• No results found

3.4 Kustzone

3.4.5 Overig

Uit de (beperkte)gegevensset van het kustzone onderzoek bij het RIKZ (Mulder, 2000; Mulder & Janssen, 2003) blijkt dat het benthos in de kustzone volgens een bepaalde zonering voorkomt. Op het strand komen andere soorten voor dan in de brandingszone en in het diepere water komen weer andere soorten voor. Het onderstaande figuur geeft de zonering weer.

Daarnaast zijn er aanwijzingen dat er een verschil is tussen het aantal soorten en de dichtheid van de macrofauna op de stranden van de Waddeneilanden en de stranden langs de Hollandse kust. Op de stranden van de Waddeneilanden komen meer soorten voor en zijn de dichtheden hoger.

Al deze verschillen in soortensamenstelling en dichtheid hebben te maken met verschillen in morfologie en dynamiek. Om deze eventuele verandering te kunnen vaststellen heb je datasets nodig van tientallen jaren. Die zijn er jammer genoeg niet: de huidige en oude monitoringsprogramma's voldoen niet omdat er (bijna) altijd te diep wordt bemonsterd. Willen we een beeld krijgen van de aparte

levensgemeenschap van deze zone, dan zal het monitoringprogramma daarop moeten worden aangepast.

De historische gegevens, hoewel anekdotisch van aard, laten een verschuiving zien in de soortensamenstelling en dichtheden na 1960. De precieze oorzaak is niet bekend, maar vast staat wel dat er momenteel andere soorten dominant zijn dan vroeger. Werden tot in de jaren ’50 nog veel Kokkels (Cerastoderma edule) waargenomen op het strand, tegenwoordig is deze soort sterk verminderd. In plaats daarvan komt nu de Amerikaanse Zwaardschede (Ensis directus) voor, naast het massaal voorkomen van de Halfgeknotte Strandschelp (Spisula subtruncata). Misschien heeft de ene soort de plaats ingenomen van de andere soort. Aangezien de Amerikaanse Zwaardschede pas halverwege de jaren ’80 zijn intreden heeft gedaan, is het niet waarschijnlijk dat deze soort de Kokkel heeft verdrongen. Het zal eerder zo zijn dat ze de opengevallen plaats van de Kokkels hebben ingenomen. Er lijkt zich in ieder geval een verschuiving te hebben voorgedaan in de levensgemeenschap, die klaarblijkelijk niet zomaar

terugschuift naar de oude situatie. Gezien alle ingrepen in de morfologie van de kust in de laatste 40 jaar is het niet bekend of het niet terugkeren van de situatie van voor 1960 aan deze ingrepen is te wijten, of dat zich van nature een ander evenwicht heeft ingesteld.

Het optreden van schelpenbanken is onderhevig aan toevalsprocessen. Het heeft te maken met weerscondities zoals stormen, strenge winters of warme zomers. De broedval van jonge, nuldejaars dieren kent goede jaren met sterke jaarklassen, maar nog vaker slechte jaren met zwakke jaarklassen. Populaties van schelpdieren kunnen daardoor snel ergens opkomen en net zo snel weer verdwijnen. Spisula is hiervan een voorbeeld.

Aanpassing van het monitoringprogramma

Het standaard biologische monitoringprogramma van Rijkswaterstaat (onderdeel van het MWTL) op de Noordzee wordt sinds 1995 uitgevoerd op een honderdtal punten. Van deze punten ligt er niet één binnen de 1 zeemijl van de kust, dus in het gebied dat van belang is voor de KRW. Er zijn wel een aantal punten op 2 km uit de kust en deze zijn in dit rapport gebruikt voor de toetsing van de huidige situatie aan de

voorgestelde KRW-normen. Met deze punten is geen goed beeld te krijgen van het macrozoöbenthos in de KRW-zone van de Nederlandse kust. Om wel een goed beeld te krijgen zal een aangepast monitoringprogramma moeten worden opgezet. De verschillende deelzones van de kustzone moeten hierin terugkomen. Tevens moeten de geografische verschillen langs de hele Nederlandse kust te onderscheiden zijn. Dit houdt ook in dat in de Voordelta niet alleen het sublitoraal, maar ook de hogere platen moeten worden meegenomen. Een soort als Corophium volutator komt plaatselijk massaal voor op deze platen, maar wordt nu niet gevonden in het

monitoringprogramma van de Noordzee.

De standaard manier van monsteren binnen het MWTL maakt momenteel gebruik van de boxcore en de steekbuis. Deze apparaten nemen beide een hap uit de zeebodem. Aangezien de monstername relatief traag verloopt, kunnen veel organismen

wegkomen en zijn daarmee ondervertegenwoordigd in de monsters. Garnalen

bijvoorbeeld worden vrijwel niet gevangen, terwijl zij massaal voorkomen. Dit geldt ook voor allerlei soorten krabben. De inhoud van de boxcore en de steekbuis wordt gezeefd over 1 mm gaas en bevat dus ook de kleinere soorten. Door het NIOZ is een andere bemonsteringsmethode ontwikkeld, de zogenaamde bodemschaaf of Triple-D (deep digging dredge). Met dit apparaat wordt een ander deel van het

macrozoöbenthos gevangen dat wordt aangeduid met de term megabenthos. Het monsteroppervlak bedraagt ongeveer 20-30 m2 en de maaswijdte is 7 mm. Hiermee zijn juist de grotere, mobiele epibenthossoorten te vangen. Beide methoden vullen elkaar aan en zouden samen in het bemonsteringsprogramma gebruikt moeten worden. De huidige methode van bemonsteren geeft maar een beeld van een beperkt deel van de totaal aanwezige zoöbenthos. Gemist worden in ieder geval naast de krabben ook soorten als zeesterren en slangsterren. In de Deltawateren en de Nieuwe Waterweg komen massaal zeeanemonen voor, die worden gevangen met een boxcore en dus aanwezig zijn in het sediment. Het gaat vermoedelijk om slibanemonen, dus niet de soorten die alleen op hard substraat thuishoren. Het is vreemd dat deze groep in het MWTL-programma niet gevonden wordt.

Instellen van reservaten

Gezien de publicaties is het wel zeker dat er zich voor de jaren ’60 een andere levensgemeenschap voor de kust bevond, dan we nu aantreffen. Waardoor precies de oude gemeenschap is verdwenen en waarom deze niet terugkomt is onduidelijk. Er zijn sterke aanwijzingen dat het vooral een gevolg is van de grootschalige ingrepen in het Nederlandse kustsysteem van de laatste tientallen jaren. Het valt echter niet uit te sluiten dat een verhoogde druk van de visserij en de zandsuppleties de sturende

factoren zijn. De enige manier om dit te controleren is een stuk van de Nederlandse kust tot reservaat te verklaren en gedurende een groot aantal jaren te vrijwaren van verstorende factoren. Zoals bij de mosselbanken is aangegeven kan een eventueel herstel lang op zich kunnen laten wachten. De grootteorde ligt dan eerder in decennia dan in jaren.