• No results found

Opperman-bloemlezingen en waarschijnlijk was dit een reden waarom Nederlandse uitgevers er verder geen belang in stelden om werk van deze twee dichters of andere

Afrikaanse dichters uit te geven.

Hier komt de laatste jaren wel verandering in. Dichters als Antjie Krog, Wilman

Stockenström, Peter Snyders en Vincent Oliphant worden uitgenodigd voor

poëziefestivals in Rotterdam, Utrecht, Den Haag en Antwerpen. Er zijn plannen van

uitgevers om een samenwerkingsverband tot stand te brengen waarbij Nederlandstalige

dichters vertalingen zullen verzorgen van het werk van Zuid-Afrikaanse dichters.

De tijd zal leren of en in welke mate deze dichters worden geaccepteerd als behorend

tot ook de Nederlandse poëzie. Het lijkt me onwaarschijnlijk.

en literatuurgeschiedenissen deze zucht om alles wat in het Afrikaans geschreven werd een opname waardig te keuren en de neiging tot een te gunstige beoordeling van werk, dat vaak ver beneden de middelmaat blijft - iets dat wel te begrijpen is in een jonge letterkunde, die zijn bestaansrecht aan zichzelf en aan de buitenwereld bewijzen wil’ (Van der Bom-Luitingh 1948:398).

Ze meent dat de Afrikaanse letterkundigen moeten ‘bedenken, dat een jonge poëzie-literatuur, die reeds zoveel mooie gedichten voortbracht (...) zijn bestaansrecht reeds bewezen heeft, maar dat dit zowel het recht als de verplichting geeft om kritisch te zijn tegenover zichzelf en dat men het buitenland niet van zijn waarde overtuigen zal door de kwantiteit maar door kwaliteit van zijn literaire productie’. Ze vindt de keuze breed, maar ‘Elisabeth Eybers is hierin wel zeer onvoldoende vertegenwoordigd met slechts twee gedichten uit haar vroegste en zwakste bundel’ (Van der Bom-Luitingh 1948:399).

In 1948 bespreekt Van der Bom-Luiting ook Gestaltes en diere van Van Wyk Louw en ze geeft een korte karakteristiek van de communicatieproblemen die ervoor verantwoordelijk zijn dat het jarenlang moeilijk is geweest om de Afrikaanse letterkunde op de voet te volgen: ‘Doordat de eerste druk van Van Wyk Louw's in 1942 verschenen bundel Gestaltes en diere uitverkocht was, toen na de bevrijding van ons land weer contact met Zuid-Afrika mogelijk werd en pas in de loop van 1947 een tweede druk verscheen, waarvan enkele exemplaren ook tot Nederland doordrongen, bereikte deze bundel ons later dan het in 1941 verschenen gedicht Raka, dat sneller herdrukt werd en dat, hoewel eerder gepubliceerd, van recenter datum is dan verschillende in Gestaltes en diere opgenomen gedichten’ (Van der Bom-Luitingh 1948:340-341).

2 Volgens J.J. Human (mij meegedeeld tijdens een gesprek te Kaapstad, 29-11-1991) impliceren de gemeenschappelijke uitgaven - Stols was zelfs mede-uitgever van Die vrou en ander verse - dat er in Nederland waarschijnlijk wel exemplaren zijn verkocht. Elisabeth Eybers weet persoonlijk niets van de gang van zaken met betrekking tot de bemoeienis van Stols met de Constantia-uitgaven. ‘Sover ek weet, is daar geen bundel van my in Nederland verkoop vóór Geert van Oorschot my impressario geword het’ (mededeling in een persoonlijke brief, 7-1-1992). 3 In een brief aan Scholtz (10-11-1960) betreurde Van Oorschot het dat hij een Zuid-Afrikaanse bestelling van 200 exemplaren moest weigeren. Hij vermeldt verder dat Opperman hem op vier drukfouten heeft gewezen ‘die we in een nieuwe? druk zullen aanbrengen. (Er komt natuurlijk geen nieuwe druk.)’ Van Oorschot schrijft verder dat hij het jammer vindt dat ‘Staking op die suikerplantasie’ niet is opgenomen - ‘niet alleen om poëtische redenen’. In antwoord op een brief van Opperman (5-11-1960) waarin deze bedenkingen heeft tegen het weglaten van sommige van zijn gedichten, schrijft Van Oorschot (21-12-1960): ‘Ik vind het bij nader inzien jammer dat Uw bundel en die van Louw tegelijk verschenen zijn, omdat de recensenten beide bundels samen bespreken, zodat de bespreking der afzonderlijke bundels eigenlijk niet tot haar recht komt. Ja, ook ik vind het jammer dat bepaalde gedichten niet in Uw bloemlezing zijn opgenomen. Merwe Scholtz vond ze wat hun poëtische kwaliteit betreft minder dan de verzen welke hij thans heeft opgenomen.

