• No results found

Opzet van het onderzoek

1 Inleiding

1.3 Opzet van het onderzoek

Het onderzoek bestaat in hoofdlijnen uit drie onderdelen:

 bestandsanalyse;

 informatieverzameling door middel van interviews en enquêtes binnen de politieorganisatie;

 benutting van ervaringen over opzet en normering van de FVT. Hieronder volgt op hoofdlijnen een beschrijving van de verschillende

onderdelen. De itemlijsten die tijdens de interviews en enquêtes aan bod zijn gekomen, zijn als bijlagen in het rapport opgenomen.

Bestandsanalyse

Met bestandanalyses hebben we geanalyseerd of er verschillen zijn in deelname aan de FVT en de toetsresultaten naar persoonskenmerken, functies, eenheden en ziekteverzuim.

Voor deze analyses is door de politie een bestand aangeleverd, waarin gegevens uit het Opleidings-Informatiesysteem (OIS)4 verrijkt zijn met verzuim- en functiegegevens uit de personeelsadministratie. Dit heeft een integraal registratiebestand FVT opgeleverd met gegevens van alle FVT-plichtige politiemedewerkers voor de jaren 2015 en 2016.

Met bovengenoemd registratiebestand FVT is het volgende in kaart gebracht:

 deelname- en slagingspercentages (op landelijk en regionaal niveau);

 niet-deelnamepercentages;

 redenen niet-deelname;

 achtergrond niet-deelnemers (leeftijd, geslacht, ziekteverzuim, eenheid en functie);

 verband tussen slagings- en deelnamepercentages;

 vergelijking FVT-registraties en resultaten 2015 met 2016.

4

Het systeem waarmee de politie de registratiegegevens van de FVT op landelijk niveau bijhoudt.

5 De bestandsanalyse heeft tevens gediend om drie van de tien regionale eenheden binnen de nationale politieorganisatie te selecteren voor verdere informatieverzameling.

Informatieverzameling binnen de politieorganisatie

Om een eerste inzicht te krijgen in de uitvoering van en de ervaringen met de FVT hebben we stakeholders op centraal niveau geïnterviewd. Vervolgens hebben we op regionaal en lokaal/operationeel niveau interviews en enquêtes afgenomen bij drie hiervoor geselecteerde regionale eenheden. De eenheid Noord-Holland is gekozen omdat deze eenheid landelijk het hoogste deelnamepercentage kent. De eenheid Zeeland-West-Brabant is gekozen omdat de deelname aan de FVT binnen deze eenheid het laagst is van alle eenheden. Verder is de eenheid Rotterdam gekozen omdat deze eenheid landelijk het laagste slagingspercentage kent en omdat deze eenheid werkzaam is in en rondom een grote stad.

In een later onderzoeksstadium hebben we tevens gesprekken gevoerd binnen de overige eenheden van de politieorganisatie.

Interviews op centraal niveau

Op centraal niveau hebben we vijf face-to-face-interviews afgenomen. Gesprekspartners waren de voorzitter van de Centrale Ondernemingsraad Politie Nederland, een portefeuillehouder binnen de korpsleiding (portefeuille bedrijfsvoering), een sectorleider Operationele Begeleiding en Training (OBT), het sectorhoofd HR Veilig en Gezond Werken en een docent aan de

Politieacademie.

In de gesprekken zijn, afhankelijk van de functie van de gesprekspartner, de volgende onderwerpen aan bod gekomen (voor de volledige itemlijst wordt verwezen naar bijlage 1):

 de doelen van de FVT en de verwachtingen over de uitvoering;

 de achtergronden van de normering;

 de uitvoering en eventuele verschillen tussen onderdelen van de politieorganisatie;

 de opzet, inhoud en volledigheid van de registratie;

 communicatie, klachten over de FVT en eventuele klachtregistraties;

 de rol van diverse dienstonderdelen en functionarissen: wie is waarvoor verantwoordelijk?

