• No results found

ontwikkelde tot een vorm van geschiedschrijving die de socialistische politieke eisen historisch zou kunnen onderbouwen140

In document Jo Tollebeek, De toga van Fruin · dbnl (pagina 104-107)

Deze woorden waren niet zozeer aan vakgenoten als de beide Mullers, als wel aan

de marxistische historici en theoretici gericht. Bloks na de eeuwwisseling steeds

duidelijker wordende afkeer van het historisch materialisme maakte hem er bijzonder

oplettend voor dat het eigen geesteskind, de sociale geschiedenis, zich niet

ontwikkelde tot een vorm van geschiedschrijving die de socialistische politieke eisen

historisch zou kunnen onderbouwen

140

. Deze defensieve houding moet worden

beschreven tegen de achtergrond van zijn oordeel over de politieke sociaal-democratie.

Eindnoten:

82 Fruin-correspondentie, nrs.328 en 391-392.

83 H. BRUGMANS, Levensbericht van P.J. Blok, p.1. Vgl. ondermeerJ. HUIZINGA, Prof. Dr. P.J.

Blok; bij zijn zilveren jubileum, - VW, dl.VI, p.321-323.

84 Fruin-correspondentie, nr.418: R. Fruin aan Blok, 7 nov. 1893. Fruin liet zich zelfs ontvallen:

‘Bij het beoefenen der geschiedenis komt aan de verbeelding een zoo groote taak ten laste!’ 85 Necrologie Dr. P.J. Blok, - Jaarboek der Rijksuniversiteit te Leiden, 1930, p.155.

86 LUB, BPL2991: H.Th. Colenbrander aan Blok, 31 jan. 1907.

87 Fruin-correspondentie, nr.418 enJ. HUIZINGA, Prof. Dr. P.J. Blok; bij zijn zilveren jubileum, p.322.

88 M.G. DE BOER, Recensie van P.J. Blok, Geschiedenis van het Nederlandsche volk, Derde druk,

dl.I en II, - TvG, 40(1925), p.275-276;N. JAPIKSE, Nederlandsche historische literatuur, - BVGO, 1924, reeks 6, dl.I, p.163-165 enLUB, BPL2984/1 (2e gedeelte), met briefwisseling van Lamprecht (1899-1902).

89 E.H. KOSSMANN, De Lage Landen 1780-1980. Twee eeuwen Nederland en België,

Amsterdam-Brussel, dl.I, 1986, p.361. In Frankrijk verscheen in dezelfde periode de Histoire

90 P.J. BLOK, Geschiedenis van het Nederlandsche Volk, dl.IV, 19263

, p.VI.

91 ID., Een nieuwe staatkundige geschiedenis van Nederland, - De Nederlandsche Spectator, 1890, nr.35, p.293. Op 25 jan. 1885 schreef Blok Fruin over Huet: ‘Zijne manier van werken is de onze niet’ (Fruin-correspondentie, nr.293). In zijn Geschichtschreibung in Holland noemde Blok Huet niet eens.

92 Cfr.ID., Afscheidsrede, p.13-14. Blok geeft er een wat verwrongen beeld van de

ontstaansgeschiedenis van zijn Geschiedenis. Vgl. de kritiek op Fruin en op de kerkhistoricus Acquoy inID., De Historische School, p.117.

93 P.B.M. BLAAS, De prikkelbaarheid van een kleine natie, p.287-288.

94 P.J. BLOK, Afscheidsrede, p.5 en p.12-14. De term ‘Nationalbiographie’ is ontleend aanH.W. VON DER DUNK, Neuzeit-Geschichtsforschung in den Niederlanden seit 1945, - Archiv für

Sozialgeschichte, 27 (1987), p.456.

95 Cfr. ondermeer Bloks rectorale rede:P.J. BLOK, De Leidsche Hoogeschool honderd jaar geleden.

Rede, Leiden, 1911, met name p.27-28 enH. BRUGMANS, Petrus Johannes Blok. (In memoriam),

- Nieuwe Rotterdamsche Courant, 25 okt. 1929, ochtendbl. A, p.2.

