• No results found

1. Situering van het onderzoek

2.4. Resultaten

2.4.5. Ouders van Tegendraadse Jeugd

Inleiding

In januari 2015 publiceerde EXPOO de themabundel ‘Opvoedingsondersteuning bij ouders van jongeren: verkenning van behoeften en aanbod’. Naar aanleiding van deze publicatie en hun expertise zijn wij gedurende dit project regelmatig in gesprek gegaan met EXPOO. Via EXPOO vernamen we over de Nederlandse interventie ‘Ouders van Tegendraadse Jeugd’. Deze interventie is ontwikkeld in Gouda en wordt momenteel ondermeer uitgevoerd in Rotterdam en Utrecht.

We contacteerden het Expertisecentrum Jeugd, Samenleving en Opvoeding in Nederland voor een interview. Zij ontwikkelden deze interventie en geven de opleidingen om deze te kunnen uitvoeren.

Dit interview, samen met de handleiding, vormt de basis voor de beschrijving.

Voor meer informatie verwijzen we naar de methodiekbeschrijving (zie:

http://www.nji.nl/nl/Databanken/Databank-Effectieve-Jeugdinterventies/OUDERS-van-tegendraadse-jeugd-Oudercursus)

Doel

Het doel van deze interventie is het ondersteunen van ouders van kinderen met licht crimineel gedrag en/of die al in contact zijn gekomen met de politie. Het doel is dat ouders competenter gaan opvoeden en meer grip krijgen op het gedrag van hun kinderen. Hierdoor wordt de kans op herval/verval in de criminaliteit beperkt.

32 Doelgroep

De doelgroep bestaat uit ouders van kinderen/jongeren van 8 tot 16 jaar met (een verhoogd risico op) probleemgedrag, overlastgevend gedrag en/of delinquent gedrag. Ouders worden niet op een systematische manier gerekruteerd voor de interventie. In overleg met relevante partners, zoals buurtwerkers wordt per regio gezocht wat de meest efficiënte manier is om ouders te bereiken.

Daarnaast kunnen ouders zichzelf aanmelden en kan de politie ouders van jongeren die overlast of een delict plegen doorverwijzen.

Aanpak

Opzet van de interventie

Het initiatief bestaat uit verschillende losse onderdelen, die variëren van eerder kortdurend tot aanklampend en van selectieve naar geïndiceerde preventie. Praatgroepen (van 2u30) voor ouders met tieners (max. 15) die een verhoogd risico vertonen op delinquent gedrag worden georganiseerd.

Tijdens deze praatgroepen kunnen ouders met elkaar in gesprek gaan over opvoedvaardigheden.

Daarnaast wordt ook een oudercursus van zes sessies (telkens van 2uur) voorzien voor ouders van tieners (8 tot 14 ouders) die al in contact zijn gekomen met de politie. Per sessie wordt een thema besproken, waarna ouders een thuisopdracht meekrijgen. Het stramien van deze sessies is telkens hetzelfde: bespreking van de thuisopdracht, bespreking van een nieuw thema en bespreking van de volgende thuisopdracht.

Ook worden opvoedworkshops voor ouders van Tegendraadse Jeugd voorzien. Deze workshops bestaan uit vier bijeenkomsten van ongeveer twee uur. De groepsgrootte varieert tussen zes en 12 deelnemers. Deze workshops kennen een vast stramien: (a) bewust maken van opvoedkundig thema, (b) delen van kennis, (c) gevoel en vaardigheden omtrent onderwerp, (d) oefenen, en (e) afronden.

Bij aanvang wordt er voornamelijk ingezet op het inwinnen van het vertrouwen van de deelnemers.

Vaak wordt er daarom gevraagd hoe het met de ouders gaat en hoe ze tot bij de workshop zijn gekomen. Meestal is er een incident gebeurd en sluiten ze daarom aan bij de groep. Er wordt daarom vaak ingegaan op dat incident in groep. Hierbij wordt vooral stilgestaan bij hoe de ouders het incident hebben ervaren.

Tijdens de workshops worden ouders bewust gemaakt van wat ze al doen en hoe ze dit nog kunnen verbeteren. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan aan de hand van een kaartspel. Meer specifiek worden per opvoedvaardigheid een aantal concrete handelingen weergegeven op kaarten. Ouders leggen de kaarten met de handelingen die ze reeds uitvoeren op één stapel, terwijl de handelingen die ze niet uitvoeren op een andere stapel worden gelegd. Op die manier krijgen de ouders een zicht op hun sterktes en zwaktes betreffende verschillende opvoedvaardigheden.

33 De groep ouders beslist per workshop welke vaardigheid aan bod zal komen. Dan volgt er kennisoverdracht en het inoefenen van deze vaardigheden, bijvoorbeeld aan de hand van filmmateriaal en rollenspelen. Op het einde van de sessie wordt gevraagd aan de ouders waarrond ze de week erop wensen te werken.

