• No results found

Ontkokeren is prima, mits het niet van bovenaf wordt opgelegd

In document Verliefd op Job Cohen (pagina 31-34)

34

met behulp van de door de organisatie voorge-schreven formats. Op zich was npm een logisch uitvloeisel van de wens om binnen de publieke sector efficiënter en objectiever te werken, en het heeft in die zin ook zeker bijgedragen aan verbeteringen op dit punt.

Maar er is ook een keerzijde: npm bevor-dert ‘sturen op wantrouwen’ en daarmee een erosie van betrokkenheid. npm draagt bij aan protocolisering en een houding van vakmen-sen die eerder gericht is op verantwoording en beheersing van het systeem dan op de hulpvraag van de cliënt. Vakmanschap daarentegen heeft betrekking op de kwaliteiten van de beroepsbe-oefenaar die nodig zijn om het beroep goed te kunnen uitoefenen. Dat is zeker niet hetzelfde als ‘meer ruimte’ of ‘vrij baan’ voor individuele professionals. Essentieel voor vakmanschap is juist dat verrichte handelingen onderworpen kunnen worden aan kritiek en dat daaruit aantoonbare verbetering kan volgen. Maar de verantwoordelijkheid ligt bij de vakmensen zelf en niet bij hun protocol of toezichthouder. Toezichthoudende functies in Nederland hebben een enorme vlucht genomen. Je hoeft de wekelijkse advertentiebijlagen er maar op na te slaan, en duidelijk wordt dat de toezichtsector een industrie is geworden waar veel geld in om-gaat. Nu is goed toezicht op een complex domein als bijvoorbeeld de zorg niet eenvoudig, en het lijkt dus redelijk om daar (dure) kennis en kwa-liteit voor in te huren. Daar komt bij dat toezicht ook een logisch gevolg is van de ontwikkeling die de publiekmaatschappelijke dienstverlening in Nederland heeft ondergaan. Woningcorpora-ties, publieke omroepen, ziekenhuizen, zorgin-stellingen en scholen hebben hun oorsprong in het particuliere initiatief, maar zijn na een peri-ode van verstatelijking in de invloedsfeer van de markt gekomen. Dit proces ging en gaat gepaard met allerlei vragen rondom kwaliteit en vooral legitimiteit ¬ vergelijk de diverse incidenten rondom falende bestuurders. Meer vrijheid via de markt is volgens velen prima, maar dan moet dat wel gepaard gaan met verantwoording via ‘governance codes’ en formele toezichtorganen.

Het valt echter te betwijfelen of deze be-weging van verticaal toezicht de kwaliteit en legitimatie uiteindelijk ten goede zal komen. Niet alleen is toezicht duur, het leidt ook tot nieuwe vormen van protocolisering, standaar-disering, bureaucratisering en daarmee tot het uithollen van de relatie tussen vakman en cliënt. Er kan beter geïnvesteerd worden in horizontale feedback. Scholen, ziekenhuizen en woning-corporaties moeten hun energie voornamelijk steken in de relatie met hun cliënten: (de ouders van) leerlingen, de patiënten, de huurders. Dit voorkomt een dure verantwoordingsbureau-cratie en zorgt tegelijk voor de broodnodige dialoog tussen organisatie en gebruikers.5

ruimte voor de samenleving

Niet alleen op het terrein van toezicht en ver-antwoording zal de verticale oriëntatie plaats moeten maken voor een meer horizontale. De druk op de overheidsuitgaven kan wellicht aanzienlijk verminderen als de samenleving meer ruimte krijgt om dingen zelf te doen. Voorwaarde daarvoor is dat nieuwe, innovatieve toetreders zo min mogelijk hinder ondervinden bij het aanbieden van hun diensten. Nu zijn zij bijvoorbeeld bij aanbestedingsprocedures als gevolg van raamcontracten nog vaak buiten beeld bij de overheid. Als ze wel toetreden, ontstaat prompt een nieuwe dynamiek die ten goede komt aan de eerdergenoemde unieke relatie tussen cliënt en dienstverlener. Soms zal de overheid zich doelbewust moe-ten terugtrekken, omdat ze zich op terreinen begeeft waar ze eigenlijk niet thuishoort. Het wordt bijvoorbeeld steeds duidelijker dat het huidige beleid van risicopreventie en moni-toring van de jeugd een aanzuigende werking heeft, met als gevolg hoge kosten en lange wachtlijsten. Eigenlijk springt de overheid in een gat dat de sociale omgeving laat liggen. Daardoor kan diezelfde omgeving ook steeds minder haar verantwoordelijkheid nemen. Door de kringen rondom gezinnen zelf meer aan zet te laten zijn, kan een dubbele

35

Noten

1 Was in 1973 het sociaal mini-mum ongeveer gelijk aan het bnp per hoofd, dertig jaar later was dat gezakt naar 60%. 2 Zie rmo, Verschil in de

verzor-gingsstaat. Over schaarste in de publieke sector (2004).

