• No results found

Ontwikkelingen in de arbeidsparticipatie

In document Een kwestie van tijd? (pagina 65-70)

4 Arbeidsmarktparticipatie asielmigranten: stroeve start en blijvende achterstand

4.2 Ontwikkelingen in de arbeidsparticipatie

We beschrijven in deze paragraaf de arbeidsmarktdynamiek naar verblijfsjaren (dus niet naar kalenderjaren). Dit doen we omdat de participatiecijfers in het jaar 2000 voor de groep die sinds 1995 in Nederland verblijft niet vergelijkbaar zijn en niet hetzelfde betekenen als voor de groep die sinds 1999 in Nederland verblijft (en in 2000 nog maar één jaar in het GBA is ingeschreven).

Lage arbeidsmarktparticipatie eerste jaren verblijf

In dit hoofdstuk richten we ons in de definitie van arbeidsparticipatie tot het heb- ben van een betaalde baan van acht uur of meer per week.21 We hebben hiervoor gekozen omdat we geïnteresseerd zijn in participatie en niet zo zeer in de mate van arbeidsmarktparticipatie. We achten voor deze onderzoeksgroep één dag per week betaalde arbeid relevante arbeidsmarktparticipatie. Andere definities die onder andere door het CBS worden gebruikt variëren: arbeidsmarktparticipatie wordt soms gedefinieerd vanaf één uur werken per week of vanaf meer dan twaalf uur.

21 In bijlage 3 hebben we een uitsplitsing gemaakt in vier categorieën: geen baan, kleine baan (<8 uur per week), deeltijd (8-30 uur per week) en voltijd (>30 uur per week) (zie figuren b3.1, b3.2, b3.3 in bijlage 3). Hier zien we voor alle migrantengroepen dat het aandeel met kleine banen en deeltijdbanen beperkt is en constant over de tijd. Bij asielmigranten zien we dat naarmate de groep zonder baan kleiner wordt, de groep met een voltijdbaan groter wordt. Met andere woorden, wanneer asielmigranten een baan vinden is dit veelal voor meer dan 30 uur per week. Voor arbeidsmigranten zien we de omgekeerde ontwikkeling, met het aantal verblijfsjaren daalt het percentage met een voltijdsbaan en neemt het percentage zonder baan toe.

Figuur 4.1 bevestigt de verwachting dat de arbeidsmarktparticipatie van asiel-migranten aan het begin van de loopbaan in Nederland veel lager is dan van zowel arbeids- als gezinsmigranten. Slechts een kwart van de asielmigranten heeft na een verblijf van twee jaar in Nederland een betaalde baan voor meer dan acht uur per week. Dit vergeleken met 90% van de arbeidsmigranten en de helft van de gezinsmigranten. Wel zien we dat deze refugee gap over een periode van vijftien jaar sterk kleiner wordt. De arbeidsmarktparticipatie van asielmigranten stijgt over deze periode naar 57%, waardoor het verschil met gezinsmigranten niet groot meer is. Tegelijkertijd daalt de arbeidsmarktparticipatie van arbeidsmigranten in deze periode, waardoor het gat met de asielmigranten ook slinkt. Toch verdwijnt de

refugee gap na vijftien jaar niet helemaal. De arbeidsmarktparticipatie voor de

andere referentiegroepen ligt rond de 80% voor autochtonen en 65% voor de overige niet-westerse bevolking (dit is de totale groep niet-westerse migranten minus de migranten van het cohort ’95-’99).

Figuur 4.1 Werkzaam (>8 uur per week) per migratiemotief, cohort ’95-’99 in %, naar verblijfsjaren in Nederland

Bron: CBS

Wanneer we de ontwikkeling van de arbeidsparticipatie bekijken per kalenderjaar, kunnen we iets zeggen over de mogelijke invloed van marktcondities. Zo zien we een lichte daling in de arbeidsparticipatie van alle migrantengroepen vanaf 2008, het eerste economische crisisjaar, in figuur 4.2. Dit is naar alle waarschijnlijkheid geen leeftijdseffect, aangezien de gemiddelde leeftijd aan de start van de carrière (bij statusverlening) rond de dertig ligt en daarmee de pensioenleeftijd in 2008 nog (lang) niet bereikt is.

