• No results found

Ontwikkelingen gebouwschade, schadeafhandeling

In document Staat van de Sector Voormalige (pagina 58-61)

In 1974 is de winning van steenkool in Limburg beëindigd. Meer dan veertig jaar na dato treden echter nog steeds effecten op in de ondergrond. Differentiële bodembeweging, ondiepe winningen, opwaartse boringen en drempels leiden soms (ook in combinatie met geologische breuken) tot schade aan de bebouwde omgeving. Gebouwschade wordt door SodM gezien als een

signaalparameter van bodembeweging met verschillende mogelijke oorzaken. Het is van belang om kennis over die signalen uit te wisselen om gezamenlijk een goed beeld te hebben van de

ontwikkelingen. Kennis over de verschillende mechanismen die schade kunnen veroorzaken, is essentieel.

Gebouwschade kan zich manifesteren in de vorm van scheuren, vervormingen en scheefstand.

Wanneer schade niet tijdig gesignaleerd en hersteld wordt, kan dit leiden tot structurele schade waarbij de kans op gevaarlijke situaties groeit. Het is voor de algemene veiligheid van het gebied en van de burgers van belang dat trends in schades vroegtijdig gesignaleerd worden en schade ook tijdig hersteld wordt. Ook in het geval van een eventuele aardbeving is het bijvoorbeeld wenselijk dat huizen niet verzwakt zijn.

Schadebepaling via Technische Commissie Bodembeweging

De Technische Commissie Bodembeweging (Tcbb) geeft op verzoek van burgers advies over de vraag of geleden zaakschade is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van mijnbouwactiviteiten.38 Dat advies is niet bindend, maar geniet veel gezag.39 De Tcbb concentreert zich daarbij, vanuit haar wettelijke taak, op de mogelijke relatie tussen gebouwschade en de voormalige steenkoolwinning.

Daarbij is de technische (natuurwetenschappelijke) relatie tussen het schadebeeld en de optredende of opgetreden bodembeweging van belang. Ook is de vraag belangrijk of er sprake is of kan zijn van andere oorzaken: is het zeker of mogelijk, vermoedelijk, waarschijnlijk, etc. dat één of meer andere technische oorzaken de schade hebben veroorzaak.

Schadeafhandeling via Waarborgfonds mijnbouwschade

Bij amendement is in de Mijnbouwwet een collectief bedrijvenfonds opgenomen ter bevordering van het proces van schadevergoeding: het Waarborgfonds mijnbouwschade.40 Dit fonds wordt

gefinancierd door de mijnbouwondernemingen in de sectoren olie-, gas- en zoutwinning.41 Het fonds bevatte in 2018 € 250.000.42

Tijdelijke Stichting Calamiteitenfonds Mijn(water)schade Limburg

De Stichting Calamiteitenfonds Mijn(water)schade Limburg is in 2016 opgericht op initiatief van het provinciaal bestuur van Limburg.43 Aan dit fonds wordt bijgedragen door het Rijk, de provincie Limburg en de gemeenten in de mijnstreek. Het is een regeling op basis van coulance. Het Calamiteitenfonds keert geen vergoeding uit maar herstelt in ‘schrijnende situaties’ de woning of voorziet in een andere woning als herstel niet opportuun is.

Het is een beleidsvoornemen op termijn taken met betrekking tot afhandeling van schade over te laten nemen door de Commissie Mijnbouwschade.

38Zie art. 114, tweede lid, onderdelen c en d Mbw jo. art. 119, eerste lid Mbw.

39 Stcrt. 2001, 76, p. 13, p. 3.

40 Kamerstukken II 2001/02, 26219, nr. 64 en Kamerstukken II 2001/02, 26219, nr. 90.

41 Art. 135, vierde lid Mbw bevat een regeling hiervoor. Zie ook: Kamerstukken II 2018/19, 32859, nr. 151, p. 1.

42 Idem.

43 Kamerstukken II 2016/17, 32849, nr. 97, p. 5.

58

Belemmeringen bij gebruik van gebouwschade als signaalparameter

Het gebruik van gebouwschade als signaalparameter om mogelijke trends te herkennen, blijkt in de praktijk moeilijk. Er zijn immers veel verschillende oorzaken van schade. Schade kan al ontstaan bij een zogenaamde fundering ‘op staal’, een fundering direct op lemen grond; eerder werden al invloeden van bijvoorbeeld temperatuur en vocht benoemd. Diverse instanties zijn betrokken bij de afhandeling van schade, waardoor schades op verschillende plaatsen worden gemeld. Het

onderscheiden van de verschillende mogelijke oorzaken van schade is zeer complex en vraagt veel kennis over verschillende mechanismen.

