• No results found

Een overkoepelende methode voor de analyse van toespraken: de Retorische Kritiek van Braet

In deze paragraaf zal ik de 10 stappen van de Retorische Kritiek van Braet uiteenzetten. Zoals eerder vermeld zou men toespraken kunnen beoordelen aan de hand van dit analysemodel. Braet zegt wel dat deze methode van groot naar klein werkt en dat deze standaardaanpak ‘niet- dwingend’ is (2007b, 160).

3.1.1 Eerste indruk (0), achtergrond (1) en communicatiesituatie (2)

Nog voordat men met een analyse en beoordeling van een toespraak begint, vindt Braet het verstandig om eerst het betoog als ‘gewone luisteraar of lezer te ondergaan’ (2007b, 160). ‘Hoe is de spontane indruk?’ Ook worden de vragen gesteld of het betoog boeiend is, dus of de aandacht wordt getrokken, of het betoog duidelijk is (begrip) en of het betoog aannemelijk is (aanvaarding).

Na de eerste indruk te hebben vastgesteld, wordt de historische en maatschappelijke achtergrond onderzocht, die volgens Braet kan doorwerken in het betoog. Historisch onderzoek naar de achtergronden van het betoog is vaak noodzakelijk wanneer het gaat om een betoog dat langer geleden gehouden is. Maar het historische onderzoek kan zelfs bij een recentere toespraak al nodig zijn.

Bij dit achtergrondonderzoek kunnen ook de componenten van het communicatiemodel gebruikt worden. Wanneer de communicatiesituatie wordt onderzocht, wordt er vastgesteld of het om een schriftelijk of mondeling betoog gaat (Braet, 2007b, 160). Mondelinge betogen vinden in een bepaalde spreeksituatie plaats. Publiek kan daarbij aanwezig zijn (direct publiek),

32 maar het publiek kan de toespraak ook via radio of televisie volgen (indirect publiek). Er is geen interactie met het indirecte publiek. Schriftelijke betogen kennen ook geen interactie en het publiek is ‘diffuus’. Verder kan de communicatiesituatie in kaart worden gebracht met behulp van het communicatiemodel. Daarbij worden de volgende factoren onderzocht:

- Wie is de spreker of schrijver van de tekst;

- Wat is het medium (een live-tv-uitzending bijvoorbeeld of een lezing in een zaal); - Van wat voor tekst(soort) is er sprake;

- Wat is het onderwerp van de tekst; - Wie is het publiek van de tekst.

Er moet volgens Braet worden nagegaan in hoeverre het betoog afgestemd is op deze factoren. Daarbij ziet hij de afstemming op het publiek (de doelgroep) als de belangrijkste factor.

3.1.2 Type discussiesituatie (3)

In de derde stap wordt het type discussiesituatie vastgesteld en de rol van de spreker of de schrijver daarin. Er zijn drie typen klassieke discussiesituaties die kunnen worden onderscheiden in deze stap:

- Een gerechtelijke situatie (is er sprake van een gerechtelijk standpunt, zoals een beschuldiging?)

- Een politieke situatie (met een politiek standpunt, zoals een voorstel)

- Een gelegenheidssituatie (met bijvoorbeeld een standpunt over de geloofwaardigheid van een persoon) (Braet. 2007b, 161).

3.1.3 Presentatie (4)

De presentatie is, volgens Braet, al bij de eerste indruk opgevallen (2007b, 162). Dit aspect mag, net als de andere aspecten, niet op zichzelf worden gezien.

‘Het gaat er vooral om in welke mate de presentatie de verwoording, en zo direct de inhoud, van het betoog ondersteunt of … er afbreuk aan doet..’ (Braet, 2007b, 161).

De presentatie is voornamelijk van belang bij mondelinge betogen. Bij schriftelijke betogen doet de presentatie er meestal veel minder toe. Het ethos van de spreker is van belang bij een mondeling betoog: de indruk die de spreker met zijn verschijning en voorkomen maakt; de indruk van zijn deskundigheid, eerlijkheid en betrokkenheid. Daarnaast moet ook gelet worden op hoe er ingespeeld wordt op emoties (pathos) en het gebruik van humor. Reacties van het publiek zijn volgens Braet ‘goede graadmeters’ (2007b, 162). De presentatie kan ook worden beschreven aan de hand van de volgende factoren: volume, articulatie, afwisseling van toon en

33 tempo en dergelijke voor het stemgebruik; en gebaren, (oog) contact en dergelijke voor de visuele kant.

