• No results found

4.5 De inzet van Wonderlab-bijeenkomsten

4.5.3 Ontwikkeling, uitvoering en opbrengsten

In de voorbereiding heeft de onderzoeker samen met Leget het programma voor de beide bijeenkomsten uitgewerkt (zie bijlage 12 en 13). De beschrijving van Hansen (2015) is als uitgangspunt gebruikt, maar er zijn ook aanvullende werkvormen ingezet. De belangrijkste daarvan was de oefening ‘kapittelen’ uit het boek Vrije ruimte, filosoferen in organisaties (Kessels, Boers & Mostert, 2003). Deze oefening werd gebruikt om het tempo van

uitwisseling in het eerste gesprek van elke bijeenkomst te vertragen en zodoende een houding van bedachtzaamheid en verwondering te stimuleren.

De bijeenkomsten vonden plaats op twee woensdagavonden in het ziekenhuis en waren gescheiden door een periode van drie weken. De bijeenkomsten werden geleid door Leget en de onderzoeker was aanwezig voor het doen van observaties en aanvullende gespreksbegeleiding. Ook opende en sloot hij de laatste de bijeenkomsten. Van de

bijeenkomsten werden audio-opnamen gemaakt met toestemming van de deelnemers. De voor dit onderzoek relevante momenten uit de bijeenkomsten zijn getranscribeerd.

Met het oog op het onderzoek naar de geleefde ervaring van artsen met

machteloosheid worden hieronder een aantal zaken uitgelicht die relevant zijn voor de bevindingen van het onderzoek. Overige zaken met betrekking tot de uitvoering, de

ervaringen met de methode, de ervaringen van de deelnemers (voor zover niet relevant voor het onderzoek), de verdere opbrengsten en evaluatie van het Wonderlab worden buiten beschouwing gelaten in deze masterthesis.

Tijdens de eerste bijeenkomst is de deelnemers gevraagd naar een ervaring naar aanleiding van de vraag:

‘Kun je je een ervaring herinneren waar je aan de grens van kwam van wat je kan doen als dokter?’

51 Elk van de vijf deelnemers heeft een ervaring gedeeld in de groep. Over deze ervaringen werd uitgewisseld, waarbij de gespreksleider de onderzoekende houding vanuit verwondering bewaakte en stimuleerde. Dit gesprek is geheel getranscribeerd (WL1). Twee respondenten brachten een ervaring in waarover zij ook in het interview hadden verteld. De aanvullende opmerkingen/informatie is verwerkt in het gemaakte verhaal. Van een van de verhalen die in deze bijeenkomst werd verteld, is ook een evocatief verhaal (WL1 R1 V1) geschreven volgens de hierboven beschreven werkwijze.

De tweede bijeenkomst stond in het teken van uitwisseling naar aanleiding een

meegebracht (kunst)werk door de deelnemers. Aan het einde van de eerste bijeenkomst waren de deelnemers gevraagd een ‘werk’ mee te nemen waarin zij het thema van hun eigen

ervaring, of die van de gezamenlijk besproken ervaring, mee te nemen. Vier van vijf deelnemers brachten iets mee: een foto van een standbeeld, twee muziekstukken en een fragment uit een show van een cabaretier. Al deze ‘werken’ werden om beurten getoond/ten gehore gebracht, allen voorzien van een korte inleiding van de deelnemer. Vervolgens werd er uitgewisseld over wat dit ‘werk’ bij de toehoorders opriep en wat dit vervolgens te zeggen had over het thema van de grens. Het beeld en de muziekstukken en de wijze waarop ze geduid werden tijdens de bijeenkomsten zijn vervolgens gebruikt als aanvullend op de reflecties in de analyse en het schrijven van de bevindingen (zie § 5.2).

Tot slot een opmerking over de sfeer en wijze waarop er gesproken is in de

bijeenkomsten. De onderzoeker viel een verschil in sfeer op tussen de bijeenkomsten en de interviews. Dit werd direct zichtbaar in wijze waarop deelnemers gekleed waren: op de dienstdoende arts na kwam iedereen in eigen kleding. Daarnaast kwamen deze artsen ook speciaal van huis naar het ziekenhuis voor deze bijeenkomst. De bijeenkomst vond plaats in een vergaderzaal, waarbij de tafels opzijgeschoven waren en deelnemers in een kring van stoelen zaten. Deze informele setting paste goed bij de verschillende oefeningen waarin deelnemers zichzelf ook verrasten over het persoonlijke karakter van de zaken die ze elkaar toevertrouwende tijdens de gesprekken. De gesprekleiding heeft hierop ook grote invloed gehad; althans in het afremmen van rationalisering, het zoeken naar verklaringen en het stimuleren van het zich verwonderen en het focussen bij de ervaring/beleving. Opvallend is dat deze socratisch/fenomenologische houding tijdens de eerste bijeenkomst ook door de deelnemers zelf werd opgepakt, bijvoorbeeld doordat men elkaar hierop ging aanspreken. Zo werd het woord ‘verwondering’, waarbij ze tegelijk aangaven dat vaag te vinden, een soort codewoord voor het soort zoeken dat de groep met elkaar ontwikkelde. Ook in de tweede

52

bijeenkomst kwam dit naar voren doordat de deelnemers in de keuze voor hun (kunst)werk niet alleen de grenservaring als leidend hadden genomen, maar ook de mate waarin dit ‘werk’ uitdrukking gaf aan de verwondering over het thema.

53

5 Bevindingen

In dit hoofdstuk worden de bevindingen uit het empirische onderzoek gepresenteerd. Daarmee wordt een antwoord gegeven op de tweede deelvraag van deze thesis: Wat is de geleefde

ervaring van machteloosheid bij klinisch geriaters in de zorg voor oudere patiënten in een ziekenhuis? Allereest worden de bevindingen uit de analyse van de evocatieve verhalen

(gebaseerd op de interviews met artsen) gepresenteerd. Deze verhalen vormen tegelijk een resultaat op zichzelf omdat ze op aansprekende en exemplarische wijze de geleefde ervaring van het fenomeen machteloosheid van de arts zichtbaar maken. Om die reden zijn alle zes de evocatieve verhalen voor de lezer in de bijlagen van dit onderzoek opgenomen (zie bijlage 14). Na het bespreken van de betekenissen uit de verhalen worden een aantal van de uitkomsten uit de Wonderlab-bijeenkomsten gepresenteerd.