• No results found

Ontwikkeling varkensstapel volgens twee scenario's

In paragraaf 3.2 is op basis van bestaande studies onderzocht welke ontwikke" lingen in de veestapel (van varkens, pluimvee en melkvee) verwacht kunnen wor" den en wat de overeenkomsten en verschillen zijn geweest tussen deze studies. In deze paragraaf zal voor de varkenshouderij bij gunstige en ongunstige exter" ne ontwikkelingen een schatting gemaakt worden van het aantal zeugen en vleesvarkens in 2020. Hierbij spelen twee zaken een belangrijke rol, namelijk de mate waarin de sector een terugval krijgt in 2013 in verband met de benodigde investeringen voor de milieu" en dierenwelzijnmaatregelen en de mate waarin de resterende bedrijven vanaf 2013 zullen uitbreiden. De ontwikkeling van de var" kensstapel tussen 2009 en 2020 is geschat op basis van de in paragraaf 3.2 genoemde ontwikkelingen en drijvende krachten. Hiervoor zijn twee scenario's gedefinieerd, een drastisch en een gematigd scenario.

De ontwikkelde scenario's zijn modelmatig niet meer doorgerekend met mo" dellen. De resultaten zijn afgeleid van modeluitkomsten uit eerder onderzoek in combinatie met expertkennis.

3.3.1 Scenario 1: drastisch

Per 2013 is er een (vrijwel) volledige implementatie van de welzijns" en milieuei" sen varkenshouderij. Alleen bedrijven die aangeven te stoppen, kunnen met be" perkte emissiebeperkende maatregelen door tot 2020. Deze bedrijven moeten wel voldoen aan eisen aan groepshuisvesting. Mogelijk wordt dit ingevuld door een lichte krimp van aantal zeugen ("12%).

41 Baltussen et al. Verwachten dat indien alle milieu" en welzijnsmaatregelen in

2013 uitgevoerd moeten worden, een krimp van minimaal 60% zeugen en 32% vleesvarkens ten opzichte van de aantallen in 2008. Er is in die studie geen schatting gegeven voor de situatie met afgezwakte welzijnseisen voor de vlees" varkens en biggen (oppervlakte"eis en spleetbreedte van de roosters), zoals die intussen door de minister van LNV zijn voorgesteld. Aangenomen mag worden dat dit vooral voor de vleesvarkens een gunstiger beeld zal geven. Verder zal de versoepeling voor de stoppers de berekende krimp nog iets afzwakken, want ze kunnen tot 2020 verder gaan met bedrijfsvoering, mits ze voldoen aan de re" gelgeving. Bovendien is mogelijk onvoldoende rekening gehouden met de inves" teringen in luchtwassers die al zijn gedaan. Dit kan er toe leiden dat de krimp van de zeugenstapel minder groot zal zijn, 40 in plaats van 60%.

Dat per 2015 de rechten wegvallen, heeft voor individuele ondernemers tot gevolg dat ze gemakkelijker kunnen investeren in bedrijfsuitbreiding in combina" tie met milieu" en welzijnsmaatregelen. Uit studie van Baltussen et al., 2010 blijkt dat bij gemiddelde gerealiseerde opbrengstprijzen van de afgelopen drie jaar de financieringscapaciteit van veel bedrijven tekort schieten om alle voor" genomen maatregelen te kunnen uitvoeren. Echter, aangenomen mag worden dat de waarde van de rechten vóór 2015 al laag zal zijn, omdat er door de krimp het aanbod van dierrechten veel groter is dan de vraag. Als er nog sprake is van een marktwaarde van de rechten, zal naar verwachting een verdere waar" dedaling naar nul pas laat plaatsvinden, omdat ondernemers rekening houden met het oprekken van de datum van 2015 waarop de dierrechten komen te ver" vallen. Door de ingeschatte krimp is mestafzet ook geen probleem meer, hoe" wel er nog geen sprake is van een mestmarkt waarbij akkerbouwers netto betalen voor de aanvoer van mest zoals door Vrolijk et al. (2010) is doorgere" kend.

Verdere bedrijfsontwikkeling

Aangenomen wordt dat bedrijven die 2013 overleven, tot 2020 zullen doorgaan (er is dus een versnelde afname van het aantal bedrijven tot 2013 en daarna een stabiel aantal). Ingeschat wordt dat in dit drastische scenario in 2013 de zeugenstapel daalt met circa 40% en het aantal vleesvarkens vermindert met 25%.

