• No results found

vormen: waarden, beelden, verwachtingen, onzekerheden

6.1.5 Onzekerheid over residuvrij produceren

Als het gaat om residuvrij gaan produceren, zien we eenzelfde beeld als bij het fossielvrij/gasloos produceren. De geïnterviewde glastuinbouwondernemers gebruiken zoveel mogelijk biologische bestrijders en zijn hier ook tevreden over. Ze maken zich echter wel zorgen over het steeds smallere pakket aan chemische middelen dat nog is toegestaan. Deze middelen zijn milder en selectiever maar daardoor ook minder effectief, waardoor telers er soms veel van moeten gebruiken en/of de middelen vaak moeten inzetten, wat dan weer niet toegestaan is. Sommige ondernemers pleiten voor een verruiming van de regelgeving zodat ze deze middelen vaker kunnen gebruiken. Andere zoeken andere mildere middelen, die ze vinden via het internet. Maar deze middelen zijn in Nederland niet toegestaan omdat de bedrijven die ze ontwikkelen vaak afzien van het dure toelatingsproces voor een land met weinig afnemers (en producenten) als Nederland. Ondernemers zouden willen dat de toelating van middelen vergemakkelijkt wordt, zodat zij meer milde middelen ter beschikking hebben. Andere ondernemers pleiten voor een soort medicijnkastje met zwaardere chemische middelen om in te grijpen als zich calamiteiten voordoen. Hun pleidooi versterken ze door aan te geven dat ze heus niet te snel naar zware chemische middelen zullen grijpen. Deze maken immers ook hun biologische bestrijders dood. Bovendien stellen afnemers ook steeds strengere eisen: producten moeten residuvrij zijn, maar tegelijkertijd mogen er geen plekjes of beestjes op zitten. Om aan die eisen te voldoen, hebben glastuinbouwondernemers voldoende milde middelen nodig die de ziekte bestrijden maar geen of zo min mogelijk residu achterlaten.

6.2

Maatregelen: wat te doen om de transitie te

realiseren?

Tijdens de enquête zijn twintig maatregelen aan de glastuinbouwondernemers voorgelegd. De respondenten konden per maatregel aangeven of ze deze al meer of minder dan vijf jaar geleden genomen hadden, of ze deze maatregel nog niet hadden genomen maar wel van plan waren dit binnen vijf jaar te gaan doen, of dat ze deze maatregel niet wilden of konden nemen. Wat vooral opviel, was dat de geënquêteerde telers al best wat innovatieve, collectieve maatregelen nemen, zoals aansluiten bij een aardwarmteproject (potplanten- en glasgroentetelers), aansluiten bij een warmtenetwerk (potplanten- en glasgroentetelers) en aansluiten bij een CO2-netwerk (glasgroente- en

snijbloementelers). Alternatieve maatregelen om energie op te wekken worden iets minder toegepast door de geënquêteerde telers, met uitzondering van het gebruik van zonnecellen voor het opwekken van elektriciteit (alle sectoren) en het toepassen van windenergie (potplantentelers). De meest gebruikte energiebesparende fossiele maatregelen die in alle drie de sectoren werden genoemd, zijn het gebruik van twee of meer energieschermen en een gasgestookte WKK. Wat echter ook opviel, is

dat veel geënquêteerde telers (meer dan 60%), ongeacht de sector waarin zij werkzaam zijn, aangeven een aantal maatregelen niet te willen of kunnen nemen, zoals aansluiten bij een

aardwarmteproject, een gezamenlijke energievoorziening via WKK’s, warmte- of koudeopslag in de bodem, warmte-uitwisseling met derden, een houtgestookte ketel of WKK, toepassing van

gelijkstroom, gebruik van een warmtepomp, biogas of bio-energie, energie uit wind en

zonnecollectoren voor warmte. De redenen die de geënquêteerde ondernemers noemden om de maatregelen niet te willen of kunnen nemen, waren ‘niet zinvol’, ‘kan niet in deze regio’, ‘niet haalbaar’ of ‘onvoldoende kennis’.

