• No results found

Overige ongevalsfactoren

In document Oudere fietsers (pagina 80-82)

Onderzoek naar laterale positie op het fietspad

5 Mogelijke maatregelen

6.4 Overige ongevalsfactoren

Andere ongevalsfactoren die een rol kunnen spelen bij ongevallen met oudere fietsers en fietsers in het algemeen zijn het gedrag van de fietsers en medeweggebruikers, lichtomstandigheden en drukte op fietspaden.

Wat betreft de rol van het gedrag van oudere fietsers, is informatie beschikbaar over alcohol- gebruik, roodlichtnegatie, tegen de richting in fietsen en snelheidskeuze. Alcoholgebruik blijkt ook bij fietsers een relevante ongevalsfactor te zijn, al moet daarbij wel opgemerkt worden dat oudere fietsers minder vaak onder invloed van alcohol fietsen dan jongere fietsers. Ook roodlicht- negatie gebeurt minder vaak door ouderen dan door jongeren, maar uit een Nederlandse observatiestudie bleek dat ook van de 65-plussers nog ruim 20% door het rode licht reed. Tegen de richting in fietsen komt heel weinig voor -uit observatieonderzoek bleek dat het percentage spookrijders op fietspaden 0,5% tot 5,2% bedroeg- en gebeurt iets vaker door jongeren (< 25 jaar). Wat betreft snelheidskeuze is relevant dat oudere fietsers de ondersteuning door de elektrische fiets lijken te gebruiken om sneller te fietsen. Het is nog onduidelijk wat dit betekent voor het ontstaan van fietsongevallen.

Met betrekking tot het gedrag van medeweggebruikers is bekend dat dit een rol speelt bij een aanzienlijk deel van de fietsongevallen met en zonder motorvoertuigen. Medeweggebruikers blijken vaak geen voorrang te verlenen aan de fietser. Wat hierbij mogelijk een rol speelt is dat automobilisten de snelheid van, met name oudere elektrische, fietsers onderschatten. De verschillen tussen elektrische fietsers en andere fietsers zijn overigens kleiner dan de verschillen tussen fietsers en snorfietsers. Andere factoren die een rol kunnen spelen bij ongevallen met of door medeweggebruikers zijn geen richting aangeven, verkeersdrukte, beperking van het zicht op obstakels en niet goed opletten.

Wat betreft lichtomstandigheden is bekend dat het risico op een ernstig fietsongeval hoger is bij duisternis en met name in de vroege ochtend verhoogd is. Hierbij speelt alcoholgebruik

waarschijnlijk ook een rol. De uitkomsten van onderzoek naar de relatie met weersomstandigheden zijn inconsistent. Wat betreft drukte op fietspaden blijkt uit onderzoek dat het op specifieke locaties en tijdstippen in grote steden te druk is voor de breedte van het fietspad, maar dat tegelijkertijd sprake is van gedragsaanpassingen, waardoor de variatie in snelheid afneemt en er minder vaak tegen de richting in wordt gefietst. De relatie tussen risico en drukte is nog niet bekend. Op dit moment vindt binnen SWOV een promotieonderzoek plaats waarin onder andere wordt gekeken naar de relatie tussen fietsvolumes en verkeersveiligheid.

6.5 Samenvattend schema

De belangrijkste factoren die leiden tot een hoog risico op ernstig of dodelijk letsel door fietsongevallen voor oudere fietsers zijn samengevat in Afbeelding 6.1.

