• No results found

Ontwikkelingen in het gebruik en eigen bijdragen

In document De markt voor huishoudelijke hulp (pagina 21-24)

2 Ontwikkelingen op de markt voor huishoudelijke hulp

2.3 Ontwikkelingen in het gebruik en eigen bijdragen

2.3.1 Gebruik

In 2013 gebruikte 3,6 procent van de bevolking van 20 jaar of ouder huishoudelijke hulp (figuur 2.1). Het gemiddelde percentage gebruikers huishoudelijke hulp in gemeenten steeg in 2008 nog heel licht naar 4,1 procent, om in de twee volgende jaren te dalen naar 3,7 procent. Na een stabilisatie gedurende de twee jaren daarna zette de daling in 2013 door tot 3,6 procent. De verdeling van het totale percentage gebruikers over gewone huishoudelijke hulp (HH1) en huishoudelijke hulp met regievoering (HH2) is gedurende de periode 2007-2013 flink veranderd. Gebruikte in 2007 nog zes op de tien gebruikers HH2, in 2007-2013 was dit nog maar drie op de tien.

Figuur 2.1 Gebruikers huishoudelijke hulp per honderd inwoners, gemiddeld over gemeenten, 2007-2013 (a)

(a) Inwoners van 20 jaar en ouder.

Bron: CPB/SCP (Marktbestand huishoudelijke hulp).

Figuur 2.1 suggereert dat de periode 2007-2009 voor huishoudelijke hulp nog transitiejaren waren en dat de invloed van de Wmo 2007 op het gebruik pas daarna zichtbaar is geworden.

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0

2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

gebruikers huishoudelijkehulp (als percentage van de bevolking)

huishoudelijke hulp 1 huishoudelijke hulp 2

Een strenger indicatiebeleid, als gevolg van budgettaire krapte, heeft hierbij een rol gespeeld.9

Hoge percentages gebruikers van huishoudelijke hulp worden vooral gevonden in het noorden, oosten en zuidwesten van Nederland. In de Randstad, met uitzondering van Rotterdam en omgeving, zijn de percentages veelal lager (figuur 2.2). Over het hele land zijn gemeenten te vinden waar het percentage gebruikers in 2013 lager is dan in 2007, hoewel er ook hier en daar gemeenten zijn waar het percentage gebruikers juist is gestegen.

De variatie tussen gemeenten in de relatieve aantallen gebruikers huishoudelijke hulp is groot. De kleinste aandelen gebruikers bewegen zich rond de 2 procent, de grootste rond de 7 procent. De variatie tussen gemeenten is nagenoeg hetzelfde gebleven (zie de ontwikkeling van de variatiecoëfficiënt in bijlage C.

Figuur 2.2 Aantal gebruikers huishoudelijke hulp als percentage (a) van de volwassen bevolking per gemeente, 2007 en 2013

a De gemeenten zijn in groepen ingedeeld in kwartielen (zoveel mogelijk gelijk aantal gemeenten per groep) Bron: CPB/SCP (Marktbestand huishoudelijke hulp).

Het gemiddelde aantal uren huishoudelijke hulp per gebruiker lag in 2007 rond de 100 en is in 2013 toegenomen tot 120. Bedroeg het aantal uren huishoudelijke hulp per gebruiker in 2007 nog 84 voor HH1 en 112 voor HH2, in 2008 waren beide aantallen elkaar genaderd en ongeveer gelijk aan 100 (figuur 2.3). Daarna steeg het aantal uren per gebruiker sneller bij HH2 dan bij HH1. HH2 bereikte het hoogste aantal uren in 2011 (134), HH1 in 2012 (117).

Vervolgens daalde dit cijfer naar 112 voor HH1 en naar 118 voor HH2 in 2013. Hoewel per gebruiker het aantal uren HH2 in de gehele periode hoger ligt dan het aantal uren HH1, geldt dit niet voor het totale aantal uren HH2. Aangezien het gebruik verschoven is van HH2 naar HH1 (zie figuur 2.2), is het totale aantal uren HH2 lager dan het totale aantal uren HH1.

