• No results found

Opzet van het onderzoek

Getrapte enquêtering

Evenals in het eerste onderzoek hebben we gebruik gemaakt van een getrapte enquêtering, bestaande uit: a.) een screeningsvragenlijst, en b.) een uitgebrei-dere, verdiepende hoofdvragenlijst. De screeningsvragenlijst was gericht aan een grote steekproef van studenten en had tot doel om te bepalen wie tot de

doelgroep van studenten met een functiebeperking behoren. Daarnaast verschaf-fen de antwoorden op de screeningsvragenlijst ons informatie over de prevalen-tie van funcprevalen-tiebeperkingen bij studenten en de mate van ervaren belemmerin-gen. De hoofdvragenlijst was bestemd voor studenten uit de doelgroep die op de screeningsvragenlijst hadden aangegeven een tweede vragenlijst in te willen vullen.

bijgaande brief werd duidelijk gemaakt dat het Verwey-Jonker Instituut het onderzoek uitvoerde in opdracht van handicap + studie, maar dat het instituut niet beschikte over de namen en adressen van de aangeschreven studenten en dat de steekproeftrekking en verzending in handen van de IB-Groep lag.

Daarnaast is gewezen op het belang van deelname aan het onderzoek en op de mogelijkheid om met de uitkomsten van het onderzoek de onderwijssituatie voor studenten met een beperking te verbeteren.

Screeningsvragenlijst en selectiemethode

De screeningsvragenlijst inventariseert of de studenten beperkingen ervaren, of ze hulpmiddelen en specifieke faciliteiten gebruiken en – indien ze tot de doelgroep behoren – of ze belemmeringen bij het studeren ondervinden. De studenten uit de steekproef kregen het verzoek de beknopte vragenlijst in te vullen en te retourneren in de bijgaande antwoordenvelop van het Verwey-Jonker Instituut als ze binnen de doelgroep van het onderzoek vielen. Om te bepalen of ze tot de doelgroep behoorden, konden ze tien vragen invullen. Als ze alle vragen met ‘nee’ hadden beantwoord, vielen ze niet binnen de doelgroep van het onderzoek en hoefden ze de vragenlijst niet op te sturen. Als ze wel tot de doelgroep van het onderzoek behoorden, dat wil zeggen: één of meerdere vragen met ‘ja’ hadden beantwoord, werd ze verzocht de vragenlijst te

retourneren en konden ze aangeven of ze een tweede vragenlijst wensten in te vullen. Zowel de tweede vragenlijst als de screeningsvragenlijst kon men behalve per post ook digitaal of op diskette ontvangen. Daarnaast boden we de mogelijk-heid voor beide vragenlijsten om deze in grote letters te ontvangen of ze door ons telefonisch af te laten nemen. Voor het ontvangen van de tweede vragenlijst diende men op de screeningsvragenlijst naam en adres in te vullen, of een e-mailadres of een telefoonnummer te noteren. In de bijgaande brief werd vermeld dat deze gegevens alleen dienden voor de verzending of afname van de tweede vragenlijst. De naam- en adresgegevens zijn gescheiden gehouden van de andere informatie uit de screeningsvragenlijst en de tweede vragenlijst. De naam- en adresgegevens zijn tijdelijk bewaard voor het toezenden van reminders en daarna vernietigd. De tweede vragenlijst kon men anoniem invullen.

De screeningsvragenlijst is voor de meting van 2001 ontwikkeld. Hierbij is uitgegaan van bestaande meetinstrumenten uit prevalentie-onderzoek. Deze screeningsvragenlijst hebben we nu - met enige aanpassingen - opnieuw gebruikt.

Voor elke screeningsvragenlijst geldt dat deze beknopt moet zijn om een zo hoog

mogelijke respons te bereiken. Dit stelt een zodanige limiet aan het aantal items dat er slechts betrekkelijk globale informatie mee verzameld kan worden. Het stellen van één vraag over het hebben van een ‘handicap’ of ‘chronische ziekte’

volstaat niet. Het vaststellen van functiebeperkingen vereist het stellen van meerdere vragen die mogelijke beperkingen expliciet benoemen. Om zo nauwkeurig mogelijk de aard van de functiebeperking te bepalen, hebben we naast een algemene vraag naar de aanwezigheid van een langdurige of chroni-sche ziekte, aandoening of handicap een aantal vervolgvragen opgenomen, zoals een open vraag naar de aard van de chronische ziekte, aandoening of handicap.

