• No results found

Ouderen

In document Vrije Universiteit Brussel (pagina 17-21)

4. Resultaten

4.1. Het overheidsprogramma

4.1.2. Doelstellingen van het programma

4.1.2.1. Ouderen

Met betrekking tot de ouderen worden de volgende hoofddoelstellingen naar voor geschoven: (EWI, 2013).

 Ouderen zo lang mogelijk zelfstandig laten leven;

 De thuisomgeving verbeteren;

 Ouderen actief laten participeren om vereenzaming tegen te gaan.

In de IWT documenten (IWT, 2012bis) worden twee aanvullende criteria vooropgesteld, zij het daar de bredere term zorg-eindgebruiker wordt gehanteerd.

 Zorg-eindgebruiker (client, patiënt, mantelzorger,…) is representatief voor Vlaanderen.

 Zorg-eindgebruiker (client, patiënt, mantelzorger,…)staat centraal in de test- en experimenteerfases maar ook bij de ontwikkeling, toetsing en bijsturing van zorginnovatieve projecten. Ouderen dienen in het hele innovatieproces, van de ontwikkeling tot de implementatie, actief betrokken te worden.

De IWT-oproep wordt breed geformuleerd, in die zin dat geen omschrijvingen worden gegeven wat bedoeld wordt met de concepten 'zelfstandig leven', 'thuisomgeving', of 'participeren'. M.a.w. de indieners van de projecten krijgen veel vrijheid om hieraan zelf betekenis te geven. Hier staan we eerst kort stil bij wat deze begrippen kunnen omvatten.

Zelfstandig leven verwijst naar het vermogen van mensen om te functioneren met zo min mogelijk professionele ondersteuning en zorg (Vilans, 2013). Er is een direct verband met de notie zelfredzaamheid die op verschillende niveaus ingevuld wordt.

Functioneren wordt gedefinieerd als het uitvoeren van activiteiten in het dagelijkse leven (Verbrugge & Jette, 1993). Dit functioneren kan volgens Reuben et al. (1990) op drie niveaus worden omschreven.

 Het eerste “basale” niveau betreft zelfzorg en activiteiten die nodig zijn om in leven te blijven. Voorbeelden zijn eten, kleine transfers binnenhuis, kleden, etc.

 Het tweede “instrumentele” niveau verwijst naar huishoudelijke activiteiten.

om onafhankelijk te blijven leven, bijvoorbeeld boodschappen doen, medicatie

 Het "geavanceerde" niveau verwijst naar zelf-ontwikkelingsactiviteiten, onderhevig aan culturele invloeden en persoonlijke voorkeuren. Deze activiteiten zijn nodig om een zelfstandig leven te kunnen behouden, o.a.

auto-rijden, afspraken plannen, tuinieren, etc.

Het programma legt weinig gedetailleerd uit wat bedoeld wordt met de thuisomgeving. Er wordt impliciet verwezen naar de woning van de ouderen zelf of een thuisvervangend milieu. Om dit begrip wat meer verfijnd in te vullen kunnen we verwijzen naar het concept 'age friendly cities' (WHO, 2007) of de visie 'leeftijdsvriendelijke omgevingen' uit het het Vlaams Ouderenbeleid 2014-2019 (Vandeurzen, 2014). Leeftijdsvriendelijke omgevingen zijn een hefboom voor actief ouder worden(zie tabel 1). Er kan ook aansluiting worden gezocht bij het begrip

“buurtgerichte zorg” dat deel uitmaakt van verschillende beleidsteksten en aanbevelingen om de toegankelijkheid van zorg te vrijwaren (Vlaamse resolutie, 2014). Buurtgerichte zorg houdt in dat de zorg voor ouderen op basis van kleinschaligheid en nabijheid georganiseerd en geïntegreerd wordt in de buurt van de ouderen om hen zo lang mogelijk thuis te laten leven.

Tabel 1.Overzicht age friendly city domeinen en aspecten (WHO,2007).

Domeinen Aspecten

Publieke ruimte en

gebouwen Bereikbaar, toegankelijk, groene ruimte, veilige voet- en fietspaden, openbare gebouwen, publieke toiletten, aangepaste diensten voor ouderen (bv. aparte wachtrijen) en nabijheid van winkels en diensten.