Figuur 4.2 Werkzaam (>8 uur per week) per migratiemotief, cohort ’95-’99 in %, naar kalenderjaren

Bron: CBS

Figuur 4.3 laat de ontwikkeling zien van de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen. Die van vrouwelijke asielmigranten is na een verblijf van twee jaar zeer laag (10%). Ook hier zien we dat de participatie stijgt richting het niveau van vrouwelijke

gezinsmigranten, van wie na vijftien jaar verblijf ongeveer de helft een baan heeft voor meer dan acht uur per week, maar het laat onverlet dat de participatie voor vluchtelingenvrouwen na vijftien jaar nog steeds het laagste is vergeleken met de andere groepen. Drie kwart van de autochtone vrouwen heeft een baan voor meer dan acht uur per week. Voor de overige niet-westerse bevolking ligt dit lager, rond de 62%.

Figuur 4.3 Werkzaam (>8 uur per week) per migratiemotief (vrouwen), cohort ’95-’99 in %, naar verblijfsjaren in Nederland

Bron: CBS

Figuur 4.4 geeft weer dat de arbeidsparticipatie van asielmigranten verschilt tussen de verschillende herkomstlanden. Van alle herkomstgroepen participeren de voor-malig-Joegoslaven na een verblijf van vijftien jaar het meest (65%) en de Somali-sche groep het minst (43%). De andere groepen begeven zich rondom het gemid-delde van ongeveer 55%, met uitzondering van de Irakezen die na een gestage stijging van tien jaar weer wat dalen in arbeidsmarktparticipatie.

Figuur 4.4 Werkzaam (>8 uur per week) per herkomstland (asielmigran-ten), cohort ’95-’99 in %, naar verblijfsjaren in Nederland

Bron: CBS

In figuur 4.5 is de arbeidsmarktparticipatie weergegeven voor migranten met en zonder Nederlands diploma (voortgezet onderwijs of hoger onderwijs). Hier blijkt duidelijk dat een Nederlands diploma bijdraagt aan de arbeidsmarktparticipatie. De groep met een Nederlands diploma is vaak ook de groep die de Nederlandse taal goed beheerst, aangezien dit veelal nodig is om een opleiding in Nederland met succes af te ronden. Interessant is ook het verschil tussen asiel- en gezinsmigran- ten met een diploma. Na zes jaar verblijf in Nederland zien we nog een gat van on-geveer 10 procentpunten in het voordeel van gezinsmigranten. Maar ook hier zien we dat dit gat verdwijnt na een verblijf van tien jaar. Voor zowel asiel- als gezins-migranten met een Nederlands diploma op zak, geldt dan dat de participatie op de arbeidsmarkt rond de 85% ligt. Dit is vergelijkbaar met het participatiecijfer van autochtonen met een diploma. Kortom, voor asiel- en gezinsmigranten is een Nederlands diploma zeer belangrijk voor hun arbeidsmarktparticipatie. Tegelijkertijd is maar 8% van de asielmigranten van dit cohort er in geslaagd om een Nederlands diploma te behalen (zie tevens tabel 4.1).

Figuur 4.5 Werkzaam (>8 uur per week) naar Nederlands diploma, cohort ’95-’99 in %, naar verblijfsjaren in Nederland (selectie 18-40 jaar bij statusverlening)a

a Door een te laag aantal niet-westerse arbeidsmigranten met Nederlands diploma kon deze groep niet worden opgenomen in de analyse.

Bro n: CBS

In document Een kwestie van tijd? (pagina 65-70)