Ook moeten de vier presentatiedeugden in ogenschouw worden genomen: correctheid, duidelijkheid, aantrekkelijkheid en passendheid. Het gaat er volgens Braet uiteindelijk om of de presentatie voldoende boeiend, duidelijk en aanvaardbaar is om te kunnen overtuigen.

3.1.4 Ordening (globale indeling) (5)

Voor deze stap vormt de klassieke leer van de delen (de standaardordening) van de rede een goed vertrekpunt. Van deze standaardordening van een klassieke aanklagende rede wordt vaak afgeweken. Toch is het verstandig om naar de indeling volgens die ordening te zoeken, omdat er voor de afwijkingen van de ordening vaak goede functionele verklaringen te vinden zijn.

De standaardordening verloopt als volgt:

1. Exordium (inleiding): waarin de aandacht wordt getrokken, het begrip mogelijk gemaakt wordt en het publiek welwillend wordt gestemd.

2. Narratio (informatieve passage): een chronologische behandeling van het wie, wat, waar, enz.

3. Propositio (stellingname): het hoofdstandpunt van het betoog

4. Partitio (aankondigende indeling van de argumentatie): opsomming van de hoofdonderdelen van de argumentatie

5. Argumentatio (argumentatie):

i. Confirmatio (bewijsvoering voor argumenten) ii. Refutatio (weerlegging tegenargumenten) 6. Digressio (uitweiding)

7. Peroratio (slot): met een recapitulatie of samenvatting van 3 tot en met 5 en een eventuele emotionering. (Braet, 2007b, 71)

Wanneer men in een tekst op zoek gaat naar deze onderdelen, is het van belang om de functionele inhoud van de tekstdelen vast te stellen (Braet, 2007b, 163). Bovendien moet er voor alle afwijkingen van de bekende standaardordening een verklaring worden gevonden. Volgens Braet kun je daarvoor ‘het beste teruggrijpen op bevindingen bij vorige stappen’.

3.1.5 Inhoud (I) en (II): inleiding en slot (6) en de betogende kern (7)

In de zesde en zevende stap van de Retorische Kritiek wordt de inhoud van het betoog geanalyseerd. Daarbij kan men het beste beginnen met de twee publiekgerichte delen van een betoog: de inleiding en het slot. Er moet dan tenminste worden gelet op de klassieke functies van deze delen: aandacht trekken, begrip mogelijk maken en welwillend stemmen in de inleiding en samenvatten en eventueel emotioneren of tot actie aanzetten in het slot.

34 Bij deze stap moeten ook de eventuele eigenaardigheden van een spreker worden onderzocht. Een spreker zou bijvoorbeeld ‘standaardingrediënten’ kunnen gebruiken voor zijn of haar inleiding. Daarbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld een politieke spreker als Wilders: wanneer de PVV tot de oppositie behoort, dient Wilders tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen vaak een Motie van Wantrouwen in aan het einde van zijn betoog.

In de zevende stap wordt ingegaan op de overige delen van het betoog: de kern. In het eenvoudigste geval bestaat deze kern volgens Braet (2007b, 164) uit het standpunt (de propositio) en de argumentatie met eventuele weerlegging. Ook de narratio, partitio en uitweidingen behoren tot de kern van het betoog, waarin met name logos een belangrijke rol speelt, maar vaak zullen ethos en pathos ook voorkomen.

Wanneer de kern van het betoog wordt geanalyseerd, is het advies van Braet om eerst het hoofdstandpunt van de toespraak vast te stellen. Dit standpunt kan in verband gebracht worden met het genre van het betoog dat is vastgesteld in stap 3. Vervolgens kan vanuit dit standpunt de bijbehorende argumentatie worden opgespoord om uiteindelijk de volledige argumentatie voor en tegen het standpunt in kaart te brengen. Tot slot kan nagegaan worden of het standpunt afdoende is verdedigd met de aangevoerde argumentatie. Maar, zegt Braet, wanneer het betoog niet bestemd is voor een ideaal publiek, moet bij deze stap niet alleen de argumentatie worden geanalyseerd; ethos en pathos zijn ook van belang.

