• No results found

Overzicht gebeurtenissen na de aanstelling Commissie Meijers

In document Gaswinningen Groningen (pagina 36-38)

3. Methodologie

6.1. O VERZICHT GEBEURTENISSEN

6.1.1. Overzicht gebeurtenissen na de aanstelling Commissie Meijers

Op 3 juli 2013 vond er een beving plaatst in Loppersum met 3.2 op de schaal van Richter. Deze beving is net geen jaar na de beving in Huizinge. Deze gebeurtenis heeft ervoor gezorgd dat de verhoudingen tussen verschillende actoren veranderden. Zo had de Burgemeester van Loppersum een schademeldpunt geopend voor inwoners. Dit kon gezien worden als indicatie dat de bestaande manieren waarop schade door de bevingen gemeld werden niet als voldoende werden gezien. De NAM was verantwoordelijk voor schadeafhandeling door de bevingen. Naar aanleiding van de ontstane ophef over de beving besloot Minister Kamp het getroffen gebied te bezoeken. Verder

36 werd er in mediaberichten niet alleen aandacht besteed aan de beving in Loppersum, ook de beving in Huizinge (2012) werd in veel berichten aangehaald (Trouw, 2013). Uit de beschikbare data was moeilijk te achterhalen of de beving van 2013 zoveel media-aandacht had gekregen als de beving Huizinge (2012) niet plaats had gevonden. Wel paste de beving in Loppersum binnen de

verwachtingen van de SodM: dat de bevingen zwaarder zullen worden in de toekomst. Dit was aangekondigd in de Kamerbrief op 25 januari 2013. Hierdoor werd duidelijk dat er geen sprake was van een éénmalige zware aardbeving, maar dat er echt serieuze veiligheidsproblemen bestonden in Groningen waarvoor een oplossing dringend gewenst was.

Door de beving in Loppersum waren meerdere panden onbewoonbaar verklaard door de schade die veroorzaakt was. Ook reageerden inwoners in Groningen negatief op het politiek beleid dat volgens hen te weinig oog had voor de inwoners en hun risico’s van het gebied (SG, 2013). Dit kon gezien worden als probleemstroom die steeds meer urgentie krijgt. Deze wordt door de tijd heen steeds dringender en concreter door de onzekerheid en ongerustheid van de Groningers in het gebied (Kingdon, 2003).

Zoals is aangegeven in de Kamerbrief van 25 januari 2013 waren de eisen waaraan de NAM moest voldoen, aangescherpt. Het indienen van een nieuwe risicoanalyse betreft de gaswinningen was één van de eisen. Deze eis kon gezien worden als het gevolg van de identificering van de probleemstroom en om de beheersbaarheid te vergrootten. Op 29 november 2013 had de NAM een gewijzigd

winningsplan ingediend, om de gaswinningen te kunnen continueren bij Minister Kamp. In het gewijzigd winningsplan van de NAM voor het Groningen-veld verwerkte de NAM nieuwe inzichten met betrekking tot aardbevingen in de Groningen-gasveld in opdracht van de Minister. Dit

winningsplan en het groot aantal onderzoeken die in 2013 werden uitgevoerd (geformuleerd in de Kamerbrief van 25 januari 2013), vormden de basis voor het voornemen voor het ontwerpbesluit die minister Kamp op vrijdag 17 januari 2014 bekend zou maken (NAMplatform, 2013). De aanscherping van het winningsplan ingediend door de NAM kwam voort uit de bestaande en steeds verder manifesterende probleemstroom (Kingdon, 2003). De NAM als policy community in de kwestie gaf gehoor aan de eisen, om haar doel, het waarborgen van de gasproductie.

Het SodM, welke verantwoordelijk is voor het toezicht van de gaswinningen, had zich negatief uitgesproken over het ingediende winningsplan van de NAM. Dit negatief advies kan gezien worden als een kantelpunt, waarbij het SodM zich voor de tweede keer sinds de beving in Huizinge (2012) negatief uitspreekt over het winningsplan van de NAM sinds 1963 (NU, 2013). De brief van de SodM aan Minister Kamp sprak zich niet alleen negatief uit over de manier waarop de NAM de risico’s van de gaswinningen wilde aanpakken, zij ging ook in op de veiligheidsrisico’s die er zijn voor de

37 bewoners in het gebied (Briefadvies, 2013). Met het negatief advies van het SodM, had deze actor zich voor het eerst duidelijk uitgesproken over de problemen betreft de gasboringen. Doordat de SodM een adviserende functie kent binnen het zo gesloten besluitvormingsproces kon haar mening niet zomaar genegeerd worden. Verder kwam naar voren dat provincie Groningen zich actief had ingezet om de SodM te overtuigen van de problematiek in de kwestie (provinciestukken, 2013). Dit kon gezien worden als een vorm van netwerken door de policy community, provincie Groningen om invloed uit te voeren op het bestaande beleid. Tot slot kon het negatief advies van het SodM gezien worden als doorbreking van de impasse gecreëerd (in 2011/2012) door geologen. De betrokken actoren in de kwestie die pleitten voor de veiligheid van Groningers grepen het advies van het SodM aan als handvat om hier wat mee te doen. Dit werd vervolgens vertaald richting het verminderen van de aardgaswinningen in het gebied (interview dhr. Moll, 2016). Hiermee was de eerste stap tot het komen van een beleidsalternatief gezet (Kingdon, 2003). De oplossingstroom werd ontwikkeld vanaf het moment dat de uitspraak van de SodM, gebruikt werd om een oplossing te ontwerpen.

Op 24 december 2013 kwam er in een mediabericht naar buiten dat de NAM een record hoeveelheid gas uit de Groningse bodem had gewonnen (NRC, 2013). De policy community, de NAM kon hiermee bevestigen dat haar belangen gewaarborgd werden ondanks de aanwezigheid van een

probleemstroom over de risico’s die de gasboringen met zich mee dragen. De NAM profiteerde van de onzekerheden en onduidelijkheden die er heersten in de kwestie.

In december 2013 ontpopte zich een nieuwe actiegroep, Schokkend Groningen (SG). Deze actiegroep had als doel zich te richten op onder andere de Minister van Economische Zaken. Zij wilden de noodzaak aankaartten om de inwoners van Groningen te betrekken bij beslissingen gemaakt door de Minister. De actiegroep was tot stand gekomen omdat Groningers ervaarden dat zij ‘stil werden gehouden’, zodat de NAM rustig kon doorgaan met de gaswinningen over de rug van Groningers. Actievoeren was volgens de groep noodzakelijk om een duidelijk signaal af te geven, want praten alleen hielp niet, zo blijkt uit het verleden (SG, 2013).

In document Gaswinningen Groningen (pagina 36-38)