• No results found

5. Duurzaamheidsonderwerpen in de toekomst

5.2 Ontwikkelingen in beleid

Ontwikkelingen binnen World Trade Organisation en Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Het zuivelbeleid is altijd een belangrijk onderdeel geweest van het Europese landbouwbe- leid en de melkveehouderij is een sector die steeds met veel marktregulatie te maken gehad heeft. Ook anno 2006 spelen discussies wat de gevolgen zullen zijn van het toekomstige landbouwbeleid voor de melkveehouderij. Dit landbouwbeleid heeft niet alleen economi- sche gevolgen voor de individuele melkveebedrijven maar heeft mogelijk ook gevolgen voor de duurzaamheid van de melkveehouderij.

Zowel onderhandelingen binnen de World Trade Organisation (WTO) als ook het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) hebben invloed op de ontwikkelingen van de Nederlandse melkveehouderij. Er zijn verschillende studies verschenen, waarbij vooruit gekeken is naar de gevolgen van de meer of minder verregaande handelsliberalisatie. Meester et al. (2005) geven een overzicht van de studies op dit gebied.

De WTO confronteert de EU en haar lidstaten met dwingende internationale regels die grenzen stellen aan Europese en nationale beleidsvrijheid op het gebied van landbouw, voedsel en groen. Binnen de WTO zijn regels afgesproken hoe om te gaan met subsidies. Subsidies die door landen gegeven worden aan de landbouw worden binnen de WTO inge- deeld in boxen. In de 'Amber box' zitten de subsidies die productie gerelateerd zijn en als handelsverstorend zijn aangemerkt. Subsidies die in de 'Amber box' vallen moeten worden gereduceerd. Onder meer zuivel en rundvlees vallen in de Amber Box. De EU is dan ook gehouden de prijsondersteuning die in het GLB gegeven wordt verder af te bouwen. De steun, die niet gekoppeld is aan de productie en is vrijgesteld van reductieverplichtingen, is ondergebracht in de 'Green box'. In een tussencategorie ('Blue box') zijn de binnen het GLB geïntroduceerde dier- en hectare premies ondergebracht. De subsidies in de Blue en Green box zijn volledig vrijgesteld van reductieregelingen, mits zij worden gecombineerd met productiebeperkende maatregelen.

Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) staat sinds de totstandkoming in de 60er jaren voortdurend ter discussie. De discussie die eerst ging over overschotten en han- delspolitiek ten opzichte van derde landen, beweegt zich nu steeds meer in de richting van de betekenis van landbouw en landbouwbeleid voor de samenleving. Deze discussie heeft haar weerslag gevonden in het landbouwbeleid. Het GLB berust op twee pijlers. Pijler 1 is het traditionele prijs- en inkomensbeleid. Pijler 2 is het plattelandsbeleid. Werd in het ver- leden het beleid gestuurd via prijsondersteuning, binnen het huidige GLB wordt prijsondersteuning geleidelijk vervangen door directe inkomenstoeslagen. Deze inkomens- toeslagen worden steeds meer gekoppeld aan extra randvoorwaarden (cross-compliance). De richting van de veranderingen in het GLB lijken duidelijk: steeds meer van de productie ontkoppelde inkomenstoeslagen die bovendien reëel in omvang dalen. De verwachting is dat de steunniveaus van pijler 1 als ook van pijler 2 steeds meer onder druk komen.

Het blijft dus ook binnen WTO-verband mogelijk om landbouw en platteland met het GLB te ondersteunen. Het zijn interne politieke discussies in hoeverre de nationale lidsta- ten en de EU hier gebruik van maken. In deze discussies speelt de veranderende plaats van de landbouw in de samenleving een belangrijke rol.

Gevolgen voor de zuivelsector

Voortgaande globalisering en liberalisatie zullen waarschijnlijk een belangrijke invloed zal hebben op de toekomstige ontwikkelingen. Geglobaliseerde markten zijn risicovoller voor producenten; de hele markt kan op slot gaan als zich een calamiteit voordoet. Een uitbraak van een besmettelijke dierziekte of bij het optreden van een kwaliteitsprobleem is een voorbeeld van zo'n calamiteit. Voor relatief kleine ondernemingen als Nederlandse melk- veebedrijven zal het moeilijk zijn om zich tegen deze risico's te verzekeren.

en onze veranderende eetgewoontes voedsel van over de hele wereld. Urbanisatie en speci- alisatie hebben geleid tot afstand en onbegrip: steeds minder stadsbewoners weten hoe voedsel wordt geproduceerd (Fresco, 2006).

Met de verdergaande liberalisatie wordt er in de toekomst een grotere rol toebedacht aan de markt. Van deze markt inclusief de consument wordt verwacht dat ze meer verant- woordelijkheid neemt voor de kwaliteit van het voedsel. De rol van de overheid bij het garanderen van de voedselkwaliteit en duurzaamheid zal verder worden beperkt. In dit ka- der past ook de ontwikkeling naar private initiatieven, zoals labels en keurmerken, waarover in paragraaf 5.3 meer wordt gezegd.

De verwachting is dat handelsliberalisatie naast het dalen van de interne steun binnen de EU ook tot gevolg zal hebben dat deze steun wegvalt in een aantal andere landbouwge- bieden. Ook daar wordt dan het bestaande handelsvoordeel lager. De prijzen voor zuivel binnen de EU zullen dalen, maar de wereldmarktprijzen zullen naar verwachting stijgen. Het te overbruggen gat tussen de EU-prijs en die op de wereldmarkt wordt minder groot dan vaak gesuggereerd (De Bont et al., 2003). De verwachting is dan ook dat verregaande handelsliberalisatie niet zal leiden tot dramatische veranderingen in de internationale ver- deling van landbouwproductie. Bovendien heeft de Nederlandse sector het grote voordeel vanwege haar ligging in de driehoek Londen-Parijs-Berlijn waar een blijvend grote behoef- te aan verse melkproducten bestaat (Meester, 2005, Massink en Meester, 2002). Een reactie op de dalende opbrengstprijzen is schaalvergroting. Bedrijven zullen proberen de inkomensdaling als gevolg van dalende opbrengstprijzen willen compenseren door kost- prijsverlagingen (De Bont et al., 2004). Dit kan leiden tot verdergaande schaalvergroting. De 'Licence to produce' van de Nederlandse melkveehouderij komt daarbij mogelijk onder druk te staan.

5.3 Ontwikkelingen op de consumentenmarkt