• No results found

Opleiding en training

4. Methodologie en verantwoording

5.3 Opleiding en training

In deze laatste paragraaf van het resultatenhoofdstuk wordt stilgestaan bij de opleiding en training van de DCO’s, waarbij vooral is onderzocht in hoeverre hierin aandacht is voor de sociale interacties die kunnen plaatsvinden tijdens een dopingcontrole. Oftewel, worden dopingcontroleurs opgeleid en getraind om zo te handelen zoals ze handelen in verschillende van de hierboven beschreven situaties? En zo ja, op welke manier?

- 53 - Allereerst is het goed om te vermelden dat elke antidoping-organisatie verantwoordelijk is voor de opleiding van haar eigen dopingcontroleurs. Oftewel, er is geen algemene opleiding vanuit bijvoorbeeld WADA om hierin uniformiteit te genereren en ervoor te zorgen dat alle dopingcontroleurs op dezelfde manier getraind en geschoold zijn. Integendeel, iedere antidoping-organisatie leidt haar eigen mensen op en daardoor zijn er ook duidelijk verschillen waarneembaar in de hoeveelheid en typen training die de DCO’s hebben ontvangen. In alle gevallen is het echter wel zo dat de training bestaat uit zowel een theoretisch als een praktisch gedeelte. Centraal hierin staat de kennis van de procedure. Immers is deze zeer veelomvattend en dient deze volledig via de richtlijnen uitgevoerd te worden en daarom is het noodzakelijk dat de dopingcontroleurs exact op de hoogte zijn van de procedure.

“Dat is eerst een theoretisch gedeelte, daarna ook een praktisch gedeelte en daar wordt wel alles een keer besproken van de procedures en dat is veel.” (Doping Control Official 4)

Tijdens het praktische deel wordt geoefend met het uitvoeren van dopingcontroles in een proefsetting. In veel gevallen wordt aangegeven dat het daarnaast ook gebruikelijk is dat een nieuwe dopingcontroleur eerst een aantal keer meegaat met een ervaren DCO en deze hem/haar begeleidt en veelal zelfs examineert en certificeert.

“Een nieuwe dopingcontroleofficial die helemaal nergens mee bekend is, krijgt een stukje zelfstudie, dan krijgt hij twee dagen een theoretisch stuk, daarna krijgt hij een enorm stuk praktijk waarin hij meerdere keren binnen verschillende typen controles onder toezicht van een senior dopingcontroleofficial actief is.”

(Beleidsmedewerker Dopingautoriteit 2)

“Die training is, allereerst moet je een theoretisch examen uitvoeren en vervolgens ook nog eens een praktisch examen want je gaat met iemand mee die jou gaat certificeren. En dat wordt vanuit het bedrijf georganiseerd.” (Doping Control Official 1)

Tijdens deze training kan op verschillende manieren aandacht worden besteed aan de sociale interacties die zouden kunnen plaatsvinden tijdens een dopingcontrole.

In hoeverre hier aandacht aan besteed wordt, is enorm wisselend. Zo wordt door verschillende respondenten aangegeven dat gepoogd wordt om fictieve situaties te schetsen die in de praktijk ook zouden kunnen voorkomen om de dopingcontroleurs te kunnen voorbereiden op deze situaties. Een andere DCO geeft echter aan dat hier vrijwel geen aandacht aan wordt geboden en vermoedt dat men er simpelweg van uitgaat dat de dopingcontroleur op basis van zijn/haar achtergrond, studie en sociale vaardigheden wel in staat is om op de juiste manier te kunnen handelen.

“Dat is de opleiding en daar wordt aan alle mogelijke aspecten aandacht besteed.

Dus ook wat doe je met een sporter die haast heeft. En ook wat doe je met een sporter die zegt dat het hem totaal niet uitkomt. Dus dan faciliteer je ze daardoor.”

(Beleidsmedewerker Dopingautoriteit 1)

“Daar wordt eigenlijk niet veel over gesproken, dat ligt eigenlijk een beetje aan de persoon van het arts zijn. Je bent arts hè, dus normalerwijze heb je die situaties

- 54 - in je eigen praktijk ook al meegemaakt. Van agressie, van vertwijfeling, van slecht nieuws moeten brengen, van goed nieuws moeten brengen, dus al die zaken hebben we gehad. Dus ik veronderstel dat men ervan uit gaat dat er die empathie bij de arts aanwezig is. Maar eigenlijk staat dat niet in de cursus laten we zeggen.”

(Doping Control Official 2)

Dit is een zeer opvallende waarneming. Omdat de verschillende antidoping-organisaties hun eigen controleurs opleiden en dus hun eigen training en bijscholing bepalen, zijn er duidelijke verschillen waarneembaar. Wanneer wel aandacht wordt besteed aan deze sociale interacties, op welke manier gebeurt dit dan? Veelal wordt hierbij gebruik gemaakt van rollenspellen waarin de controleurs zelf situaties naspelen en het elkaar lastig maken of worden filmpjes laten zien van hoe een controleur zich wel of niet dient te gedragen in specifieke situaties. Dit gebeurt zowel tijdens de training op het moment dat een DCO in opleiding is, alsmede tijdens terugkomdagen die vaak jaarlijks plaatsvinden.