Uitwisseling tussen de partijen van meldingen van schades en briefwisseling met bewoners is moeilijk vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van burgers. Informatie-uitwisseling over schades tussen instanties ligt gevoelig. Dergelijke informatie kan immers impact hebben op de waarde van locaties en gebouwen en vragen om mitigerende maatregelen uit te voeren door publieke en of private partijen. Ook vermoedt SodM dat burgers en bedrijven niet alle (kleine) schades melden bij instanties.

Het regelen van een schadeprotocol voor steenkoolwinning is voor burgers dan ook een belangrijke stap om een helder perspectief te krijgen op compensatie van geleden schade bij aantoonbare na-ijlende effecten van steenkoolwinning. De hoogte van een eventuele schadedrempel of de afwezigheid ervan in een schadeprotocol, zal volgens SodM grote impact hebben op het aantal gemelde schades voor de vroegtijdige signalering van bodembeweging. Een lage schadedrempel zal bijdragen aan het melden van kleine schades. Deze kleine schades kunnen waardevolle vroegtijdige signalen van bodembeweging blijken te zijn. Keerzijde is dat een lage schadedrempel ook veel ruis kan veroorzaken doordat het een aanzuigende werking kan hebben voor het melden van kleine schades die niet mijnbouw-gerelateerd zijn.

Voorkomen en beperken van gebouwschade

Ruimtelijke ordening en het gebruik van aangepaste funderingstechnieken zijn belangrijke beheersmaatregelen om proactief toekomstige schade te voorkomen en te beperken. Bij nieuwe bouwprojecten in risicogebieden zal ook eerst onderzoek plaatsvinden om de ondergrond te

verkennen. In gebieden met signalen van bodembeweging kan bij nieuwbouw gebouwd worden met aangepaste funderingen die bestand zijn tegen lokale bewegingen.

Wellicht is het zinvol het graven van bouwputten en infiltratie van water bij geologische breuken en

‘drempels’ te vermijden of te beperken, voor zover dat op realistische wijze mogelijk is.

Slotopmerking over gebouwschade

Deze Staat van de sector bevat enige observaties van schades bij geologische breuken, vaak ook met drempels. Een vraag is in hoeverre in dergelijke situaties nog een verband met de mijnbouw of met die oude mijnbouwrelicten kan bestaan. Hier kan alleen meer duidelijkheid over komen door casus-specifiek onderzoek. SodM ziet aanleiding om te bezien in hoeverre in deze gebieden kleine schades gebruikt kunnen worden voor de signalering van mogelijke na-ijleffecten. SodM benadrukt het belang dat modelmatige studies beschikbaar komen om wel of niet te kunnen uitsluiten dat schade veroorzaakt is door na-ijleffecten van de steenkoolwinning.

Dan kunnen gemeenten (en ook burgers) geïnformeerde beslissingen nemen die hen daadwerkelijk in staat stellen om de risico’s van mogelijke na-ijleffecten slim te betrekken bij beslissingen over de ruimtelijke ordening en goede keuzes te maken bij de bouw van nieuwe woningen.

59

Om mogelijke invloeden bij een analyse van gebouwschade te kunnen betrekken, zijn dus goede modellen nodig. SodM vraagt hierbij aandacht voor de modellering van situaties met winningen aan één zijde van een breuk. Ook pleit SodM ervoor om nader onderzoek te doen naar de mogelijkheid dat schades optreden als gevolg van intensieve winning aan beide zijden van een breuk en dit te modelleren. Ook in de fase na de winning, met de stijging van het mijnwater. Om tot deze modellen te komen, is volgens SodM meer onderzoek en uitwisseling van kennis en data over dit type signalen nodig. Een aantal oudere gebouwschades uit het gebied Oirsbeek-Amstenrade zou in dit onderzoek moeten worden betrokken. SodM ziet hier een initiërende rol voor de minister van EZK als

systeemverantwoordelijke.

60

In document Staat van de Sector Voormalige (pagina 58-61)