• No results found

Naast bovenstaande resultaten zijn er ook nog een aantal andere opvallende bevindingen. Zo blijkt er een sterke correlatie te zijn tussen de aanwezigheid van een Chief Risk Officer en het aantal woorden met betrekking tot risicomanagement in het jaarverslag. Uit de resultaten blijkt dat bedrijven zonder CRO gemiddeld 7021 woorden te gebruiken, terwijl bedrijven met CRO gemiddeld 10.310 woorden gebruiken. De P-waarde bedraagt 0,0085. Zelfs met α=0.01 is dit een significant verschil. Er kan dus geconcludeerd worden dat de aanwezigheid van een CRO bijdraagt aan

uitgebreidere verslaglegging met betrekking tot risicomanagement.

Daarnaast blijkt er ook een positieve correlatie te zijn tussen het aantal woorden met betrekking tot risicomanagement in het jaarverslag en het aantal vergaderingen van het audit committee. Zoals in bijlage 3C op pagina 45 te zien is, is het aantal woorden niet normaal verdeeld. Om de correlatie te testen is dus gebruik gemaakt van de Spearman’s rho. De P-waard bedraagt 0,045 en is kleiner dan α=0,05. Er is dus sprake van een significante correlatie. Dat betekent dat er een verband is tussen de toename van het aantal woorden en een toename van het aantal vergaderingen van het audit committee 66,7 50,0 Verwikkeld in juridische procedure 0% 20% 40% 60% 80% 100% Groep Y (Mannen) Groep X (vrouwen) Effectieve IC 0% 25% 50% 75% 100% Groep Y (Mannen) Groep X (vrouwen)

Figuur 9: Percentage bedrijven die verwikkeld zijn in juridische procedures van materieel belang.

Figuur 10: Percentage bedrijven zonder gebreken in de interne beheersmaatregelen. 10310 7021 Aantal woorden 0 3000 6000 9000 12000 Bedrijven met CRO Bedrijven zonder CRO

Figuur 11: Aantal woorden m.b.t. risicomanagement in het jaarverslag

29 Een ander opvallend punt is dat bedrijven met meer dan 25 procent vrouwen in de top, vaker een CRO in de Raad van Bestuur hebben. Uit de resultaten blijkt dat bij groep X in 28,6 procent van de gevallen een CRO aanwezig is, tegenover 12,1 procent van groep Y. Dit is een groot, maar geen significant verschil. De P-waarde van 0,052 is maar net groter dan α=0,05. Het lijkt er dus op dat er een zwak, maar geen significant verband is tussen de aanwezigheid van een CRO en de man/vrouw verhouding in de raad van bestuur.

Aangezien er een correlatie is tussen het aantal woorden en de

aanwezigheid van een CRO en ook een correlatie tussen het aantal woorden en het aantal vergaderingen van het audit committee, zou je verwachten dat er mogelijk ook een correlatie is tussen het aantal vergaderingen en de aanwezigheid van een CRO. Dit blijkt echter niet het geval te zijn. Het audit committee van bedrijven met een CRO vergadert gemiddeld 9,8 keer per jaar. Bij bedrijven zonder CRO betreft dit 8,6 keer per jaar. De P-waarde is 0,102. Er is dus geen sprake van een significant verschil.

Met betrekking tot de overige variabelen en factoren zijn geen opvallende of significante verbanden aangetroffen. 12,1 28,6 Aanwezigheid CRO 0% 20% 40% 60% 80% 100% Groep Y (Mannen) Groep X (vrouwen)

Figuur 12: Percentage bedrijven met een CRO in de Raad van Bestuur

30

5. Conclusie

In het vorige hoofdstuk zijn de resultaten van de steekproef gepresenteerd. In dit hoofdstuk worden de conclusies besproken die uit deze resultaten kunnen worden getrokken. Bovendien wordt een mogelijke verklaring gezocht voor de resultaten. Vervolgens worden de beperkingen van dit onderzoek besproken en worden suggesties gedaan voor vervolgonderzoek.

5.1 Conclusie

Dit onderzoek probeert met behulp van een steekproef uit de Fortune 500 te onderzoeken of een toename van het aantal vrouwen in de raad van bestuur en het seniormanagement, bijdraagt aan een betere kwaliteit van risicomanagement. De kwaliteit van risicomanagement is gemeten op basis van zeven criteria. De meting heeft plaatsgevonden onder twee groepen bedrijven. Bij de ene groep (groep Y) bestaat de top van het bedrijf, gedurende ten minste drie jaar, nagenoeg uit alleen maar mannen. De ander groep bestaat, gedurende diezelfde periode, uit bedrijven met meer dan 25 procent vrouwen in de top (groep X). We kunnen dus stellen dat groep Y, gedurende drie jaar lang, nauwelijks vrouwelijke invloeden heeft kunnen ervaren vanuit de top van het bedrijf. Daartegenover heeft groep X, gedurende 3 jaar lang, veel vrouwelijke invloed kunnen ervaren.