3 Nederlands Dagblad, 8 februari 2010.

4 Vgl. brochure Vroegschoolse

educatie: een zaak van geld en gewicht? Vroegschoolse educatie op scholen met weinig gewichten-leerlingen, januari 2010, pag. 3.

De brochure is geschreven door Oberon, een onderzoeks- en ad-viesbureau voor de onderwijs- en welzijnssector dat onder meer in opdracht werkt voor het ministerie van ocw. 5 rmo, Stem geven aan verankering

(2009).

6 Vgl. rmo en rvz, Investeren

rondom kinderen (2009).

7 Zie www.samenzorgenburo.nl. 8 Judith Metz, Over onwennigheid,

vraagtekens en ruimtegebrek. Casestudie naar de bijdrage van de civil society aan de wmo,

Onder-zoekscentrum Drechtsteden (2009).

9 Zie bijvoorbeeld scp, De sociale

staat van Nederland 2009.

ling worden behaald: zowel besparing als meer betrokkenheid. Dit kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door bewust plekken en momenten te creëren waar ouders elkaar kunnen ontmoeten en ervaringen delen. Of door sportfaciliteiten voor elk kind bereikbaar te maken.6

Ditzelfde gaat op voor andere domeinen, zoals de ziekenverzorging. Bij een initiatief als ‘Gemeenschapszorg’, een kleinschalige woon-zorgvoorziening/ziekenboeg in de wijk, waarbij zowel vakmensen als vrijwilligers betrokken zijn7, wordt de zorg deels teruggeven aan ‘ge-wone’ mensen ¬ sowieso een van de opgaven van de wmo. Het ironische is echter, zo blijkt uit een casestudie in Dordrecht, dat veel vrijwilli-gers geen kans krijgen zich in te zetten vanwege de druk van de kant van betaalde vakmensen.8

waarachtige solidariteit

We keren terug naar de hoofdvraag van dit artikel: is het mogelijk om op de publieke sector 20% te bezuinigen en tegelijk recht te doen aan mensen die de steun van de overheid niet kunnen missen? Het is onze overtuiging dat dit mogelijk is, op voorwaarde dat de overheid stopt

met het aanbieden van goedbedoelde voorzie-ningen voor al haar burgers.

De hoofdlijn moet zijn dat de overheid kaders stelt die bevrijdend zijn en die vooral ook veel aan de samenleving zelf overlaten. De voorzieningen die ze vervolgens aanbiedt zullen gericht en specifiek moeten zijn. Alleen zo kun-nen zelfredzaamheid en solidariteit elkaar in evenwicht houden. Want, linksom of rechtsom, echte solidariteit komt alleen tot stand als pu-blieke voorzieningen worden beschermd tegen overconsumptie en misbruik.

Uit onderzoek blijkt steevast dat mensen ten diepste de voorkeur geven aan een samen-leving met meer onderlinge betrokkenheid.9

Zij zijn er in dat verband ook toe geneigd zich (financieel) in te zetten voor de ander, mits ze dit offer als billijk beschouwen. Voorzieningen zullen er dan ook altijd op gericht moeten zijn om mensen uiteindelijk op eigen benen te laten staan. Soms lukt dat niet. En in die gevallen komt het werkelijk aan op de solidariteit in onze verzorgingsstaat.

Dit artikel is mede gebaseerd op het onlangs door de rmo uitgebrachte briefadvies ‘Sociaal bezuinigen’ (zie www.adviesorgaan-rmo.nl).

36

Over de auteur Jan Rotmans is hoogleraar Duurzame

Transities aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en voorzitter van de stichting Urgenda.

Noten zie pagina 41

In document Verliefd op Job Cohen (pagina 31-34)