“Meestal is het een rollenspel waarbij je de sporter speelt ofwel de controleur. En daarin moet je dus duidelijk aangeven hoe je je zou gedragen. En als je bijvoorbeeld sporter bent in dat rollenspel dan mag je het de controleur niet te makkelijk maken. Dan mag je wel dingen die je meegemaakt hebt spelen om de andere uit zijn kot te lokken, om het maar zo te zeggen. Dus om te zien hoe men dat aanpakt, dat je iemand gaat irriteren en die moet dan zorgen dat hij kalm blijft.” (Doping Control Official 3)

“Op het gemak stellen, de omgang daarin, de social talk versus ja welke klus hebben we nu te klaren, de procedure, dat stukje, die worden tijdens trainingen ook gedaan. Bijvoorbeeld ook een dwarse sporter, een sporter die niet mee wil werken, dat kan natuurlijk ook. Hij wil absoluut niet meewerken, vindt het allemaal maar onzin, nou, daar zijn verschillende situaties denkbaar waarin dat gebeurt, dat kan natuurlijk betekenen dat hij gebruikt blijkt te hebben en daar onderuit probeert te komen of wat dan ook, die scenario's passeren allemaal en worden allemaal nagespeeld.” (Beleidsmedewerker Dopingautoriteit 2)

“We hebben elk jaar een bijscholing en elk jaar proberen we een ander aspect te belichten. Laatste bijscholing november 2019 was een filmpje van een controle en dan lieten ze wel echt zo, dat was dan gespeeld hè, dat was echt geen echte controle, maar dan probeerden ze wel echt toelichting te geven zo moet het niet qua hoe dat je de atleet moet aanspreken. Niet de atleet gaan vastgrijpen en van die toestanden, daar wordt weldegelijk aandacht aan besteed, dat je wel gewoon menselijk moet blijven, dat is wel normaal.” (Doping Control Official 4)

Verschillende antidoping-organisaties organiseren dus jaarlijks terugkomdagen voor hun controleurs. Tijdens deze bijeenkomsten worden ook ervaringen uitgewisseld tussen de controleurs onderling, waardoor ze ook van elkaar kunnen leren hoe om te gaan in bepaalde situaties. Eén DCO geeft aan dat ze jaarlijks vier dagen met alle DCO’s bijeenkomen om dit te bespreken. Echter, in de meeste gevallen is dit slechts één dag per jaar. Buiten deze bijeenkomsten om geven de dopingcontroleurs aan hun collega’s weinig te spreken. Hierdoor vindt er relatief weinig kennisdeling plaats. De eerlijkheid gebiedt immers te zeggen dat tijdens deze ene bijscholingsdag of -week nooit alle uitdagingen waar de DCO’s in het veld tegenaan lopen besproken kunnen worden. Een beleidsmedewerker van de Dopingautoriteit veronderstelt daarom dat er hier zeker nog winst te behalen is.

- 55 -

“Waar ik denk dat winst ligt is vaker discussie over de bijzonderheden die tegengekomen worden, dat kan per thema, maar dat kan ook per sporter. Het kan zo zijn dat verschillende dopingcontroleurs telkens in de problemen komen bij de uitvoering van de controle bij dezelfde sporter, dat ze tegen dezelfde dingen aanlopen. En als controleur A een heel andere aanpak heeft dan controleur B, dan denk ik dat het goed is om dat te bespreken, omdat je wil dat, kijk, daar waar er altijd gezeur is, kan het zomaar zijn dat die sporter bewust de boel probeert te manipuleren. ... Dat er weinig momenten zijn dat je onderling uitwisseling hebt van hoe je nou om bent gegaan met situaties en hoe anderen dat doen en hoe zij dat ervaren. Dus het leren van ervaringen van anderen is vrij beperkt.”

(Beleidsmedewerker Dopingautoriteit 3)

Als controleur ben je dus vooral heel erg op jezelf aangewezen. Het vak van dopingcontroleur kan daarmee zeker als een solistisch beroep worden omschreven. Als dopingcontroleur moet je dus enerzijds in staat zijn om zeer goed zelfstandig te kunnen werken, anderzijds iemand zijn die zich zeer strikt aan procedures kan houden en tegelijkertijd ook nog eens sociale vaardigheden bezitten om op de juiste manier de interactie aan te gaan. Het vak van dopingcontroleur lijkt daarmee zeker niet voor iedereen weggelegd en zal een specifiek soort mensen trekken.

“Ik zou bijna zeggen het is een bepaald ras wat dopingcontroleur is, het zijn over het algemeen wel mensen die dat heel interessant vinden om te doen. Het zijn ook een beetje, in de regel, dat bedoel ik niet heel lullig hoor, beetje regelneukers, het zijn wel mensen die zich heel stipt en heel strikt tot procedures kunnen beperken, van nature al. Dus ik denk dat de selectie van dopingcontroleurs, waar je de selectie op pleegt, in die zin dat daar mensen komen die zich prettig voelen om dat soort werk te doen.” (Sportarts)

“Het is zo divers wat je tegen kan komen dat ik ervan overtuigd ben dat je mensen moet hebben die daar gevoel voor hebben om dat goed te leiden.”

(Beleidsmedewerker Dopingautoriteit 3)

- 56 -