Daarnaast hebben we expliciet gevraagd naar de aanwezigheid van woordblind-heid of dyslexie. Ook hebben we gevraagd of er een diagnose was gesteld voor een eventueel aanwezige ziekte, aandoening of handicap. Voorts vroegen we of de betrokkene langdurig onder behandeling of controle van een arts was vanwege een gezondheidsprobleem. Vervolgens kon men aankruisen of men een beperking ervoer in het functioneren op een elftal categorieën (bewegen, zien, lezen, horen, spreken, werking van inwendige organen, uithoudingsvermogen, pijn-klachten, chronische vermoeidheid, psychische problematiek, andere beperkin-gen), gevolgd door het gebruik van hulpmiddelen of voorzieningen op zeven terreinen (voortbewegen, gebruik van armen of handen, lezen, horen, ademha-ling, toiletgang, andere hulpmiddelen). Ook kon men aangeven op zeven terreinen of men gebruik maakte van speciale faciliteiten voor studenten met een beperking (aanpassingen in onderwijsprogramma, extra jaar studiefinancie-ring, aangepaste afname tentamens en examens, boeken op cd, daisy of andere auditieve media, Wajong-uitkering, wet REA-verstrekking, andere voorziening).

Er was eveneens een vraag opgenomen over gebruik van de geestelijke gezond-heidszorg. Als de betrokkene alle vragen met ‘nee’ had beantwoord, behoorde

vragen hebben we opgenomen in de hoofdvragenlijst. Ook de vragen naar de geestelijke gesteldheid van de betrokkene over de afgelopen vier weken hebben we weggelaten. Ze zijn in aangepaste vorm in de hoofdvragenlijst opgenomen.

De categorieën ‘beperkingen’ hebben we op basis van de uitkomsten van de eerste meting uitgebreid met chronische vermoeidheid.

Hoofdvragenlijst

De vragenlijst bestaat uit zeven delen (gezondheid en beperkingen; studie;

knelpunten en belemmeringen in de studie; regelingen, faciliteiten en informa-tievoorziening; begeleiding en steun; toekomst; achtergrondgegevens). Vergele-ken met de hoofdvragenlijst uit het eerste onderzoek is de vragenlijst beperkter en voorgestructureerder van opzet. De vragenlijst is gericht op zowel de

knelpunten en belemmeringen die studenten met een functiebeperking ondervin-den bij deelname aan het hoger onderwijs als op de mogelijke oplossingen en wensen en behoeften van studenten. In vergelijking met het vorige onderzoek is er een grotere focus op mogelijke vertraging, kansen op uitval, werkdruk, motivatie voor de studie, begeleiding en steun, begrip, maar ook op informatie-behoefte van de student. De vragen over woon-studie-verkeer, huisvesting en deelname aan culturele en sportieve activiteiten zijn buiten deze meting gelaten.

Net als in de hoofdvragenlijst van het eerste onderzoek hebben we waar mogelijk gekozen voor bestaande items en schalen uit ander onderzoek. We hebben in de vragenlijst de items opgenomen van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling)-indicator en de ADL (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen)-indicator, zoals gebruikt door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor het bepalen van functiebeperkingen. Verder hebben we de door het CBS en SCP gebruikte schalen opgenomen om emotionele problemen, psychische problemen, werkdruk en langdurige belemmeringen te meten.

De twee decanen uit de begeleidingscommissie van het onderzoek hebben elk in hun onderwijsinstelling een aantal studenten met een beperking benaderd om de hoofdvragenlijst te testen. Ze hebben hierbij gekozen voor een brede variatie aan beperkingen. De studenten kregen de opdracht mee vooral op te letten op begrijpelijkheid van de vragen, leesbaarheid, lay-out, ruimte voor invullen en bij te houden hoeveel tijd ze nodig hadden om de vragen te beantwoorden. Aan de hand van hun bevindingen is de hoofdvragenlijst aangepast, vooral wat betreft

indeling, lay-out, lettertype, verwijzingen, verduidelijking en herhaling van antwoordmogelijkheden.

De hoofdvragenlijst kon men behalve per post ook digitaal of op diskette ontvangen. Daarnaast boden we de mogelijkheid om de vragenlijst in grote letters te ontvangen of door ons telefonisch af te laten nemen. Bij de hoofdvra-genlijst was een brief van het Verwey-Jonker Instituut gevoegd met instructies voor het invullen. Daarin werd nogmaals de relevantie van deelname aan het onderzoek benoemd en gewezen op het belang van de bijdrage van de student.

Verder werd benadrukt dat de naam- en adresgegevens (of e-mailadressen) alleen gebruikt waren voor toezending van de vragenlijst. De hoofdvragenlijst kon men anoniem invullen.