• No results found

Ophelderingen, verdachten en bestraffingen

De tabellen 5.2 t/m 5.4 plaatsen drie maatstaven naast elkaar: 1) de verhouding tussen het aantal ophelderingen en het aantal geregistreerde misdrijven (het ophelderingspercentage), 2) de verhouding tussen het aantal gehoorde verdach-ten en het aantal misdrijven (het verdachverdach-tenpercentage) en 3) de verhouding tussen het aantal sancties (transacties OM plus schuldigverklaringen door de rechter26) en het aantal misdrijven (het sanctiepercentage). Hoewel verdachten en misdrijven verschillende teleenheden kennen zal de verhouding tussen verdachten en misdrijven (de als tweede genoemde maatstaf ) in het vervolg als Tabel 5.1 Misdrijven en misdrijfzaken, politie en rechtspraak (2001)

(x 1000)

Geregistreerd bij politie 1.344

opgehelderd 210 Verdachten 272 Halt-afdoeningena 17 transacties 12 Instroom OMb 210 Sepots OMc 27 Transacties OMd 56 Voegingen OMe 13 Afdoeningen rechterf 111

a Exclusief vuurwerkdelicten. Schoning WODC

b Exclusief instroom van KMAR/BOD’en. Inclusief deze instroom: 238.000 c Exclusief sepots in zaken van KMAR/BOD’en. Inclusief deze sepots: 31.000 d Exclusief transacties in zaken van KMAR/BOD’en. Inclusief deze transacties: 69.000 e Exclusief voegingen in zaken van KMAR/BOD’en. Inclusief deze voegingen: 14.000 f Exclusief afdoeningen van zaken van KMAR/BOD’en. Inclusief deze afdoeningen: 121.000

26 Politietransacties en afdoeningen via Halt zijn ook vormen van sancties (zie tabel 5.1). Betrouwbare cijfers op dit gebied waren op het niveau van politieregio’s echter niet beschikbaar.

‘verdachtenpercentage’ worden aangeduid. Deze maatstaf komt overeen met de in het Informatiemodel Nederlandse Politie (INP) gebruikte maatstaf: ‘verdach-tenratio’. Analoog wordt de derde maatstaf als ‘sanctiepercentage’ aangeduid. Bij de bestraffingen zijn alleen de bestraffingen die verband houden met zaken afkomstig van de reguliere politie in beschouwing genomen.

Tabel 5.2 geeft de landelijke verhoudingen van de drie maatstaven voor de diverse delicttypen in 2001.

Tabel 5.2 Diverse maatstaven – landelijke percentages (2001)

Ophelderings- Verdachten-

Sanctie-percentage percentage percentage

Totaal 16 20 14

vermogen 9 12 6

geweld 45 56 28

vernieling en openbare orde 14 20 11

Wegenverkeerswet 36 38 35

rijden onder invloed 99 106 103

Opiumwet 92 132 88

Het ophelderingspercentage bedraagt in 2001 landelijk gemiddeld 16%. Bij vermogensmisdrijven is het lager (9%), bij geweldsmisdrijven duidelijk hoger (45%). Bij typische ‘slachtofferloze delicten’ als rijden onder invloed en delicten in strijd met de opiumwet heeft het ophelderingspercentage vrijwel geen beteke-nis, omdat registratie en opsporing vrijwel altijd hand in hand gaan. In dat licht gezien zijn de gemiddelde ophelderingspercentages van deze delicten van minder dan 100% nog vrij laag en mogelijk mede een statistisch artefact. Het aantal verdachten ligt hoger dan het aantal ophelderingen. In rangorde vertonen de verschillende delicttypen op het gebied van de verdachtenpercen-tages ongeveer hetzelfde beeld als bij de ophelderingspercenverdachtenpercen-tages. Ditzelfde geldt in grote lijnen voor de sanctiepercentages. Deze liggen over de gehele linie, behalve bij WVW-misdrijven, duidelijk lager dan ophelderings- en verdachten-percentages.