Interviews binnen de geselecteerde eenheden

Binnen de drie geselecteerde eenheden hebben we de volgende (telefonische) interviews afgenomen (de bijbehorende itemlijsten zijn opgenomen in bijlage 1):

 Interviews met drie OBT-teamchefs (1 per eenheid). Iedere regionale eenheid heeft een OBT-teamchef, die eindverantwoordelijk is voor de vormgeving en uitvoering van de FVT binnen de eenheid. Van de drie geselecteerde eenheden hebben we de OBT-teamchef gesproken over: de organisatie van de FVT, de communicatie, klachten, redenen voor niet-deelname, de werkwijze bij deelname en niet-niet-deelname, de omgang met

6

werknemers die de norm niet halen en met niet-deelnemers, de beschikbare programma’s en voorzieningen, de verdeling van verantwoordelijkheden en de kwaliteit van de registratie.

 Interviews met vijftien teamchefs (vijf per eenheid), die de verantwoorde-lijkheid dragen voor de uitvoering van de FVT op lokaal/operationeel niveau (basisteams) over: de meerwaarde van de FVT voor het werk en de

organisatie, redenen voor niet-deelname, klachten, de omgang met werknemers die de norm niet halen en met niet-deelnemers, de beschikbare programma’s en voorzieningen en eventuele knelpunten.

 Interviews met vier operationeel experts, aan wie in veel gevallen de verantwoordelijkheid voor de deelname aan de FVT door (kleinere groepen binnen) teams wordt gedelegeerd door teamchefs. Deze gesprekken gingen over: de meerwaarde van de FVT voor het werk en de organisatie, redenen voor niet-deelname, de persoonlijke omgang met niet-deelnemers en medewerkers die de norm niet halen, de beschikbare programma’s en voorzieningen, eventuele knelpunten en klachten.

 Interview met een coördinator en planner van de FVT. De gespreksonder-werpen waren geconcentreerd op de organisatie rondom de FVT.

 Interview met een bedrijfsarts: over de meerwaarde van de FVT binnen het arbobeleid, achtergronden van niet-deelname en het stimuleren van deelname. Het oorspronkelijke plan was om per geselecteerde eenheid een bedrijfsarts te spreken. Omdat bedrijfsartsen ver van de praktijk van de FVT blijken te staan (zie hoofdstuk 4) hebben we uiteindelijk met één bedrijfsarts een gesprek gevoerd.

 Interviews met acht docenten die de FVT begeleiden en afnemen gedurende trainingsdagen op de toetslocaties van de drie geselecteerde eenheden. Deze gesprekken gingen over: de doelstellingen van de FVT, het verloop van de inplanning, de haalbaarheid van de normen, de omgang met niet-deelnemers en medewerkers die de norm niet halen, de beschik-bare programma’s en voorzieningen, eventuele kans op blessures en klachten.

Interviews met de overige eenheden

De eerste analyses van bevindingen hebben we verbreed door de andere zeven regionale eenheden en de landelijke eenheid telefonisch te bevragen over overeenkomsten en verschillen: in hoeverre komen organisatie en ervaringen overeen? De onderwerpen komen overeen met de thema’s uit de interviews met de drie geselecteerde eenheden. Voor deze interviews hebben we de OBT-teamchefs van de eenheden die nog niet in het onderzoek

betrokken waren geïnterviewd.

Enquêtes FVT-deelnemers en niet-deelnemers

Enquêtes zijn afgenomen onder FVT-deelnemers en niet-deelnemers op toetslocaties van de drie geselecteerde eenheden. Deze enquêtes betroffen beknopte vragenlijsten over de FVT met betrekking tot ervaringen, betekenis, zwaarte, meerwaarde, informatievoorziening en ervaren knelpunten (zie bijlagen 2 en 3 voor de gebruikte vragenlijsten). In totaal zijn 217 vragenlijsten

7 door FVT-deelnemers en 98 vragenlijsten door niet-deelnemers ingevuld. Omdat het aantal ingevulde vragenlijsten door niet-deelnemers lager ligt en zich vrijwel uitsluitend beperkt tot deelnemers die vanwege medische beperkingen niet deelnemen, hebben we via interviews met leidinggevenden additionele informatie verzameld over de motieven van niet-deelnemers. Per eenheid zijn gedurende twee FVT-dagen bezoeken afgelegd aan toetslocaties voor informatieverzameling. In totaal hebben we zes bezoeken afgelegd aan de volgende toetslocaties: Alkmaar en Hoofddorp (eenheid Noord-Holland), Nieuwdorp en Breda (eenheid Zeeland-West-Brabant) en Rotterdam (twee bezoeken aan de toetslocatie). Tijdens een bezoek aan een toetslocatie hebben we tevens de FVT zelf bijgewoond, en zijn gesprekken gevoerd met docenten die de FVT begeleidden (zie interviews).

