De aanvrager claimt dat behandeling met pirfenidon een kosteneffectieve interventie is voor de 45
behandeling van patiënten met lichte tot matige idiopatische pulmonale fibrose (IPF).
De CG concludeert dat de doelmatigheid van pirfenidon bij de behandeling van patiënten met lichte tot matige idiopatische pulmonale fibrose (IPF) onvoldoende onderbouwd is. De WAR heeft de volgende kritiekpunten bij de analyse.
50
• De effecten, utiliteiten en kosten zijn onvoldoende onderbouwd. Deze lijken sterk ten gunste van pirfenidon te zijn voorgesteld waardoor de incrementele klinische effecten en utiliteiten van pirfenidon ten opzichte van placebo zijn overschat en de incrementele kosten zijn onderschat.
• De regressieanalyses benaderen de effectiviteitsgegevens onvoldoende. Daarom heeft de 55
aanvrager calibratiefactoren toegepast. Echter, het merendeel van het verschil in overleving wordt veroorzaakt door deze calibratiefactoren en niet door de regressieanalyse zelf.
Volgnummer: 2012101499
Zaaknummer: 2011135463 Pagina 20
en leiden tot survivalcurves voor beide armen die uiteenlopen. Dit lijkt de behandeling met pirfenidon ten onrechte te bevorderen.
• De modelanalyses komen in de buurt van de studiegegevens, maar laten een iets groter 5
verschil zien in mortaliteitcijfers ten gunste van de perifidonbehandeling.
• Het verschil in utiliteiten tussen ernstig zieke patiënten en minder ernstig zieke patiënten is onvoldoende onderbouwd.
• Wat betreft de kosten is de medicatiestop onvoldoende onderbouwd, dienen de
productiviteitsverliezen voor de partner niet te worden meegenomen, en is onvoldoende 10
onderbouwd dat de placebo-arm een langere ligduur bij ziekenhuisopnames kent dan de pirfenidon arm.
• De bijwerkingen moeten ook in het model meegenomen worden, zowel als kosten als disutiliteiten.
• Het model is onvoldoende transparant met betrekking tot de gehanteerde utiliteiten en de 15
timing van wanneer kosten worden meegenomen.
Deze tekst is door de Wetenschappelijke Adviesraad (WAR) vastgesteld in haar vergadering van 24 juni 2013.
2 Prevalence of rare diseases. www.orphanet.nl. mei 2012.
3 King TE, Pardo A, Selman M. Idiopathic pulmonary fibrosis. Lancet. 2011;378:1949-61.
4 Nathan SD, Shlobin OA, Weir N, et al. Long-term course and prognosis of idiopathic pulmonary fibrosis in the new millennium. Chest. 2011; 140-221-9.
5 European public assessment report (EPAR) Esbriet, 2011.
6Hakkaart- van Roijen L, S.S. Tan, C.A.M. Bouwmans Handleiding voor Kostenonderzoek, methoden en
In dit rapport worden de (meer)kosten geraamd ten laste van het farmaciebudget, die 5
ontstaan als pirfenidon (Esbriet®) wordt opgenomen op lijst 1B van het GVS.
Uitgangspunten zijn hierbij de geregistreerde indicatie, het potentieel aantal patiënten, geneesmiddelkosten, substitutie met de huidige behandeling en marktpenetratie. Pirfenidon (Esbriet®) heeft in 2004 de status weesgeneesmiddel gekregen voor de 10
behandeling van IPF (EMA/COMP/198295/2004) en is geregistreerd voor de behandeling van lichte tot matige idiopatische plumonale fibrose in volwassenen.1 Voor deze indicatie
bestaat er geen standaardbehandeling of eerstekeus behandeling met bewezen effectiviteit. Medicaties als immunosuppressiva, corticosteroïden en N-acetyl cysteïne worden vaak ingezet. De vergoeding voor deze laatste therapie is beëindigd in 2009. De 15
Commissie Farmaceutische Hulp (CFH) heeft vastgesteld dat de toevoeging van pirfenidon aan beste ondersteunende zorg bij de behandeling van patiënten met
idiopathische plumonale fibrose (IPF) een therapeutische meerwaarde heeft ten opzichte van beste ondersteunende zorg.
20
2. Uitgangspunten
Aantal patiënten
De prevalentie van IPF wordt geschat op 16,7 op 100.000 inwoners in de Europese Unie. Deze berekening gaat ervan uit dat dezelfde schatting ook van toepassing is op
Nederland. Uitgaande van 16,8 miljoen inwoners zijn in Nederland ongeveer 2.800 25
patiënten gediagnosticeerd met IPF. De incidentie van het aantal patiënten met lichte tot matige IPF bij diagnose is bepaald op 66%.2 Het percentage prevalente patiënten met
matige en lichte IPF zal gezien het snel progressieve verloop van de ziekte iets lager liggen dan het percentage voor de incidente populatie. In deze berekening wordt uitgegaan van 60%. Het aantal patiënten dat in aanmerking komt voor behandeling 30
wordt verder beperkt door contra-indicaties en het niet willen stoppen met roken, waardoor 85-90% uiteindelijk in aanmerking komt voor therapie.3 Dit brengt het totale
aantal patiënten dat in Nederland in aanmerking komt op 1430-1514 (=16.800.000* (16,7/100.000)*60%*85-90% ). De aanvrager heeft een nog niet peer gereviewde studie bijgevoegd, welke aanwijzingen geeft dat het werkelijke aantal patiënten in Nederland 35
mogelijk lager ligt. Dit lijkt een nuttige toevoeging. Echter, de studie is uitgevoerd met behulp van DBC codes. Aangezien het gebruik van DBC codes pas in 2012 voor 70% van de behandelingen is vrijgegeven, is het mogelijk dat in eerdere jaren de kosten voor patiënten buiten de specifieke DBC code voor Idiopathische interstitiële pneumonie (IIP) zijn gefinancierd. Er is onvoldoende zicht op deze financiering om in deze KCR van die 40
getallen uit te gaan.
