• No results found

4 Visies van Marokkaanse jongeren op de islam en op

4.1 Opzet van gesprekken

Om de mening van Marokkaanse jongeren in beeld te brengen zijn drie groepsgesprekken gehouden. Twee daarvan vonden plaats in Amsterdam-Noord, het derde in Amsterdam-Oost. In totaal namen 27 jongeren aan de gesprekken deel: 12 meisjes en 15 jongens. Eén gesprek was met uitsluitend jongens, één met uitsluitend meisjes en er was één gemengde groep met zowel jongens als meisjes. Door een gescheiden jongens- en meisjes-groep te organiseren, en vervolgens een gemengde meisjes-groep, kon inzicht worden verkregen in de groepsdynamieken tussen de seksen. Zijn jongeren opener wanneer ze onder seksegenoten zijn, en wat voor processen vinden plaats wanneer ze juist bij elkaar zitten en over sekseverhoudingen praten? Om de drie groepen jongeren te kunnen vergelijken, werden er enkel jongeren

geworven die aangaven dat zij geloven, en tot op zekere hoogte met het geloof bezig zijn. Als gevolg hiervan bestonden de groep voornamelijk uit serieus praktiserende moslimjongeren.

De leeftijd liep uiteen van 14 tot 20 jaar. Ongeveer tweederde van de jongeren was 16 jaar of ouder. De meeste van de jongeren volgen nog onderwijs, waarbij sprake is van een gemiddeld laag opleidingsniveau (vmbo en mbo). De meeste jongeren zijn in Nederland geboren.

De werving van de groepen jongeren gebeurde met behulp van een Marokkaanse opbouwwerker uit Amsterdam-Noord. Hij bracht ons in contact met Marokkaanse vrijwilligers die in twee buurthuizen in Amsterdam-Noord onder andere huiswerkbege-leidingsgroepen organiseren. Via een dergelijke huiswerkbegelei-dingsgroep werd de gemengde groep met jongens en meisjes geformeerd. De groep van uitsluitend jongens kwam voort uit een muziekgroep, die elke vrijdagavond in het buurthuis muziek maakt. De meisjes die meededen met de meisjesgroep kenden elkaar van hun opleiding en waren geworven door een meisje dat vrijwilligerswerk doet in een buurthuis in Amsterdam-Noord. De gesprekken met de jongensgroep en de gemengde groep werden in de buurthuizen gehouden waar de jongeren zelf actief zijn. Het gesprek met de meisjesgroep vond plaats in de kantine van de school van de meisjes.

De groepsgesprekken met de jongeren zijn zo georganiseerd dat zij snel vertrouwd konden raken met de situatie: zij kenden de andere aanwezige jongeren, en de gesprekken vonden plaats in een voor hun vertrouwde omgeving. Bij het gesprek met de jongensgroep en met de gemengde groep waren twee onderzoe-kers aanwezig, waarvan één de gespreksleider was, en de ander aantekeningen maakte en aanvullende vragen stelde. Bij het gesprek met de meisjesgroep was één onderzoeker aanwezig die het gesprek leidde. Ter voorbereiding van de gesprekken is een scenario gemaakt. In grote lijnen verliepen de gesprekken als volgt. Om te beginnen werd de jongeren gevraagd wat voor rol de islam in hun leven speelt, en hoe zij hun geloof een invulling geven. Ook werd gevraagd naar de invloed die ouders, vrienden, de eigen gemeenschap en de Nederlandse context hebben op hun islambeleving. Vervolgens werd ingegaan op hun opvattingen over man-vrouwverhoudingen. Aan bod kwamen thema’s als maagdelijkheid, de combinatie zorg en arbeid en de taakverde-ling in het huishouden. Ook hier werd gevraagd naar de mogelijke invloeden op de opvattingen van de jongeren. De gesprekken duurden ieder ongeveer anderhalf uur.

De drie gesprekken hadden ieder hun eigen dynamiek. Het gesprek met de jongensgroep begon enigszins stroef. De jongens waren afwachtend en op hun qui-vive. Dit kan met het feit te maken hebben gehad dat de Marokkaanse gemeenschap kort daarvoor flink onder vuur lag naar aanleiding van de moord op de cineast Theo van Gogh. Ook het feit dat de twee onderzoekers vrouw waren, kan hierbij hebben meegespeeld. Na ongeveer tien minuten werd het gesprek geanimeerder, en begonnen meer jongens mee te praten. Zij kregen er lol in, en waren teleurgesteld dat het gesprek na anderhalf uur moest worden beëindigd, omdat het buurthuis dichtging. Zij brachten zelfs nog een lied ten gehore, dat zij in hun muziekgroep hadden ingestudeerd. De gemengde groep was gemiddeld jonger dan de twee andere groepen. Ook deze groep had wat tijd nodig om op gang te komen. De jongeren leken in eerste instantie wat moeite te hebben met het abstracte karakter van het eerste gespreksthema betreffende hun islambeleving. Maar ook dit gesprek liep na een tijdje soepeler. Zeker toen het gesprek op

man-vrouwverhoudingen, maagdelijkheid en verleiding kwam, kwamen de jongeren los. Er ontstonden discussies tussen de jongens enerzijds en de meisjes anderzijds. Daarbij werd er af en toe flink geprovoceerd en werd er veel af gegiecheld. De

gespreksleider had moeite het gesprek te beëindigen, omdat de jongeren helemaal opgingen in de discussie, en ook steeds nieuwe onderwerpen vonden om over door te discussiëren. Het gesprek met de meisjesgroep tenslotte liep vanaf het begin erg soepel. De meisjes hadden uitgesproken meningen, en doordat zij elkaar niet allemaal even goed kenden, leidde dit af en toe tot felle discus-sies. De aangesneden thema’s bleken erg te leven onder de meisjes, en ook zij vonden het jammer dat het gesprek na ongeveer anderhalf uur werd beëindigd.

Een belangrijk aspect van de gesprekssituatie was het feit dat de gespreksleiders duidelijk ‘autochtone’ Nederlanders waren. Dit kan gevolgen hebben gehad voor de wijze waarop de jongeren zich in de gesprekken opstelden. Het is goed mogelijk dat de jongeren de praktijk op een bepaalde manier presenteerden, en dit op een andere manier zouden hebben gedaan wanneer de gespreksleiders zelf van Marokkaanse afkomst zouden zijn geweest. Dit hoeft in principe niet problematisch te zijn, omdat het in deze studie niet in de eerste plaats gaat om de feitelijke praktijk, maar om de perceptie van de jongeren: hoe ziet hun werkelijkheid er uit? Daarbij kan hun opstelling tegenover de gespreksleiders worden gezien als onderdeel van de manier

waarop zij zich opstellen tegenover, en zich een weg zoeken in, de Nederlandse samenleving.

Alle gesprekken met jongeren zijn op band opgenomen en grotendeels woordelijk uitgewerkt. De gespreksgegevens zijn zo geanalyseerd en weergegeven, dat optimaal recht kon worden gedaan aan de eigenzienswijzen van de jongeren. Uit hun uitspraken en onderlinge dialogen heb ik veel en ook letterlijk geciteerd.

In het vervolg worden vragen of opmerkingen van de gespreks-leider aangeduid met ‘Int(erviewer)’. De namen van de jongeren zijn gefingeerd. Waar van bepaalde uitspraken niet kon worden achterhaald wie deze had gedaan, staat dit aangegeven met een vraagteken.