Hoofdstuk I Inleidende regels 3
Artikel 11 Ontspanning en Vermaak (OV)
Bestemmingsomschrijving
1. De op de plankaart voor Ontspanning en Vermaak (OV) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. ter plaatse van de aanduiding "museum (mu)": een museum;
alsmede voor:
b. archeologisch waardevol gebied zoals bedoeld in artikel 15;
c. beschermd dorpsgezicht zoals bedoeld in artikel 16;
d. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzienin-gen, groenvoorzieninnutsvoorzienin-gen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;
met dien verstande dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan.
Bouwregels
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. gebouwen;
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen:
gebouwen en overkappingen
a. gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
b. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag binnen het bouwvlak niet meer dan 2 m bedragen en buiten het bouwvlak niet meer dan 1 m bedragen;
d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 12 Tuin (T)
Bestemmingsomschrijving
1. De op de plankaart voor Tuin (T) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
alsmede voor:
b. archeologisch waardevol gebied zoals bedoeld in artikel 15;
c. beschermd dorpsgezicht zoals bedoeld in artikel 16.
Bouwregels
2. Op de gronden zijn ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebou-wen zijnde, toegestaan.
3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen:
a. de hoogte van erf- en perceelafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1 m bedragen en elders ten hoogste 2 m;
b. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de hoogte van erf- en perceelafscheidingen in zijtuinen grenzend aan een weg ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat:
- de hoogte van 2 m uitsluitend is toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw;
- indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is gelegen in het verlengde van de zij-gevel en de zijdelingse perceelsgrens minder dan 5 m bedraagt, de afstand tot de per-ceelsgrens minimaal 1 m moet bedragen;
- indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is gelegen in het verlengde van de zij-gevel en de zijdelingse perceelsgrens tussen de 5 en 10 m bedraagt, de afstand tot de perceelsgrens minimaal 2 m moet bedragen;
- indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is gelegen in het verlengde van de - zijgevel en de zijdelingse perceelsgrens ten minste 10 m bedraagt, de afstand tot de
perceelgrens minimaal 3 m moet bedragen;
c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 1 m bedra-gen.
Artikel 13 Verkeer (V)
Bestemmingsomschrijving
1. De op de plankaart voor Verkeer (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, waarbij voor het aantal opstelstroken en busstroken niet worden meegeteld;
b. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen, zoals het gebruik voor terrassen bij horecabedrijven;
alsmede voor:
c. evenementen;
d. beschermd dorpsgezicht zoals bedoeld in artikel 16;
e. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, nuts-voorzieningen, groennuts-voorzieningen, parkeernuts-voorzieningen, fietsenstallingen, reclame-uitingen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
Bouwregels
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. terrasafscheidingen met een maximale hoogte van 1 m;
b. lantaarnpalen met een maximale hoogte van 9 m;
c. overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, met een maximale hoogte van 2,5 m;
d. nutsgebouwen met een maximale hoogte van 2,5 m, met dien verstande dat de maximale hoogte ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening (nu)" ten hoogste 4 m mag bedra-gen.
Artikel 14 Wonen-1 (W-1)
Bestemmingsomschrijving
1. De op de plankaart voor Wonen-1 (W-1) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroe-pen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
alsmede voor:
b. archeologisch waardevol gebied zoals bedoeld in artikel 15;
c. beschermd dorpsgezicht zoals bedoeld in artikel 16.
2. Onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige acti-viteiten, in samenhang met het wonen, wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen en de daarbij behorende bebouwing door de bewoner ten behoeve van aan-huis-gebonden be-roepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige be-drijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, in-clusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m²;
b. ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige acti-viteiten in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien;
c. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezon-derd beperkte verkoop die ondergeschikt is en gelieerd aan de uitoefening van de betrok-ken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
Bouwregels
3. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen;
b. bijgebouwen;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van zwembaden, paardenbakken, bouwwerken voor mestopslag, tredmolens en lichtmasten.
4. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende bepalingen:
algemeen
a. het bouwperceel mag ten hoogste voor 35% worden bebouwd met gebouwen en overkap-pingen;
b. het gestelde onder sub a geldt niet ter plaatse van de aanduiding "gestapeld (g)";
hoofdgebouwen
c. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
d. per bouwvlak is ten hoogste 1 woning toegestaan;
e. het gestelde onder sub d geldt niet ter plaatse van de aanduiding "gestapeld (g)";
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
f. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse per-ceelsgrens dient ten minste 2 m te bedragen;
g. in afwijking van het bepaalde onder sub f mogen vrijstaande bijgebouwen in of op een af-stand van ten minste 1 m tot de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd;
h. in afwijking van het bepaalde onder sub f mogen bij percelen met een breedte van minder dan 15 m, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in of op een afstand van ten minste 1 m tot de zijdelingse perceelgrenzen worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw ten minste 5 m dient te bedragen;
i. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50 m² met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het gezamenlijke zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
j. in afwijking van het bepaalde onder sub i mag de maximale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bouwpercelen met een oppervlakte:
- tussen de 500 m² en 600 m² : ten hoogste 55 m² bedragen;
- tussen de 600 m² en 700 m² : ten hoogste 60 m² bedragen;
- tussen de 700 m² en 800 m² : ten hoogste 65 m² bedragen;
- tussen de 800 m² en 900 m² : ten hoogste 70 m² bedragen;
- vanaf 900 m² : ten hoogste 75 m² bedragen;
k. de oppervlakte per vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 50 m²;
l. de diepte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkapping aan de achtergevel van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw;
m. de breedte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkap-ping mag ten hoogste 3,5 m bedragen gemeten vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw;
n. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m;
o. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoog-ste 3 m en de bouwhoogte ten hooghoog-ste 5 m bedragen;
p. vrijstaande bijgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap;
q. bijgebouwen mogen niet voorzien worden van dakkapellen, dakopbouwen of gevelopbou-wen;
r. bij een platte afdekking mogen de maximale hoogten, zoals bepaald in sub n worden over-schreden ten behoeve van lichtkappen met een oppervlakte van ten hoogste ⅓ van de op-pervlakte van het dakvlak en tot een hoogte van 1 m;
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
s. de hoogte van erf- en perceelafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1 m bedragen en elders ten hoogste 2 m;
t. in afwijking van het bepaalde in sub s mag de hoogte van erf- en perceelafscheidingen in zijtuinen grenzend aan een weg ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat:
- de hoogte van 2 m uitsluitend is toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw;
- indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is gelegen in het verlengde van de zij-gevel en de zijdelingse perceelsgrens minder dan 5 m bedraagt, de afstand tot de per-ceelsgrens minimaal 1 m moet bedragen;
- indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is gelegen in het verlengde van de zij-gevel en de zijdelingse perceelsgrens tussen de 5 en 10 m bedraagt, de afstand tot de perceelsgrens minimaal 2 m moet bedragen;
- indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is gelegen in het verlengde van de - zijgevel en de zijdelingse perceelsgrens ten minste 10 m bedraagt, de afstand tot de
perceelgrens minimaal 3 m moet bedragen;
u. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.
Ontheffing van de bouwregels
5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4 sub n ten behoeve van een kap op aan- en uitbouwen, met dien verstande dat:
a. ontheffing uitsluitend is toegestaan indien een kap in verband met afstemming op de karakteristiek van de woning, wenselijk is;
b. de goothoogte van de aan- of uitbouw en het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de in lid 4 sub n genoemde bouwhoogte en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
c. ontheffing niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de gebruikswaarde van nabu-rige erven;
d. de adviesprocedure zoals opgenomen in artikel 16 lid 8 van toepassing is.
Specifieke gebruiksregels 6. Het is verboden om:
a. bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als slaapgelegenheid;
b. gronden in gebruik te nemen/hebben of te laten gebruiken voor paardenbakken en mest-opslag;
c. gebouwen te gebruiken of te laten gebruiken voor het stallen van paarden.