Als gevolg van achteruitgang in cognitieve, sensorische en motorische functies, nemen vaardig- heden van oudere fietsers af. Als gevolg hiervan hebben oudere fietsers meer kans op specifieke typen ongevallen, namelijk ongevallen tijdens het op- en afstappen, andere typen enkelvoudige fietsongevallen zoals botsingen met obstakels, van de weg afraken en ongevallen bij het links afslaan. Oudere fietsers compenseren echter ook voor deze functiebeperkingen, bijvoorbeeld door een aangepaste fiets aan te schaffen, minder gunstige omstandigheden zoals duisternis en drukte te vermijden, langzamer te fietsen en zich goed aan de regels te houden. Dankzij dit compensatiegedrag lijkt de ongevalskans van oudere fietsers hooguit licht verhoogd. Door hun fysieke kwetsbaarheid hebben oudere fietsers echter wel een duidelijk hogere overlijdenskans dan jongere fietsers als ze bij een ongeval betrokken raken. Dat er per afgelegde afstand veel doden onder oudere fietsers vallen heeft dan ook vooral te maken met de fysieke kwetsbaarheid van ouderen in combinatie met het gebrek aan bescherming als fietser.

Afbeelding 6.1. Schematische samenvatting van de belangrijkste ongevals- en letselfactoren van oudere fietsers.

Functiebeperkingen Cognitief

Sensorisch

Motorisch Specifieke ongevallen door beperkingen:

Ongevallen bij op- en afstappen Botsing met obstakel

Van de weg afraken Links afslaan

Compensatie voor beperkingen: Strategisch, bijv. minder bij duisternis en drukte fietsen Tactisch, bijv. afstappen om linksaf te slaan, volgen van regels (met fietsverlichting, geen

alcohol, niet door rood) Fysieke

kwetsbaar- heid Ongevals- kans Slachtoffers en letsels

In Hoofdstuk 4 en 5 is een aantal kennishiaten besproken. Dit hoofdstuk bespreekt welk vervolgonderzoek mogelijk en wenselijk is om deze kennishiaten op te vullen.

Dit hoofdstuk bespreekt mogelijk vervolgonderzoek. In de eerste plaats wordt een overzicht gegeven van onderzoeksmethoden die gebruikt kunnen worden voor vervolgonderzoek op het gebied van verkeersveiligheid van (oudere) fietsers. Vervolgens worden, op basis van de in Hoofdstuk 4 en 5 geïdentificeerde kennishiaten, mogelijkheden voor vervolgonderzoek

besproken. Per onderwerp worden mogelijke onderzoeken beschreven en wordt ingegaan op de haalbaarheid, maatschappelijke relevantie en wetenschappelijke meerwaarde. De laatste paragraaf vat de mogelijke onderzoeken samen en bespreekt welke onderzoeken SWOV van plan is om de komende jaren uit te voeren op dit terrein.

7.1 Onderzoeksmethoden

Invloed van ongevalsfactoren en effectiviteit van maatregelen kunnen op verschillende niveaus onderzocht worden. Tabel 7.1 geeft een overzicht van de verschillende niveaus en de

beschikbare methoden per niveau die relevant zijn voor onderzoek op de onderwerpen die in de vorige paragraaf genoemd zijn.

Tabel 7.1. Overzicht van de niveaus van onderzoek en mogelijke methoden

Niveau waarop onderzoek plaatsvindt Onderzoeksmethode

Ongevallen/slachtoffers/risico Voor-nastudie (met controlegroep) Case-controlstudie

Correlationeel onderzoek naar relatie tussen wegkenmerken en ongevallen

Uitgebreide analyse van ongevallen: dieptestudie, analyse processen-verbaal

Onderzoek op basis van zelfgerapporteerde ongevallen

Longitudinaal onderzoek, bijvoorbeeld een cohortstudie

Gedrag/conflicten Gedragsobservatie in het ‘gewone’ verkeer

(bijvoorbeeld middels video en/of naturalistic cycling) Experiment in het verkeer of op afgesloten terrein Simulatoronderzoek

Gedragsexperiment met Virtual Reality /videobeelden/foto’s

Zelfgerapporteerd gedrag Simulatie

Longitudinaal onderzoek, bijvoorbeeld een cohortstudie

In document Oudere fietsers (pagina 80-82)