Ook in de diepte-interviews hoorden we terug dat de ondernemers bepaalde maatregelen niet namen. Voor innovatieve collectieve maatregelen, zoals het aansluiten bij een aardwarmteproject, het

aansluiten bij een CO2- of warmtenetwerk, warmte-uitwisseling met derden of warmte- en

koudeopslag in de bodem, is dit begrijpelijk. Niet iedere regio is geschikt voor aardwarmte of voor warmte- en koudeopslag in de bodem, en niet in iedere regio is een industrieterrein in de buurt voor het uitwisselen van warmte of het aanleggen van een warmte- of CO2-netwerk. Ook zijn bedrijven

soms te klein om te investeren in dure innovatieve maatregelen of heeft het geen zin om dit te doen omdat ondernemers bijvoorbeeld voor een koude teelt hebben gekozen, waardoor ze maar heel weinig warmte nodig hebben. Samenwerking kan een optie zijn om hoge kosten van innovatieve maatregelen over meerdere bedrijven te verdelen, maar niet iedere ondernemer wil of kan samenwerken,

bijvoorbeeld omdat er geen andere ondernemers in de buurt wonen of omdat de grootte en het patroon van de warmtevraag van verschillende bedrijven te veel uiteenloopt.

Dit betekent dat het voor bepaalde (vooral kleine) bedrijven die niet makkelijk kunnen samenwerken op het gebied van energie, ingewikkeld is om dure innovatieve maatregelen te nemen. Voor sommige van hen bieden alternatieve energiebesparende maatregelen zoals windenergie, een houtgestookte ketel of WKK, zonnecellen, zonnecollectoren, biogas/bio-energie of een warmtepomp mogelijk uitkomst, maar niet altijd. Volgens sommige ondernemers leveren zonnecellen en windenergie niet voldoende (constante) energie voor hun teelten. Verder staat biogas of bio-energie nog erg in de kinderschoenen (met kans op een backlash; zie eerder), en is het volgens sommige geïnterviewde telers maar de vraag of houtstook echt een duurzaam alternatief is, want waar moet al dat hout vandaan komen als ondernemers grootschalig overschakelen op houtstook? Bovendien levert de aanvoer van hout veel verkeersbewegingen en bijbehorende geluidsoverlast op.

Tijdens de diepte-interviews hebben we gezien dat verschillende grote bedrijven die op een gunstige locatie liggen (bijvoorbeeld ten opzichte van industriegebieden) en voor wie samenwerking wel mogelijk is, al wel geïnvesteerd hebben in aardwarmte of andere grote warmteprojecten, zoals aansluiten bij een warmtenetwerk. Ook zij lopen echter tegen beperkingen aan als het gaat over de CO2-toevoer of extra warmtevraag tijdens koude dagen en vragen zich af of gas niet beschikbaar moet

blijven om pieken op te vangen.

Het algemene beeld is dat veel ondernemers, of ze nu een groot of klein bedrijf hebben en of ze het er nu mee eens zijn of niet, wel actief bezig zijn met het ‘oplossen’ van het energievraagstuk voor zover dat in hun macht ligt. Ze zijn bijvoorbeeld al wel aan het zoeken naar mogelijkheden om

fossielvrij/gasloos te gaan produceren en voeren daarover gesprekken met collega-glastuinbouwers en andere betrokken stakeholders, zoals adviseurs, banken, verzekeraars of beleidsambtenaren van gemeentes en provincies.

Glastuinbouwondernemers die niet kunnen (of willen) samenwerken en glastuinbouwondernemers met relatief kleine bedrijven voor wie dure innovatieve of alternatieve maatregelen niet binnen handbereik liggen, nemen nog weleens teelttechnische maatregelen om hun energieverbruik in ieder geval zo ver mogelijk omlaag te brengen: ze kiezen er bijvoorbeeld voor niet jaarrond maar met het seizoen mee te telen, zodat hun kassen in de winter, als er veel warmte en licht nodig is, stilliggen. Of ze kiezen voor een koude teelt met weinig warmtevraag. Daarnaast biedt Het Nieuwe Telen van het programma Kas als Energiebron mogelijkheden om energiezuiniger te telen. En zo proberen deze telers de uitdaging van het fossielvrij/gasloos gaan produceren toch het hoofd te bieden.

6.3

Ervaren belemmeringen