Mobiliteit Goed uitgebouwd en toegankelijk openbaar vervoer. Beschikbaar, betaalbaar, betrouwbaar, bereikbaar, voldoende, leeftijdsvriendelijke voertuigen, aangepaste diensten voor ouderen, gereserveerde zitplaatsen en hoffelijkheid van de passagiers, veilig en comfortabel, behulpzaam personeel, voldoende informatie, beschikbaarheid van parking en competenties van de chauffeur.

Wonen Betaalbaar, comfortabel, aangepast, onderhouden, veilig, geïntegreerd in de gemeenschap, met passende diensten, comfortabel, connectie met familie en de buitenwereld, levensloopbestendig wonen.

Sociaal-culturele

participatie Toegang tot evenementen en activiteiten, betaalbaar, voldoende evenementen en activiteiten, toegankelijke faciliteiten, voldoende promotie en reclame rond activiteiten, aanmoedigen van participatie, bevorderen van integratie in de samenleving.

Respect en sociale

inclusie Respectvol gedrag, intergenerationele interactie en publieke educatie, positief beeld in de media, behulpzame gemeenschap, activiteiten voor families, samenbrengen van generaties, economische inclusie.

Maatschappelijke

participatie Vrijwilligerswerk voor ouderen, betere werkomstandigheden en meer opportuniteiten, flexibiliteit naar oudere werknemers en vrijwilliger, aanmoedigen civiele participatie, opleidingen geven, ondernemende mogelijkheden, waardering van bijdrage ouderen.

Communicatie en

informatie Wijdverspreid, tijdige en correcte informatie, leeftijdsvriendelijk formaat en design, leeftijdsvriendelijke informatie en technologie, de juiste informatie op het juiste moment en informatieverstrekken. Op de hoogte blijven van actuele informatie.

Gezondheid en zorg Toegankelijke zorg, voldoende gezondheidsdiensten, thuiszorg, preventie, residentiële mogelijkheden indien thuis wonen onmogelijk is, een netwerk van gemeenschapsdiensten, steun van vrijwilligers en zorg in geval van nood.

Het programma formuleert dat participeren tot doel dient te hebben 'vereenzaming tegengaan' en dat inzetten op maatschappelijke participatie van belang is.

Participeren kan op verschillende niveaus, met name: individueel, beleidsmatig en maatschappelijk.

De doelgroep ouderen dient representatief te zijn voor Vlaanderen. Intussen is voldoende bekend dat “dé oudere” niet bestaat. De groep ouderen is heterogeen.

De diversiteit komt op verschillende vlakken tot uiting zoals gezondheidssituatie, mate van afhankelijkheid, samenlevingsvorm, culturele achtergrond, sociaal-economische status en woonomgeving.

In die diversiteit ontwikkelen zich verschillende behoeften, dit doorheen de levensloop. Een levensloopperspectief biedt de mogelijkheid om evoluties en behoeften vanuit een dynamische visie te bestuderen. Het helpt te verhelderen op welke manier behoeften en noden per levensdomein onderling samenhangen en wijzigen in verschillende fasen van het ouder worden (Liefbroer & Dykstra, 2000).

Om die behoeften beter te begrijpen bieden de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) en het bio-psycho-sociaal model bruikbare kaders.

Kwetsbare ouderen vragen bijzondere aandacht. Het begrip 'kwetsbaarheid' is een containerbegrip en kan zowel eng (bv. Fried et al., 2001) als breed gedefinieerd worden.

 De enge definitie hanteert een biologisch model en beschouwt iemand als kwetsbaar indien deze een verminderde reserve of weerstand heeft tegen stressoren, resulterend uit een daling van diverse fysiologische systemen.

 De brede benadering omvat zowel fysieke, psychische als sociale aspecten (Rodriguez-Manas et al., 2012). Kwetsbaarheid wordt gezien als een opeenstapeling van lichamelijke, psychische en sociale problemen die de kans verhogen op negatieve gezondheidsuitkomsten en een impact hebben op het dagelijks functioneren en de maatschappelijke participatie.

In document Vrije Universiteit Brussel (pagina 17-21)