Een deel van de bedrijven zal in de jaren erna echter uitbreiden. Uit cijfers uit de landbouwtelling blijkt dat gespecialiseerde varkensbedrijven die zowel in 1990 als in 2009 bestonden, een gemiddelde jaarlijkse groei hebben door" gemaakt van 2,4% bij de zeugen en van 3,1% bij de vleesvarkens. Voor dit dras"

42

tische scenario wordt uitgegaan van een jaarlijkse groei van de bedrijven van gemiddeld 2% per jaar.

Dit resulteert in 2020 in een omvang van de zeugenstapel van circa 70% van het aantal in 2010 en van 86% van de vleesvarkenstapel. Van de groep circa 2.750 à 3.000 perspectiefvolle bedrijven die goede technische resultaten beha" len, zal een deel na een aantal jaren van goede prijzen weer voldoende financie" ringscapaciteit hebben om te kunnen groeien. En dit leidt tot een toename van de varkensstapel vanaf 2013. Dit ook tegen de achtergrond dat ondanks de slechte opbrengstprijzen in de afgelopen 2 à 3 jaar het aantal varkens is ge" groeid tot bijna 100% benutting van de varkensrechten.

3.3.2 Scenario 2: gematigd

Een meer gematigd scenario is denkbaar, waarin wordt verondersteld dat het creatieve vermogen van de ondernemers wordt geprikkeld en dat er met behulp van ketenpartijen of banken meer financiële armslag is voor bedrijven die door willen gaan met de varkenshouderij.

Ook een situatie waarin de mestmarkt redelijk in evenwicht is doordat er ruimte op de buitenlandse afzetmarkt is gekomen voor de afzet van bewerkte en behandelde varkensmest en door het beschikbaar komen van een tweede centrale voor de verbranding van pluimveemest in Nederland. Dit zal de mestaf" zetprijs op een redelijk niveau houden. Voor de zeugenhouderij is verondersteld dat veel bedrijven die de productie willen voortzetten gaan uitbreiden als ze overschakelen op groepshuisvesting. Hierdoor is de daling in aantal zeugen in Nederland beperkt. Een ander punt wat hierin mee kan spelen, is dat grote on" dernemers via voergeldcontracten bestaande bedrijven kunnen ondersteunen, met het oog op latere consolidatie.

Gelet op bovenstaande ontwikkelingen wordt er in dit scenario van uitgegaan dat het aantal zeugen en het aantal vleesvarkens in 2013 daalt met 15%. Na 2013 zal ook een deel van de bedrijven uitbreiden. In dit scenario is veronder" steld dat de jaarlijkse groei van de bedrijven gemiddeld 4% per jaar bedraagt. Dit resulteert dan in een omvang van de zeugenstapel en vleesvarkenstapel in 2020 van 112% van het aantal in 2010.

43 3.3.3 Ontwikkeling aantal varkens in beide scenario's

Figuur 3.1 en tabel 3.2 laten de ontwikkelingen zien van het aantal varkens in het drastisch en gematigde scenario. De beide scenario's per bedrijfstak geven een schatting van de bandbreedte waarbinnen de ontwikkeling zou kunnen plaatsvinden. De bandbreedte omvat zowel een verschillende mate van krimp in 2013, als een verschillende mate van uitbreiding van bedrijven. Bij zowel de zeugen als bij vleesvarkens lijkt het mogelijk dat het aantal dieren in 2020 hoger ligt dan het huidige aantal. Hoe groot de kans hierop is, is moeilijk aan te geven.

Figuur 3.1 Ontwikkeling van het aantal zeugen en het aantal vleesvarkens bij beide scenario's (basis 2010=100)

0% 20% 4 0% 60% 80% 100% 120% 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Zeugen aangepast Drast isch 2% Zeugen aangepast Gemat igd 4 %

0% 20% 4 0% 60% 80% 100% 120% 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 V leesv arkens Drast isch 2% V leesv arkens Gemat igd 4 %

44

Tabel 3.2 Verwachte ontwikkeling van het aantal vleesvarkens en zeugen tot 2015 en 2020 bij een gematigd en drastisch scenario (in percentage van de aantallen in 2009)

2015 2020

Scenario

zeugen vleesvarkens zeugen vleesvarkens

Gematigd 92 92 112 112

Drastisch 62 78 69 86