Tabel 5.3 geeft de ontwikkeling van de drie gehanteerde maatstaven op landelijk niveau, tussen 1996 en 2001.

De in de eerste kolom vermelde ontwikkeling van de ophelderingspercentages laat vrijwel over de hele linie een daling zien. Bij het totaal van de misdrijven is deze 11%. De daling is het sterkst bij de vermogensmisdrijven (-23%) en bij de Wegenverkeerswetmisdrijven (-27%). De verhouding tussen verdachten en misdrijven daalt ook, maar bij de grootste groep, de vermogensmisdrijven, duidelijk minder dan het ophelderingspercentage. Bij rijden onder invloed gaat een toename van het aantal verdachten in verhouding tot het aantal misdrijven

gepaard met een afname van het aantal ophelderingen. En dit, terwijl ophelde-ring en het aanhouden van een verdachte hier rechtstreeks verbonden zijn. De betrouwbaarheid van de statistische gegevens kan hier in twijfel worden getrokken.

Het aantal bestraffingen laat ten opzichte van het aantal misdrijven over de peri-ode 1996-2001 in totaal een daling van -6% zien. Er zijn aanzienlijke verschillen tussen delicttypen. Duidelijke dalingen zijn te zien bij vermogensmisdrijven en de opiumwet. Duidelijke stijgingen van het aantal bestraffingen ten opzichte van het aantal misdrijven zijn te zien bij openbare orde en vernieling en bij rijden onder invloed. Bij deze laatste speelt daarbij overigens weer de vraag naar de betrouwbaarheid van de cijfers uit de politiestatistiek.

Globaal wijzen de diverse maatstaven dus in dezelfde richting, maar op het niveau van verschillende delicttypen is dit niet altijd het geval. Dit betekent dat meer op detailniveau de keuze van de maatstaven wel degelijk verschil maakt. Tabel 5.4 geeft de correlaties (x 100) tussen de drie genoemde kengetallen over de 25 politieregio’s in 2001.

Voor het totaal van de misdrijven is de enkelvoudige correlatie (samenhang) tussen ophelderings- en verdachtenpercentages 93% (zie eerste kolom). Dit wijst op een grote samenhang. Overigens was deze samenhang bij de cijfers van 1999 (niet in tabel) duidelijk minder (72%). Ook bij de meeste delicttypen is de samen-hang groot. In 1999 was dit veel geringer, bijvoorbeeld bij geweld slechts 49%. Bij slachtofferloze delicten als rijden onder invloed en misdrijven tegen de opiumwet heeft het ‘ophelderingspercentage’ geen reële betekenis: registratie en opheldering gaan dan meestal hand in hand.

De samenhang tussen ophelderingspercentages en het percentage bestraffingen (tweede kolom) is in het algemeen iets lager. Voor het totaal van de misdrijven is met 89% echter sprake van een aanzienlijke samenhang. Dit komt met name op het conto van de vermogensmisdrijven. Bij openbare orde en vernieling en bij geweldsmisdrijven is de correlatie minder dan 60%.

Nog iets minder is de correlatie tussen verdachtenpercentages en de percen-tages bestraffingen. Voor het totaal van de misdrijven ligt deze correlatie rond de 70%. Ook hier is de correlatie bij vermogensmisdrijven het hoogst. Bij Tabel 5.3 Groei diverse maatstaven 1996-2001; in %

Ophelderings- Verdachten-

Sanctie-percentage percentage percentage

Totaal -11 -5 -6

vermogen -23 -17 -20

geweld -1 -9 1

vernieling en openbare orde 1 -5 31

Wegenverkeerswet -27 -1 -3

rijden onder invloed -1 39 27

geweld ligt de correlatie onder de 40%. Dit betekent dat het aanzienlijk verschil kan uitmaken of ‘verdachten’ of ‘bestraffingen’ per regio als maatstaf worden gekozen.