Bij de praatavonden en de workshops weten de ouders niet noodzakelijk op voorhand om hoeveel sessies het zal gaan. Het wordt eerder vraaggestuurd georganiseerd. Dit wil zeggen dat er op het einde van elke sessie gevraagd wordt aan de ouders of ze nood hebben aan een vervolgsessie en over wat deze dan hoeft te gaan. Bij de oudercursussen ligt het aantal sessies wel op voorhand vast en worden de ouders hiervan ook op de hoogte gebracht.

Elke instelling kan kiezen welke onderdelen van het initiatief aangeboden worden, afhankelijk van de doelgroep. Bijvoorbeeld bij de dienst Jeugdreclassering in Nederland waar jongeren komen die al delicten gepleegd hebben, wordt voornamelijk de oudercursus gegeven.

Inhoud van de interventie

Inhoudelijk wordt er – in alle onderdelen - telkens gewerkt rond vijf opvoedvaardigheden: (a) toezicht houden, (b) regels en grenzen, (c) ouderlijke betrokkenheid, (d) positieve bekrachtiging, en (e) probleemoplossend vermogen.

Uitvoering van de interventie

Begeleiding

De interventies van ouders van Tegendraadse Jeugd worden steeds begeleid door één of meerdere opgeleide begeleiders. Deze begeleiders volgen een driedaagse training voor de praatgroepen en workshops. Meer trainingsdagen zijn nodig voor de oudercursus. De prijs voor deze trainingen is afhankelijk van de groepsgrootte. Tijdens de training leren de begeleiders de onderdelen van de interventie uitvoeren. Tijdens de praatgroep, workshop of cursus zelf, worden de begeleiders verder gecoacht. Trainingen kunnen enkel gevolgd worden door pedagogisch of sociaal geschoolde mensen, die bij voorkeur kennis hebben over de ontwikkeling van jongeren en risicovol gedrag en kennis van en ervaring hebben met het omgaan met groepen.

Materiaal

Het gebruikte materiaal, zoals het kaartenspel en filmmateriaal, is beschikbaar na het volgen van de opleiding.

34 Verantwoording van aanpak

Volgens de ontwikkelaars zorgen een aantal onderdelen van de aanpak voor het succes. Ten eerste wordt een vertrouwensband gecreëerd met de ouders, hetgeen het werken rond de opvoeding mogelijk maakt. Wanneer men niet eerst het vertrouwen heeft van de ouders, kan dit volgens de ontwikkelaars boosheid en weerstand opwekken ten aanzien van de interventie. In navolging van deze argumentering kan er ook geopteerd worden om te werken met een begeleider die dezelfde herkomst/nationaliteit heeft als de deelnemers en/of dezelfde taal spreekt. Of ervoor te kiezen in individuele contacten te werken met een tolk.

Verder wordt vaak gewerkt met visueel materiaal, zoals het kaartspel en filmmateriaal om de boodschap te kunnen overbrengen. Ook probeert men de flexibiliteit in vormgeving te maximaliseren om zoveel mogelijk een aanbod op maat te kunnen aanbieden. Soms wordt bijvoorbeeld zelfs de naam van de interventie aangepast: “Ouders van Pittige Jeugd” in plaats van “Ouders van Tegendraadse Jeugd”.

Tenslotte geven de ontwikkelaars aan dat men de handleidingen steeds strikter volgt naarmate de interventie intensiever (meer aanklampend en geïndiceerd) wordt. Dit garandeert meer succes.

Ervaringen

Uit het interview kwam naar voor dat hoewel de interventie ook gericht is op ouders van -12jarigen, de interventie voornamelijk ouders van tieners bereikt. Uit het interview bleek ook dat de deelnemers positieve effecten ervaarden bij zichzelf, (zoals minder stress) en bij hun tieners (zoals minder gedragsproblemen).

Effectiviteitsonderzoek

Orobio de Castro (2005) geeft een beschrijving van drie pilot-projecten (Almere, Alkmaar en Arnhem) die ernstige jeugdcriminaliteit willen voorkomen door kinderen met een risico daarop vroegtijdig te signaleren en hun gezinnen intensieve ondersteuning aan te bieden. Bij twee projecten (Alkmaar en Arnhem) bleek de opzet geslaagd, 68 gezinnen werden met succes gemotiveerd om deel te nemen aan de interventie en na afsluitingvan de gezinsondersteuning was bij 35 gezinnen de problematiek van de kinderen matig tot sterk afgenomen.

Over de andere gezinnen kon nog geen uitspraak worden gedaan om dat zij het ondersteuningsprogramma nog niet hadden afgerond. Wel wordt opgemerkt dat bij de 'afgeronde' gevallen nog steeds sprake was van problemen en dat is doorverwezen naar minder intensieve, reguliere zorg.

De interventie is door het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) gecategoriseerd als goed onderbouwd.

35