9 Zie Kattenberg en Vermeulen (2015).

Figuur 2.3 Gebruikte uren huishoudelijke hulp per gebruiker van HH1 en HH2, 2007-2013

Bron: CPB/SCP (Marktbestand huishoudelijke hulp).

2.3.2 Eigen bijdrage

De eigen bijdrage voor huishoudelijke hulp die een gebruiker betaalt, is afhankelijk van diverse factoren, zoals het type huishoudelijke hulp en de hoeveelheid hulp die er wordt gebruikt. Daarnaast speelt het door de gemeente vastgestelde eigenbijdragetarief een rol; dit is het tarief dat gebruikers zelf moeten betalen voor een uur huishoudelijke hulp zolang zij niet hun maximale eigen bijdrage voor Wmo- en AWBZ-voorzieningen bereikt hebben. Bij het vaststellen van dit tarief moeten gemeenten zich houden aan het zogenoemde landelijk kader, waarin rekenregels voor het maximum van de eigen bijdrage per gebruiker zijn vastgelegd.

Volgens de landelijke kaders mogen de gemeenten de eigen bijdrage afhankelijk stellen van het inkomen, de huishoudenssamenstelling en de leeftijd van de gebruiker en zijn eventuele partner. Het ministerie van VWS stelt de standaardparameters hiervoor vast. Ook de prijs die gemeenten aan aanbieders betalen (zie paragraaf 2.6) speelt mogelijk een rol hierin,

namelijk wanneer gemeenten deze prijs doorberekenen aan de gebruikers in de eigen bijdrage. Zie hoofdstuk 5 voor een uitgebreide bespreking van de eigenbijdrageregeling.

De gemiddelde eigen bijdrage van gebruikers in gemeenten is tussen 2009 en 2012

voortdurend gestegen: van 340 euro in 2009 tot 477 euro in 2012 (tabel 2.1). De gemiddelde reële eigen bijdrage per uur huishoudelijke hulp is over de periode 2009-2012 eveneens voortdurend gestegen, het sterkst in 2012. Dat komt vooral doordat gemeenten een groter deel van de prijs van huishoudelijke hulp zijn gaan doorberekenen aan de gebruiker en niet door een verandering van de landelijke kaders voor de maximale eigen bijdragen; die laatste zijn in de periode 2009-2012 nauwelijks veranderd. De gemiddelde eigen bijdrage per gebruiker steeg in de periode 2009-2012 per saldo meer dan de gemiddelde eigen bijdrage per uur. Dat komt overeen met het toegenomen aantal uren per gebruiker in deze periode.

0 20 40 60 80 100 120 140 160

2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Uren hulp per gebruiker

huishoudelijke hulp 1 huishoudelijke hulp 2

Tabel 2.1 Gemiddelde reële eigen bijdrage huishoudelijke hulp, 2009-2012

Jaar Eigen bijdrage

Per gebruiker Per uur

2009 340 3,13

2010 370 3,21

2011 464 3,84

2012 477 3,97

Bron: CPB/SCP (Marktbestand huishoudelijke hulp.

Gemeenten nemen de landelijke standaardparameters in de rekenregels voor de maximum eigen bijdrage over of gaan er dicht tegenaan zitten (zie ook hoofdstuk 5). Toch is de variatie tussen de gemiddelde eigen bijdragen per gemeente groot. De verschillen kunnen tot wel een factor vier oplopen. De laagste gemiddelde reële eigen bijdragen zijn kleiner dan 200 euro, de grootste bewegen zich rond de 800 euro. Verder is de variatie tussen gemeenten tussen 2009 en 2012 licht toegenomen (zie tabel C.1 in bijlage C). Deze variatie wordt veroorzaakt door verschillen in aantallen gebruikers, in uren per gebruiker en in de maximale eigen bijdragen van gebruikers in de gemeenten. Ook de eigenbijdragetarieven – de uurprijs waarmee de gemeenten de eigen bijdrage berekenen – verschilt per gemeente.

In document De markt voor huishoudelijke hulp (pagina 21-24)