Tabel 1: Geschatte aantal patiënten met idiopatische plumonale fibrose dat jaarlijks in aanmerking komt voor behandeling met pirfenidon
2012
prevalentie van IPF 2.800
% patiënten met lichte tot matige IPF 60%
1.680
% patiënten met contra-indicaties of dat rookt 10-15%
168-252 totaal aantal patiënten dat jaarlijks voor pirfenidon in aanmerking komt 1428-1512 45
off-label gebruik
Er zijn geen aanwijzingen voor het optreden van off-label gebruik.
Substitutie en Marktpenetratie
De aanvrager heeft marktpenetratie gegevens aangeleverd voor Duitsland. Deze zijn 50
17.5%, 32.5% en 42.5% op het eind van respectievelijk het eerste, het tweede en het derde jaar na introductie. Een expert opinie van Nederlandse medisch specialisten was dat de Duitse cijfers voor marktpenetratie vrij hoog waren voor Nederland. De WAR gaat
het aantal patiënten dat stopt met pirfenidonbehandeling (ongeveer 20%). Verder geeft de aanvrager aan dat patiënten gedurende het jaar met de behandeling zullen starten. Hier wordt ook rekening mee gehouden. Dit brengt het aantal patiënten in het eerste jaar op 10%, het 2e jaar op 25% en het derde jaar op 40%. Als 20% van de patiënten stopt in het jaar zijn de aantallen patiënten in jaar 1 8%, in het tweede jaar 20%, en in het 10
derde jaar 32%
Dosering
Om de jaarlijkse kosten te bepalen, zijn de dosering en de AIP prijs nodig. De AIP prijs voor de startdosering (de eerste 14 dagen) is € 589,05 en de prijs voor de onderhouds- 15
behandeling (per 28 dagen) is € 2356,20 per verpakking. Dit brengt de kosten voor het eerste jaar op €30.042,- (€589,- + 12,5*€2.356,-) en voor de jaren hierna op €30.631,- (13*€2.356,-). Gemiddeld zijn de kosten €30.336 op jaarbasis.
3. Kostenconsequentieraming 20
In Tabel 3 staat een overzicht van de geraamde kosten ten laste van het farmaciebudget, wanneer pirfenidon aan het bestaande behandelingsarsenaal wordt toegevoegd bij de indicatie idiopathische plumonale fibrose. In tabel 2 zijn alleen kosten ten laste van het farmaciebudget meegenomen, mogelijke kosten of besparingen ten laste van het gezondheidsbudget zijn hierbij buiten beschouwing gelaten.
25
Tabel 2: Raming van de totale kosten van de toevoeging van pirfenidon aan het behandelarsenaal voor idiopathische plumonale fibrose.
jaar marktpenetratie aantal patiënten Totale kosten per jaar
(in miljoenen) 2013 10% 114 tot 121 € 3,5 tot € 3,7 2014 25% 286 tot 302 € 8,7 tot € 9,2 2015 40% 457 tot 484 € 13,9 tot € 14,7 4. Conclusies 30
Rekening houdend met het feit dat er momenteel geen adequate therapieën beschikbaar zijn voor idiopathische plumonale fibrose, wordt uitgegaan van een marktpenetratie van 40% voor het derde jaar. Opname op lijst 1B van het GVS van pirfenidon (Esbriet ®) bij de indicatie idiopathische plumonale fibrose zal gepaard gaan met meerkosten ten laste van het farmaciebudget van ongeveer 14 miljoen Euro voor 2015.
35
5. Referenties
1. Opinion on orphan designation pirfenidone, 24th May 2011
(http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Orphan_designation/2009/1
0/WC500006133.pdf), SmPC pirfenidone (Esbriet®)
40
(http://www.ema.europa.eu/docs/nl_NL/document_library/EPAR_-
_Product_Information/human/002154/WC500103049.pdf) a
2. Nathan SD, Shlobin OA, Weir N, et al. Long-term Course and Prognosis of Idiopathic Pulmonary Fibrosis in the New Millennium. Chest 2011; 140(1):221–229
3. Expert opinie, idiopatische long fibrose (IPF). Utrecht, 2012. 45
Deze tekst is door de Wetenschappelijke Advies Raad (WAR) vastgesteld in zijn
50