Uit eerder onderzoek van Catalyst (2004) bleek dat bedrijven met meer dan 25 procent vrouwen in de top, financieel beter presteren dan bedrijven met alleen maar mannen in de top. Met betrekking tot de kwaliteit van risicomanagement, kan op basis van dit onderzoek niet een dergelijk verband worden gevonden.

Wanneer we afzonderlijk naar de criteria kijken, blijkt dat bedrijven met veel vrouwen in de top iets meer woorden m.b.t. risicomanagement in het jaarverslag gebruiken. Het verschil is echter niet significant, maar de power van de steekproef is erg laag, waardoor misschien ten onrechte wordt geconcludeerd dat er geen verschil is tussen beide groepen. Maar zelfs al zou het verschil van 199 woorden wel significant zijn, dan zou dit niet noemenswaardig zijn. Een jaarverslag bevat vele

pagina’s en duizenden woorden met betrekking tot risicomanagement. Een verschil van 199 woorden bedraagt hooguit tien zinnen. Op basis daarvan kan nog niet geconcludeerd worden dat de kwaliteit van risicomanagement daadwerkelijk hoger is.

Uit de resultaten blijkt ook dat het audit committee van bedrijven met veel vrouwen in de top gemiddeld 9,4 keer per jaar vergadert. Dat is bijna één vergadering per jaar extra ten opzichte van bedrijven met alleen maar mannen in het bestuur. Ook dit verschil is niet significant, maar gezien de lage power van dit resultaat, zou dit op basis van een grotere steekproef mogelijk wel significant kunnen zijn. Stel het verschil zou wel significant zijn, dan is het vraag of één extra vergadering per jaar bij zou dragen aan een betere kwaliteit van risicomanagement. Naar mijn mening weegt de inhoud en het kritische gehalte van de overige acht vergaderingen zwaarder dan het houden van één extra vergadering. Zelfs al zou het verschil van één vergadering per jaar significant zijn, dan vormt dit nog geen overtuigend bewijs voor een betere kwaliteit van risicomanagement.

Wanneer we kijken naar het percentage dat verwikkeld is in juridische procedures van materieel belang, blijken er grotere verschillen te zijn. Bedrijven met veel vrouwen in de top, zijn in 50 procent van de gevallen verwikkeld in juridische procedures, tegenover 66,7 procent van de bedrijven met alleen maar mannen in de top. Dit verschil is niet significant, maar gezien de kleine

steekproefomvang, wordt hier mogelijk ten onrechte geconcludeerd dat er geen verschil is. Een verschil van 16,7 procent is redelijk groot, op basis waarvan je zou kunnen concluderen dat bedrijven met veel vrouwen in top het compliance risico iets beter onder controle hebben. Een grotere

steekproef is hier echter gewenst om betrouwbare uitspraken te kunnen doen.

Met betrekking tot de overige criteria zijn ook geen significante verschillen ontdekt. Zowel groep X als groep Y maken over het algemeen gebruik van een organisatiebrede aanpak, dekken het hele spectrum van risicogebieden af en constateren geen gebreken in de interne beheersmaatregelen. Ook blijkt er geen significant verschil te zijn in het percentage bedrijven dat een risk committee heeft aangesteld.

31

Aangezien er voor geen van de zeven criteria een significant verschil is aangetroffen, kan

geconcludeerd worden dat het percentage vrouwen in de top van een bedrijf nauwelijks tot geen invloed heeft op de kwaliteit van risicomanagement. Aangezien de steekproef relatief klein is en de power dus ook laag is, wordt in sommige gevallen mogelijk ten onrechte geconcludeerd dat er geen significant verschil is. Dit geldt met name voor het percentage bedrijven dat is verwikkeld in

juridische procedures. Nader onderzoek is op dit punt gewenst, om een betrouwbare uitspraak te kunnen doen.

Er zijn een aantal mogelijke verklaringen voor deze resultaten. De eerste en meest eenvoudige verklaring is dat er simpelweg geen verschil is tussen mannelijke of vrouwelijke leiders met betrekking tot risicomanagement.

Echter uit eerder onderzoek van McKinsey (2008) blijken er wel degelijk verschillen te zijn tussen de eigenschappen van mannelijke en vrouwelijke leiders. Ook blijken vrouwen over het algemeen anders om te gaan met risico’s dan mannen. Het zou dus kunnen dat vrouwen wel degelijk invloed hebben op de kwaliteit van risicomanagement, maar dat deze invloed verwaarloosbaar klein is, ten opzichte van andere factoren, waardoor er geen significant verschil wordt gevonden.