Misschien is dat zo, al zou ik dat niet direct willen onderschrijven, maar de betreffende gedichten geven een bepaalde kant van uw persoonlijkheid, van Uw standpunten zo men wil, ten aanzien van problemen, die zich in deze sterk veranderende wereld met zoveel kracht aan ons opdringen, dat men bij lezing van Opperman en Louw zich niet onwillekeurig, maar direkt afvraagt, of deze problemen de dichter in deze mannen niet hebben geraakt.’

4 Opperman heeft toen wel veel Nederlandse schrijvers ontmoet: Adriaan Morriën, Cees Nooteboom, Simon Vinkenoog, Pierre Dubois, Ed. Hoornik, A. Roland Holst, W.A.P. Smit, Gerrit Achterberg, Anton van Duinkerken en de Vlaming Hugo Claus (Kannemeyer 1986:275-277). Het enige Nederlandse eerbetoon dat hij heeft ontvangen is een prijs van de Drie-Eeue-Stigting voor Periandros van Korinthe (1956). Vroeg in de jaren zestig werd hij buitenlands erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Sommige van zijn gedichten zijn vertaald in het Duits, Frans, Engels, Russisch, Italiaans en Zweeds, maar na de publicatie bij Van Oorschot is er in Nederland nooit meer poëzie van hem verschenen. Naast zijn werk voor Standpunte (dat samenwerking inhield met Greshoff, Mulder en Antonissen) was Opperman actief als ereredacteur in de redactie van het Vlaamse letterkundige tijdschrift Ons Erfdeel. Zijn werk, dat in veel onderdelen nauw aansloot bij de West-Europese traditie, had kennelijk de problematiek, geografie, geschiedenis en ‘taal’ van Zuid-Afrika te geprononceerd als onderwerp om toegankelijk te zijn voor een Nederlands publiek.

bijzondere, het actuele en het aardse uit te stijgen en het concrete een geestelijke inhoud te geven.’ Desondanks blijkt Oppermans werk te plaatselijk om weerklank te vinden in Nederland. Dat is vreemd omdat sommige van zijn belangrijkste werken gebaseerd zijn op

Middelnederlandse teksten (Sinte Brandaan en Leven van Sinte Kerstinen) en gedichten als ‘Mijn herte met luste ghevaen’ (verwijzend naar het 24ste lied van Hadewijch). Verder maakte hij ook gebruik van de bekende ‘Vliegende Hollander’-legende in ‘Nagskip langs Afrika’ (beide gedichten uit Heilige Beeste, 1945). Een van de spookschepen in het gedeelte ‘Duikboot’ uit

Joernaal van Jorik was afkomstig uit Amsterdam. Het zou interessant zijn om Periandros van Korinthe van Opperman te vergelijken met Periander van W.F. Hermans. Ondanks deze basis

was Opperman toch niet in staat het Nederlandse publiek te boeien. Kannemeyer wijst op de verwantschap tussen het werk van Opperman en dat van Marsman, A. Roland Holst, Hoornik, Achterberg en Nijhoff. In zijn kritische werk (bijeengebracht in de bundels Wiggelstok en

Naaldekoker) verwijst Opperman naar Achterberg (zie Kannemeyer 1983:121) en ondersteunt

hierin van harte de fluittheorie van Nijhoff in De pen op papier. Nederlandse besprekingen van Opperman voor de verschijning van de Van Oorschot-verzameling zijn onder andere recensies van Joernaal van Jorik door D. Bax in Nieuwere Afrikaanse poëzie (Amsterdam 1950) en door Hendrik de Vries in De Gids van april 1955. Lorenz Schultz schreef een overzichtelijk essay over Opperman in Ons Erfdeel (V:4, juni 1962). J.M. de Vries recenseerde Vergelegen (1956) in Zuid-Afrika (maart 1957). Amsterdamse proefschriften als dat van T.T. Cloete, R. Geggus en Elize Lindes (-Botha) hadden gedichten van Opperman als onderwerp.

6 Breytenbach is waarschijnlijk de bekendste Afrikaanse literaire persoonlijkheid in Nederland. Voordat zijn poëzie bekendheid kreeg, werden er al in Amsterdam, Groningen en Rotterdam tentoonstellingen van zijn schilderijen ingericht. Skryt bevat tekeningen en is een verzameling Afrikaanse gedichten met vertalingen van Adriaan van Dis die naast het origineel zijn afgedrukt. Het boek werd in 1975 in Zuid-Afrika verboden, maar Breytenbach ontving er de Nederlandse Van der Hoogt-prijs voor. Vooral na zijn arrestatie in 1975 werd er in de Nederlandse pers geweldig veel aandacht aan hem besteed en er werden talloze acties gevoerd om hem vrij te krijgen. Hij ontving een speciale onderscheiding van de Jan Campert Stichting.