96 LUB, BPL2983/1: Lessen aan de Koningin (cfr. ook Fruin-correspondentie, nrs.455, 457-458, 460 en 463) enP.J. BLOK, Afscheidsrede, p.15.

97 ID., Het doel van de beoefening der geschiedenis, p.17-18. 98 ID., Geschiedenis van het Nederlandsche Volk, dl.II, 19243

, p.664.

99 Vgl.ID., Toespraak gehouden tot Hare Majesteit de Koningin, bij gelegenheid van de opening

der geschiedkundige tentoonstelling van het Nederlandsche Zeewezen op den 16denjuli 1900,

's Gravenhage, 1900.

100 ID., Geschiedenis van het Nederlandsche Volk, dl.II, 19243

, p.VII. Cfr.I.H. GOSSES, Levensbericht

van Petrus Johannes Blok, p.122.

101 P.J. BLOK, Gijsbert Karel en de zijnen enID., Nabetrachting, - Onze Eeuw, 13 (1913), dl.IV, p.157-163 en p.325-336.

102 M. KUITENBROUWER, Nederland en de opkomst van het moderne imperialisme. Koloniën en

buitenlandse politiek 1870-1902, Amsterdam-Dieren, 1985, p.160-164 (met name p.163).

103 OndermeerLUB, BPL2647;BPL2983/2: Over Zuid-Afrika (27 sept. 1900);BPL298811/3;BPL

298811/15 enBPL2994. Cfr.M. KUITENBROUWER, Nederland en de opkomst van het moderne

imperialisme, p.184-185 en p.190.

104 OndermeerP.J. BLOK, Het Congres te Kortrijk, - Onze Eeuw, 2 (1902), dl.IV, p.709-733 enLUB, BPL298811/12 en 18.

105 Cfr. ondermeerID., Buitenland, - Onze Eeuw, 15 (1915), dl.IV, p.141-144 en 16 (1916), dl.I, p.141-145, p.302-305, p.464-467 en dl.IV, p.309-311 en p.469-473. Vgl. de ‘permanente eierdans’ waartoe de Nederlandse regering in deze situatie werd gedwongen (H.W. VON DER DUNK, Nederland ten tijde van de eerste wereldoorlog, -NAGN, dl.XIV, 1979, p.40-52 enC. SMIT, Waarom bleef Nederland buiten de eerste wereldoorlog?, -ID., Tien studiën betreffende

Nederland in de Eerste Wereldoorlog, Groningen, 1975, p.15-26).

106 ID., Nederland en de mogendheden, - Onze Eeuw, 16 (1916), dl.III, p.169-173.

107 Vgl. de rol van de Rembrandt-revival:P.B.M. BLAAS, De Gouden Eeuw: Overleefd en Herleefd.

Kanttekeningen bij het beeldvormingsproces in de 19de eeuw, - De Negentiende Eeuw, 9 (1985),

p.119-127.

108 VooralP.J. BLOK, Nederland en de mogendheden, p.173-180. In deze tekst verwees hij ook naar Pirennes Histoire de Belgique, waarin een soortgelijke ‘historische’ rol werd toegeschreven aan het Belgische volk (cfr.H. PIRENNE, Histoire de Belgique, Brussel, dl.I, 1900, p.VIII-IX: België werd er omschreven - in de woorden van Lamprecht - als ‘un microcosme de l'Europe

occidentale’). De oorlogsomstandigheden hadden er volgens Blok echter toe geleid dat België

deze taak niet meer kon vervullen (p.179). Vgl.P.J. BLOK, Geschiedenis van het Nederlandsche

Volk, dl.IV, 19263, p.538.

109 Cfr.LUB, BPL2983/2: openingscollege van 6 okt. 1921. Vgl. reedsID., Duitschland en Nederland, p.435.

110 ID., Geschiedenis van het Nederlandsche Volk, dl.IV, 19263, p.563. Vgl. slechtsID., Aard en

wording van den Nederlandschen Stam, - Gedenkboek van het Algemeen Nederlandsch Verbond bij gelegenheid van zijn 25-jarig bestaan 1898-mei-1923. Geschiedenis en invloed van den Nederlandschen Stam, Dordrecht, 1923, p.44-61. Voor Blok en het Belgisch annexionisme:

111 OndermeerID., Rede gehouden op 2 october 1924 in de Pieterskerk te Leiden ter gelegenheid

van de 35oste herdenking van Leiden's Ontzet, Leiden, [1924], p.3-4.

