• No results found

Een oogenblik later dampte oom Gerard er weer gezellig op los, en de tantes hielden zich onledig met het beramen van een plan voor een reisje naar Amsterdam

In document C.J. Kieviet, De hut in het bosch · dbnl (pagina 120-125)

‘Ik mòèt een nieuw hoedje hebben,’ zei Tante

Mina. ‘Ik heb werkelijk geen hoed meer om op te zetten.’

‘Dat zal wel waar wezen,’ zei Oom Gerard. ‘Je doet niet anders dan hoeden

koopen.’

‘O, jij gelooft natuurlijk weer niet, dat het noodig is, - maar dat komt, omdat je er

geen verstand van hebt. Ik kan er eigenlijk geen dag langer buiten, - dat is wat anders.’

‘Nu, willen we dan Dinsdag naar Amsterdam gaan?’ stelde Tante Nelly voor. ‘Ik

moet hoogst noodzakelijk een nieuw japonnetje hebben....’

Oom Jan sprong verschrikt op en keek zijne vrouw met groote oogen aan.

‘En Zus een mooi zomermanteltje. Die van verleden jaar kan ze natuurlijk niet

meer dragen....’

‘Neen, dat begrijpen we,’ bromde Oom Jan.

‘En voor Theodorus eene muts....’

‘Vrouw, houd op!’ riep Oom Jan uit. ‘Of heeft Adolf soms ook wat noodig?’

‘Neen Adolf niet, gelukkig. Ik gooi het heusch niet over den balk, dat durf ik te

zeggen. Maar wat noodig is, dat is noodig. Je hebt zelf gezien, hoe zijn mutsje uit

de sloot te voorschijn is gekomen. 't Mooi is er totaal af...’

‘Wat doet die jongen ook in de sloot te kruipen,’ bromde Oom Jan.

‘Hij heeft er immers niet eens in gelegen, alleen zijne muts maar. Je moest daar

dankbaar voor wezen,

in plaats van nog te mopperen op den koop toe. Ik vind, dat wij er nog best arkomen,

als er maar alleen een nieuw mutsje noodig is....’

‘En een nieuw japonnetje en een nieuw manteltje,’ bromde Oom Jan. ‘Enfin, ga

maar. 't Zal wel niet anders kunnen.’

‘Neen, dat kan het zeker niet,’ zei Tante Nelly.

‘Willen we dan Dinsdag maar gaan?’ stelde Tante Mina voor. ‘Als we met den

trein van negenen vertrekken, kunnen we om een uur of vier weer terug zijn.’

‘Ja, ik vind het best,’ zei Tante Leida.

‘Wou jij dan ook meê?’ vroeg Tante Nelly. ‘Maar dat is eenvoudig onmogelijk!

Wie moet er dan toezicht op de kinderen houden? Voor geen geld van de wereld laat

ik ze aan Bé over.’

‘De Ooms,’ stelde Tante Leida voor.

‘Hartelijk dank!’ riep Oom Gerard uit. ‘Ik heb ze vannacht al meer dan genoeg

genoten.’

‘Oom Jan dan, hield tante Leida vol, die graag het reisje wilde meêmaken. ‘'t Zijn

zijn eigen kinderen, dus is hij er de naaste toe.’

‘Ik moet Dinsdag naar Den Haag,’ zei Oom Jan. ‘Ik Heb er een -’

‘Jij hebt niemendal in Den Daag te doen,’ wierp Tante Nelly hem tegen. ‘Maar 't

doet er niet toe. Ik zal Dorus en kleine Zus wel meenemen, dan behoeft niemand last

van hen te hebben.’

‘Behalve wij!’ zei Tante Mina, die het geen aangenaam vooruitzicht vond, met die

twee lieve kinderen door Amsterdam te dwalen.

Op dit oogenblik werd de kamerdeur geopend en trad Tante Rika binnen, in

gezelschap van haar zoontje Gerrit, een ongezeglijke deugniet van vier jaar. En

nauwelijks had zij het plan om naar Amsterdam te gaan vernomen, of zij zeide:

‘Dat komt al wonder mooi uit, want ik moet ook noodzakelijk daar eens winkelen.

'k Moet eens kijken naar een regenmantel voor mezelf, een nieuw pakje voor Gerrit,

en nog enkele kleinigheden meer. Ik ga bepaald meê.’

‘En Gerrit dan? Laat je dien thuis?’

‘Ik wil ook meê,’ schreeuwde Gerrit op half huilenden toon, omdat hij bij

ondervinding wist, dat hij daarmede gewoonlijk alles gedaan kon krijgen, wat hij

graag wilde.

‘Neen, broekeman, jij blijft thuis!’ zij Tante Rika.

‘Neen, ik wil ook meê,’ huilde Gerrit met een langen uithaal. ‘Ik wil ook meê,

hoor.’

‘Wel ja, waarom kan dat niet?’ zei Tante Nelly. ‘Dorusje en Zusje laat ik hier ook

niet zonder toezicht achter, want ik zou geen oogenblik gerust zijn. Gerrit kan best

meê.’

‘Ik wil ook meê! Ik wil ook meê, Moe!’ drensde Gerrit met eene taaie volharding,

zonder een oogenblik te twijfelen aan de overwinning.

‘Nu, goed dan, maar je moet beloven, dat je zoet

zult zijn, en gehoorzaam. - Beloof je me dat? Anders is er geen sprake van.’

‘Ja Moe, ik zal zoet zijn,’ beloofde Gerrit. ‘Krijg ik dan een koekje?’

‘Ja, als wij in Amsterdam zijn, krijg je ook een koekje, als je maar zoet bent.’

‘Neen, ik wil nu een koekje hebben,’ drensde Gerrit, die de kristallen koektrommel

op de tafel zag staan.

‘Hier heb je er dan een,’ zei Tante Leida.

‘Gerard, kijk jij Dinsdag dan eens naar de kinderen?’ vroeg tante Mina. ‘Ze zijn

groot genoeg, om je geen bijzonderen last te veroorzaken, en loopen op hun eigen

beenen. Als ik maar weet, dat er wat toezicht is. Anders ga ik ook niet gerust van

huis. En denk vooral aan Max. Voor een kind van een ander heb je toch altijd nog

meer verantwoording dan voor je eigen kinderen.’

‘Ja, ja, ga maar gerust,’ zei Oom Gerard. ‘Als ze me te druk worden, lok ik ze

allemaal in het waschhok en draai dan de deur op slot. Dan weet ik zeker, dat ze geen

ongeluk krijgen.’

Dat was dus afgesproken. Tante Leida zocht eenige mode-tijdschriften op, en de

dames verdiepten zich weldra in de beschouwing van de verschillende modelletjes,

die daarin te zien waren. En de ooms, die wel begrepen, dat dit onderwerp niet spoedig

afgehandeld zou zijn, stonden op om eene flinke wandeling te gaan maken.

Gerrit had zich met zijn koekje bij Dorus en Zus gevoegd, om aan hun spel deel te

In document C.J. Kieviet, De hut in het bosch · dbnl (pagina 120-125)