‘Welke indruk maakt de spreker of schrijver in dit gedeelte van het betoog en welke gevoelens probeert hij mogelijk op te roepen? … De inhoudelijke deskundigheid die uit de aangevoerde argumenten blijkt, draagt bij aan een positief ethos en sommige argumenten kunnen appelleren aan gevoelens als medelijden of verontwaardiging.’ (Braet, 2007b, 165)

3.1.6 Verwoording (8)

De verwoording van het betoog is volgens Braet al waargenomen bij de inhoudsanalyse. Toch wordt de verwoording niet eerder dan de inhoud geanalyseerd, omdat het na een inhoudsanalyse gemakkelijker is om een functionalistische stijlanalyse te maken. Daarbij wordt nagegaan op welke manier de verwoording in dienst staat van het overbrengen van de boodschap.

Voor het analyseren van de stijl kunnen de vier stijldeugden worden gebruikt: - Correctheid

Volgens Braet is de correctheid niet erg interessant. Enkel wanneer er fouten worden gemaakt; deze kunnen namelijk van invloed zijn op het ethos van de spreker.

35 - Duidelijkheid

Van de woordkeuze, zinsbouw en de tekst in zijn geheel. Hierbij hangt veel af van de doelgroep: ‘is het taalgebruik voor hen begrijpelijk en de inhoud voldoende toegankelijk gemaakt?’

- Aantrekkelijkheid

Welke bijdragen leveren beeldspraak en stijlfiguren aan de impact van het betoog? De functie van deze figuren moet worden vastgesteld: een expressieve, sociale, diverterende, informatieve of appellerende functie.

- Passendheid van de stijl

3.1.7 Eindoordeel over de overtuigingskracht (9) en het formuleren van een kritiek (10)

In de negende stap worden alle vorige stappen in de beoordeling betrokken (stap 1 tot en met 8). Braet raadt aan om in deze stap eerst een geïntegreerde analyse te maken van het betoog door met de uitkomst van de latere stappen in het achterhoofd terug te gaan naar het begin. ‘Je verdiept je nogmaals in de omstandigheden, staat opnieuw stil bij het betooggenre en de argumentatieve rol van de spreker of schrijver’. Vervolgens herhaal je de tekstanalyse, maar daarbij wordt de volgorde van stap 4 tot en met 8 niet aangehouden. Het is beter de tekst op de voet te volgen en om te proberen op alle aspecten tegelijk te letten: presentatie, stijl, ordening en inhoud.

‘Hoe wordt de aandacht getrokken en vastgehouden, hoe wordt voor een duidelijk begrip gezorgd en vooral hoe wordt er ingepalmd?’ (Braet, 2007b, 167)

Daarna volgt de eindbeoordeling van de overtuigingskracht van het betoog. Hoe effectief lijkt het betoog? In welke mate kan het publiek erdoor gewonnen worden?

In de laatste stap wordt het verslag van de analyse en de beoordeling opgesteld, meestal neemt dit verslag de vorm aan van een adviesrapport of een ‘retorische recensie’ (Braet. 2007b, 168).

3.1.8 Conclusie

Braet probeert dus met behulp van 10 stappen een toespraak te beoordelen op de overtuigingskracht. Daarbij neemt hij alle aspecten van het betoog in ogenschouw; van achtergrondinformatie tot de inhoud en presentatie van een toespraak. Ik heb een model gemaakt van de Retorische Kritiek die ik uiteindelijk heb aangepast. Het ‘oorspronkelijke’ model vindt u in bijlage 1a. Bij de analyse naar de historische en maatschappelijke achtergrond van een toespraak in stap 1 zouden bijvoorbeeld ook de exigenties uitgebreider kunnen worden geanalyseerd. Om die reden heb ik het model van Braet aangepast met vragen uit de

36 exigentietheorie. De aanpassingen aan het model zullen nu nader worden toegelicht in de volgende paragraaf.