112 ID., Feestrede bij gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het Genootschap, p.5-23 (vooral begin en slot).

113 ID., Nabetrachting, p.336.

114 ID., De slag op de Mookerheide, -ID., Verspreide studiën, p.154-171 enID., Historische critiek,

- De Tijdspiegel, 3 (1891), p.343-355. Cfr.W. OTTERSPEER, De Leidse School. De leerstoel

vaderlandse geschiedenis, 1860-1925, -ID.(uitg.), Een universiteit herleeft.

Wetenschapsbeoefening aan de Leidse Universiteit vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw, Leiden, 1984, p.51. Vgl. Bloks herdenking van Luther in 1917 inLUB, BPL2983/2. 115 C.H.TH. BUSSEMAKER, De opleiding, p.18-19 enID., Meer toelichting gewenscht, p.307. 116 P.J. BLOK, De moord van 1584, p.163-165 enID., De godsdienst van Willem van Oranje, -ID.,

Verspreide studiën, p.126-153 (uit 1886, het jaar van de Doleantie). Vgl.P.B.M. BLAAS, Tussen

twee herdenkingsjaren (1884-1933). Het beeld van Willem van Oranje in de wetenschappelijke geschiedschrijving rond 1900, -E.O.G. HAITSMA MULIERenA.E.M. JANSSEN(red.), Willem van

Oranje in de historie, p.147-149.

117 P.J. BLOK, Oranje en de Unie van Utrecht, -BVGO, 1920, reeks 5, dl.VII, p.1-15. 118 OndermeerLUB, BPL2985/10 (over Oranjes plan Alva te vermoorden).

119 Cfr. de anecdote inR. FRUIN, Geschiedenis der Staatsinstellingen in Nederland tot den val der

Republiek, uitg.H.TH. COLENBRANDERen inl.I.H. SCHÖFFER, 's-Gravenhage, 19802, p.VII en

LUB, BPL2983/1.2, p.28.

120 OndermeerP.J. BLOK, Rede gehouden op 2 october 1924, p.4. 121 Cfr.ID., De geschiedenis als sociale wetenschap, p.30-31. 122 ID., Geschiedenis van het Nederlandsche Volk, dl.I, 19233

, p.6-7. Blok sprak in deze Inleiding niet van een ‘sociale geschiedenis’, maar wel van een ‘algemeene geschiedenis’.

123 J. HUIZINGA, Prof. Dr. P.J. Blok; bij zijn zilveren jubileum, p.321 enH. BRUGMANS, Levensbericht

van P.J. Blok, p.2.

124 P.J. BLOK, Geschiedenis van het Nederlandsche Volk, dl.II, 19243, p.594-622.

125 Cfr. vooralJ. DHONDT, Henri Pirenne: historien des institutions urbaines, -ID., Machten en

Mensen, Gent, 1976, p.53-119 (met name p.96-102), een opvallend kritische studie temidden

van de talloze Pirenne-hagiografieën. Voor de historiografische context:P. GUERIN, La condition

de l'historien et l'histoire nationale en Belgique à la fin du 19e et au début du 20e siècle, - Storia della Storiografia, 11 (1987), p.64-103.