Benutting van ervaringen over opzet en normering van de FVT

Om ervaringen vanuit andere organisaties die ook fysieke vaardigheidstoetsen inzetten te benutten, zijn interviews gehouden met vertegenwoordigers van de brandweer, defensie, KNVB (voetbalscheidsrechters) en KNRM (lifeguards). De interviews zijn op een semi-structurele wijze uitgevoerd met behulp van een interviewleidraad (bijlage 4). In de interviews zijn de volgende

onderwerpen ter sprake gebracht: de opzet van de test, deelname en slagingspercentages, normering en consequentie van de test en ervaringen met de test. Na ieder interview is een interviewverslag gemaakt en dit verslag is teruggekoppeld aan de respondent.

Daarnaast is een verkennende literatuurstudie uitgevoerd om meer zicht te krijgen op de voor- en nadelen van verschillende soorten normering. Hiervoor is gezocht in internationale databases zoals Pubmed en Google Scholar. De gebruikte zoektermen hierbij zijn: ‘Physical Qualification Test’, ‘Physical Ability Test’, ‘Physical Fitness Test’ en ‘Physical Capacity Test’. Deze termen zijn gecombineerd met ‘Police’. Met behulp van deze termen werden 83

publicaties gevonden. Omdat deze publicaties niet voldoende ingingen op de verschillende soorten normering en de ontwikkeling van normering is er verder gezocht op de termen ‘Performance standards’ en ‘Physical employment standards’. De beschikbare literatuur is vervolgens geselecteerd op basis van titels en abstracts. Ook zijn aanbevolen gerelateerde artikelen in PubMed meegenomen. Wanneer het artikel relevant bleek, is, indien beschikbaar, het gehele artikel bestudeerd. Naast internationale literatuur zijn er ook nationale rapporten verkregen via contacten met enkele Nederlandse auteurs op het betreffende onderwerp (zogenaamde grijze literatuur). Deze literatuur betrof met name publicaties over de ontwikkeling van de FVT en de normbepaling. In bijlage 5 is een literatuurlijst met de gebruikte literatuur opgenomen.

Tot slot is een expertmeeting georganiseerd met stakeholders om te discussiëren over de betekenis van de FVT voor de politieorganisatie en de plaats in de arbeidsverhoudingen. Tijdens de expertmeeting is ook ingegaan op de representativiteit van de FVT, een alternatieve wijze voor normering en consequenties bij het niet slagen voor de FVT. In bijlage 6 is een overzicht

8

opgenomen van de betrokken experts. Omdat niet alle experts aanwezig konden zijn bij de expertmeeting is aan sommige experts input gevraagd voorafgaand aan de expertmeeting of nadien. Dit om er zeker van te zijn dat de input van alle experts voldoende in de resultaten is meegenomen.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 schetsten we achtergrondinformatie ten aanzien van het ontstaan van de FVT en de beleidsdoelen. Tevens presenteren we een versimpelde versie van de organisatiestructuur van de politie in relatie tot de uitvoering van de FVT. Hoofdstuk 3 beschrijft de mate waarin politiemede-werkers deelnemen aan de FVT en hiervoor slagen. Hoofdstuk 4 beschrijft aan de hand van praktijkervaringen in hoeverre de met de FVT beoogde doelen worden bereikt en wat mogelijk aan de FVT kan worden verbeterd. Hoofdstuk 5 gaat in op de opzet van de FVT en mogelijke verbeteringen hierin. Hierbij is speciale aandacht voor het gebruik van normscores en de ervaringen met fysieke testen in andere sectoren. Het rapport wordt afgesloten met een conclusiehoofdstuk.

9