• No results found

Overige regels

In document Energielandgoed Wells Meer (pagina 46-49)

20.1 Cultuurhistorische waarden

20.1.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden zoals die zijn aangegeven op de in de bijlage 4a bij deze regels opgenomen Kaart Cultuurhistorische waarden en omschreven in de in de bijlagen 4b1 en 4b2 opgenomen Tabel Cultuurhistorische waarden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgen-de werken, geen bouwwerken zijnvolgen-de uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoe-ren:

a het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;

b het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c het aanleggen of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;

d het verwijderen van cultuurhistorische elementen;

e het verwijderen van (historische) zandwegen;

f het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;

g het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;

h het doorbreken, wijzigen en/of verleggen van bestaande wegen, paden en/of

ande-i het toevoegen van natuur-/landschapselementen en/of kunstwerken dande-ie de ande-in artande-i- arti-kel 20.1.1 genoemde aanwezige waarden aan het zicht onttrekken of verstoren, of anderszins schade toebrengen.

20.1.2 Uitzondering

Het onder lid 20.1.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouw-werken zijnde of werkzaamheden:

a die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;

b die reeds legaal in uitvoering of vergund waren op het tijdstip van de inwerkingtre-ding van het plan;

c die plaatsvinden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemge-bruik;

d die zijn gericht op de instandhouding, het herstel en/of versterking van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische en aardkundige waarden.

20.1.3 Afwegingskader

De omgevingsvergunning zoals bedoeld onder lid 20.1.1 kan slechts worden verleend, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct het-zij indirect te verwachten gevolgen, de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden tot herstel van ge-noemde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Zo nodig kunnen voorwaarden aan de aanlegvergunning verbonden worden ter voor-koming of vermindering van de nadelige effecten van de voorgenomen werken of werkzaamheden (mitigatie) of ter compensatie van waarden die door de voorgenomen werken en werkzaamheden verloren zullen gaan.

20.2 Landschappelijke waarden

20.2.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden zoals die zijn aangegeven op de in de bijlage 5 bij deze regels opgenomen Kaart Landschappelijke waarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:

a het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;

b het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

c het verwijderen van (historische) zandwegen;

d het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadigingen van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging.

20.2.2 Uitzondering

Het onder lid 20.2.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouw-werken zijnde of werkzaamheden:

a die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;

b die reeds in uitvoering of vergund waren op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

c die plaatsvinden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemge-bruik;

d die zijn gericht op de instandhouding, het herstel en/of versterking van landschap-pelijke waarden.

20.2.3 Afwegingskader

De omgevingsvergunning zoals bedoeld onder lid 20.2.1 kan slechts worden verleend, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct het-zij indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden tot herstel van ge-noemde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Zo nodig kunnen voorwaarden aan de aanlegvergunning verbonden worden ter voor-koming of vermindering van de nadelige effecten van de voorgenomen werken of werkzaamheden (mitigatie) of ter compensatie van waarden die door de voorgenomen werken en werkzaamheden verloren zullen gaan.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 21

Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken

a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omge-vingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwij-king naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet ge-gaan.

b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde on-der a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar be-staan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.2 Overgangsrecht gebruik

a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerking-treding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het be-paalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerking-treding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangs-bepalingen van dat plan.

Artikel 22

Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ‘Energielandgoed Wells Meer’.

Vastgesteld: 9 februari 2021.

In document Energielandgoed Wells Meer (pagina 46-49)