126 OndermeerH. BRUGMANS, Een geschiedenis van België, - De Nederlandsche Spectator, 1900, nr.43, p.342-344;H.TH. COLENBRANDER, Zestiende eeuw enID., Hedendaagse geschiedschrijvers, -ID., Historie en Leven, Amsterdam dl.III, [1920], p.47-56 en p.207-213 (uit 1907) enG.W. KERNKAMP, Henri Pirenne, -ID., Van Menschen en Tijden, dl.I: Studiën over geschiedschrijvers, Haarlem, 1931, p.206-240 (uit 1912) enID., Levensbericht van Henri Pirenne, - Jaarboek der

Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam, 1935-1936, p.249-254. De contacten

tussen Pirenne en de Nederlandse historici verliepen veelal via S. Muller Fz., op wiens voorstel Pirenne trouwens reeds in 1894 lid van het Utrechtse Historisch Genootschap was geworden (cfr.BR. LYON, Henri Pirenne. A biographical and intellectual Study, Gent, 1974, passim). 127 La correspondance entre G. Kurth et H. Pirenne (1880-1893), uitg.P. RION, - Handelingen van

de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 152 (1986), p.184-188 en p.220-221 (citaat

p.220).

128 H. PIRENNE, Histoire de Belgique, dl. I, 1900, p.XI en p.155-156. Voor de groei van de sociaal-economische geschiedenis in België:J.A. VAN HOUTTEenE. STOLS, De geschiedenis van

de economische en sociale geschiedschrijving in België, -H. BAUDETenH. VAN DER MEULEN

(red.), Kernproblemen der economische geschiedenis, Groningen, 1978, p.356-366.

129 P.L. MULLER, Blok's derde deel, - De Nederlandsche Spectator, 1896, nr.38, p.305 (vgl.ID., De

onderlinge verhouding van algemeene en speciale geschiedenis, en beider beoefening hier te lande, - Verslag van de Algemeene Vergadering der leden van het Historisch Genootschap,

1897, p.81-88). Blok nam een postume wraak door Muller zelf een thematische verbreding in de schoenen te schuiven:P.J. BLOK, Pieter Lodewijk Muller, p.432.

130 C.H.TH. BUSSEMAKER, Meer toelichting gewenscht, p.307-308.

131 Fruin-correspondentie, nrs.273 en 392 enS. MULLER FZ., Jan Wagenaar's opvolger,

132 H. BRUGMANS, Levensbericht van P.J. Blok, p.19-21 enID., Blok's Vijfde Deel, - Nieuwe

Rotterdamsche Courant, 21 dec. 1901, eerste blad C, p.2. Vgl. het scherpereID., Geschiedenis

van Nederland onder de regeering van Koningin Wilhelmina, Amsterdam, 1938, p.230-231.

De altijd beleefde Brugmans voelde zich toen - in 1938 - wellicht minder geremd: Blok was al bijna tien jaar overleden.

133 Cfr.LUB, BPL2983/2: Studie der geschiedenis en Fruin-correspondentie, nr.328. 134 I.H. GOSSES, Levensbericht van Petrus Johannes Blok, p.127-131.

135 P.J. BLOK, Afscheidsrede, p.20.

136 ID., Willem de Eerste, Prins van Oranje, Amsterdam, 2 dln., 1919-1920;ID., Frederik Hendrik,

Prins van Oranje, Amsterdam, 1924 enID., Michiel Adriaanszoon de Ruyter, 's-Gravenhage, 19302(eerste uitg. 1928). Blok werkte tot zijn dood nog aan een biografie over Maurits: cfr.

LUB, BPL2985/24.

137 Vgl.P.B.M. BLAAS, De prikkelbaarheid van een kleine natie, p.288. 138 P.J. BLOK, Geschiedenis van het Nederlandsche Volk, dl.III, 19253

, p.V. Vgl.H.TH. COLENBRANDER, Eerherstel der staatkundige geschiedenis, Den Haag, 1925. 139 P.J. BLOK, Geschiedenis van het Nederlandsche Volk, dl.IV, 19263, p.VI.

140 Mogelijk stond het lot van Lamprecht hem hierbij voor ogen. De Duitse historicus was natuurlijk geen marxist, maar werd er in het vuur van het gevecht rond zijn werk wel eens voor uitgekreten, ondermeer door F. Rachfahl en één der dei minores F. Aly (J. ROMEIN, Op het breukvlak van

twee eeuwen, p.580).

4. Bloks antwoord op het historisch materialisme: onpartijdigheid

en evenredigheid

In document Jo Tollebeek, De toga van Fruin · dbnl (pagina 104-107)