Een andere mogelijkheid en tevens een beperking van dit onderzoek, is het feit dat de kwaliteit van risicomanagement op verschillende manieren kan worden gemeten. De invloed van vrouwen op de kwaliteit van risicomanagement is lastig te toetsen aan harde normen en daarmee moeilijk

meetbaar. Hierdoor is er mogelijk geen significant verschil te ontdekken. Wanneer andere manieren worden toegepast om de kwaliteit van risicomanagement te meten, zijn er mogelijk wel significante verschillen te ontdekken. Nader onderzoek zal dit echter moeten uitwijzen. Vooralsnog lijkt het er op dat de invloed van het percentage vrouwen in de top minimaal is.

Opmerkelijk is dat 28,6 procent van groep X een Chief Risk Officer in de raad van bestuur heeft aangesteld, tegenover 12,1 procent van groep Y. Hoewel dit verschil statistisch niet significant is, zou dit mogelijk de resultaten kunnen beïnvloeden. De aanwezigheid van een CRO draagt namelijk bij aan een betere implementatie en werking van een risicomanagementsysteem.

In dit onderzoek is dan ook een sterke correlatie gevonden tussen de aanwezigheid van een CRO en het aantal woorden met betrekking tot risicomanagement in het jaarverslag. Aangezien bedrijven uit groep X vaker een CRO in de RvB hebben, zou dit kunnen verklaren waarom groep X gemiddeld iets meer woorden gebruikt. Dit ondersteunt de conclusie dat het percentage vrouwen in de top dus geen invloed heeft op het aantal woorden met betrekking tot risicomanagement.

Ook blijkt er een correlatie te zijn tussen het aantal vergaderingen van het audit committee en het aantal woorden. Het lijkt er dus op dat andere factoren, zoals een CRO en het aantal vergaderingen van het audit committee, meer invloed hebben dan het percentage vrouwen in de top. Dit

ondersteunt de conclusie dat het percentage vrouwen in top nauwelijks tot geen invloed heeft op de kwaliteit van risicomanagement.

5.2 Beperkingen

Dit onderzoek heeft op een aantal punten zijn beperkingen. Zoals eerder aangegeven kan de kwaliteit van risicomanagement op verschillende manieren worden gemeten. Voor dit onderzoek is de kwaliteit gemeten op basis van informatie uit het jaarverslag, Form 10-K en het proxy statement. De informatie die in deze documenten openbaar wordt gemaakt, kan maar in beperkte mate de werkelijke situatie weergeven. Het audit committee van een bedrijf kan bijvoorbeeld wel iedere maand vergaderen en de beheersmaatregelen beoordelen, maar dit zegt nog niets over wat er daadwerkelijk wordt besproken tijdens die vergadering en hoe kritisch het committee is. Om dergelijke kwalitatieve informatie te verkrijgen, kan beter gebruik worden gemaakt van interviews, enquêtes en waarnemingen ter plaatse. Dit geldt ook voor de overige criteria zoals het aantal woorden in het jaarverslag en de aanwezigheid van een risk committee. Dit geeft maar in beperkte mate weer hoe er in werkelijkheid met risicomanagement wordt omgegaan binnen de organisatie. Neem bijvoorbeeld de banken ten tijde van de kredietcrisis. Voor de buitenwereld leken deze

32

de buiten wereld ‘onzichtbare’ factoren, die de kwaliteit ernstig ondermijnd hebben. Voor dit onderzoek wordt alleen gebruik gemaakt van publiek beschikbare informatie, waardoor er mogelijk ook ‘onzichtbare’ factoren zijn, die een vertekend beeld van de resultaten geven.

Een andere beperking vormt de steekproefomvang en de samenstelling. Met name de hoeveelheid bedrijven met meer dan 25 procent vrouwen in de top is zeer beperkt. Op basis van een grotere steekproef kunnen betrouwbaardere resultaten worden verkregen. In sommige gevallen is mogelijk ten onrechte geconcludeerd dat er geen significant verschil is tussen groep X en groep Y. In de meeste gevallen zijn de verschillen echt zeer klein. Dus zelfs als de steekproefomvang drie tot vier keer zo groot zou zijn, dan zou met dezelfde resultaten nog steeds geconcludeerd kunnen worden dat het verschil niet significant is.

Uiteindelijk zijn veel factoren van invloed op de kwaliteit van risicomanagement. Een onevenwichtige samenstelling van de steekproef kan van invloed zijn op de resultanten. Zo blijken financiële

instellingen of bedrijven met een CRO, meer aandacht aan risicomanagement te besteden. Groep X bestaat uit iets meer financiële instellingen en bedrijven met een CRO. Het verschil is echter niet significant en heeft waarschijnlijk niet veel invloed op de resultaten gehad. Maar mogelijk zijn er ook nog andere, op dit moment onbekende, factoren die de resultaten beïnvloed hebben.

GERELATEERDE DOCUMENTEN