante toename van de oppervlakte van soortenrijke vochtige ruigten (cfr. IHD),

 Behoud en/of ontwikkelen van complex van rietlanden en wilgenstruweel, o.a. ten behoeve van duurzaam behoud van Blauwborst (cfr IHD)

 Streven naar goed ontwikkelde aquatische ecosystemen in de voormalige viskweekvijvers en creatie van een geschikt leefgebied voor o.a. Roerdomp (herstel open vijver- en

moeraslandschap);

 Behoud van de aanwezige relicten en uitbreiding van de oppervlakte en het areaal van (hei)schrale graslanden en heide: vaak in complex : Brabantse heide.

De term Brabantse heide omvat in feite zowel heischrale graslanden (incl. soortenrijk struisgraslanden – EU habitattype 6230) als droge heide (EU habitattype 4030) of een mozaïek van beide vegetaties. Door het iets rijkere karakter van de bodems in de regio en specifiek beheer kunnen deze vegetatietypes verweven met elkaar voorkomen.

 Streven naar herstel van de ecologische connectiviteit van de natuurgebieden in de valleien van de Dijle, Laan en IJse met belangrijke natuurgebieden en zones met natuurrelicten in de omgeving

 Behoud van, en evolueren naar goed ontwikkelde, overwegend op inheemse boomsoorten gebaseerde bossen, met karakteristieke fauna en flora van de met de abiotiek

overeenstemmend natuurlijk vegetatietypes:

 Eiken-Beukenbossen (EU habitattype 9120);

 Eiken-Haagbeukenbossen (EU habitattype 9160)

 Eiken-Haagbeukenbossen met wilde Hyacint (EU habitattype 9130)

 Bronbossen, inclusief kalktufbronnen (EU habitattype 91E0, 7220)

 Vogelkers-Essenbossen (EU habitattype 91E0);

 Mesotroof Elzenbroekbossen (EU habitattype 91E0)

 Ruigt Elzenbossen (EU habitattype 91E0).

 Streven naar ecologisch waardevolle bosuitbreiding, preferentieel aansluitend bij bestaande (oude) boskernen, ter buffering, vergroting en verbinding van bestaande boskernen en ten behoeve van milieubescherming.

Het natuurbeheerplan heeft een looptijd van 24 jaar en beschrijft welke natuurdoelen zullen gerealiseerd worden en welke beheermaatregelen daarvoor nodig zijn. Om het beheer eenduidig te beschrijven werd het hele gebied ingedeeld in beheereenheden (zie kaart 1a/b). Dit zijn zones waarin voor een bepaald doel gekozen wordt en waarvoor bepaalde inrichtings- of beheermaatregelen vereist zijn. In deze aanvraag tot MER-ontheffing zal verwezen worden naar deze beheereenheden.

3.1.1. Ontbossing

In de beheerperiode 2018-2041 wordt op een aantal locaties herstel van open habitats in bos of ten nadele van bos beoogd. Het betreft zowel het creëren of herstellen van open plekken in bossen ten behoeve van horizontale structuurvariatie in het bos, en effectieve ontbossingen ten behoeve van herstel van heide of graslanden. Uit tabel 1 blijkt dat ten behoeve van realisatie van de ecologische doelstellingen op de percelen die deel uitmaken van het beheerplan 21,5 ha ontbost wordt. Deze ontbossingen zijn allen gericht op realisatie van de Europese natuurdoelen.

1 Instandhoudingsdoelstellingen

13

Er wordt overal ontstronkt waar ontbossing naar open vegetatietype beoogd wordt.

Tabel 1: Overzicht van de ontbossingen i.f.v. het ‘Natuurbeheerplan voor de valleien van de Dijle, Laan en IJse en aangrenzende bossen’ (ANB 2018).

Beheereenheid Maatregel Oppervlakte

(ha) ORM/5a Rooien van afgestorven populierenplantage ten behoeve van herstel

en beheer rietland in ondergroei (regularisatie kappingen ikv NIP Dijlevallei)

1,3

VOH/4a Rooien van grotendeels afgestorven populierenplantage ten behoeve van herstel open moeraslandschap rond de vijvers Oud-heverlee (regularisatie kappingen ikv NIP Dijlevallei)

0,7

VOH/5b Rooien van grotendeels afgestorven populierenplantage ten behoeve van herstel open moeraslandschap rond de vijvers Oud-heverlee (regularisatie kappingen ikv NIP Dijlevallei)

1,9

VOH/10a Rooien van grotendeels afgestorven populierenplantage ten behoeve van herstel open moeraslandschap rond de vijvers Oud-heverlee (regularisatie kappingen ikv NIP Dijlevallei)

2,2

GRB/7a Rooien van populierplantages ten behoeve van herstel open moeraslandschap rond vijvercomplex Grootbroek

1,8

GRB/7b Rooien van populierplantages ten behoeve van herstel open moeraslandschap rond vijvercomplex Grootbroek

4,2

GRB/7f Rooien van populierplantages ten behoeve van herstel open moeraslandschap rond vijvercomplex Grootbroek

0,4

GRB/9d Rooien van populierplantages ten behoeve van herstel open moeraslandschap rond vijvercomplex Grootbroek

0,4

FLO/1d Ontstronken voormalige populierenaanplant ten behoeve van herstel moerasspirearuigten

1,1

FLO/1f Gedeeltelijk rooien spontane opslag van vnl. wilg, ontstaan na kaalkap populierenplantage ten behoeve van mozaïek van moerasspirearuigte (habitattype 6430) en wilgenstruweel

0,5

FLO/3b Ontbossing spontane wilgenbosje ten behoeve van rietlandherstel met verspreid wilgenstruweel – 50 % (leefgebied blauwborst)

1,1

FLO/6b Rooien populieraanplantingen ten behoeve van herstel van een mozaïek van moerasspirearuigte (habitattype 6430), wilgenstruweel en inheemse bosjes

3,4

TBH/3b Herstel Brabantse heide, ten nadele van door invasieve exoten gedomineerd loofhoutbestand

2,5

14 3.1.2. Bebossing

Op de terreinen die actueel deel uitmaken van het beheerplan zullen een aantal percelen actief bebost worden (via aanplanting) of spontaan kunnen verbossen, met een totale gezamelijke oppervlakte van 13 ha (zie kaart 1a/1b: ‘Bebossingen’). Het betreft:

 Beheereenheid EGH/14c: (1,1ha);

 Beheereenheid ORM/7A (0,7 ha);

 Deel van beheereenheid VOH/2E (0,2 ha);

 Beheereenheid MGB/6a (2,6 ha);

 Beheereenheid MRG/1e (4,2 ha).

 Beheereenheid GBR/8b (0,7 ha);

 Beheereenheid FLO/2d (1,4 ha);

 Beheereenheid KRA/2e (0,5 ha);

 Beheereenheid KRA/2d (0,5 ha);

 Beheereenheid SMB/1a (1,1 ha).

Een deel van de bosuitbreiding voorzien in het beheerplan bestaat uit aanplant van inheemse

boomsoorten. Daarnaast wordt ook gestreefd naar spontane verbossingen (beheereenheden KRA/2e en SMB/1a).

Deze bosuitbreidingen zorgen voor een versterking van de bestaande boskernen en zijn ecologisch interessant gezien de aanwezigheid van dergelijk jong bos aantrekkelijk is voor broedvogels van struwelen en jong bos, dagvlinders van bosranden, … Op langere termijn kan dit bos ontwikkelen tot een habitatbos (Europess beschermd habitattype).