• No results found

afgifte met 6 doppen 30 cm en rand recht

R 2 Df 560 nm 760 nm 810 nm NDVI NDRE Clred CCCI WDVI gr WDVI r

4.4 Online bemestingsadvies

Auteurs: Frits van Evert

Uitvoerende partijen: Agrifirm Plant B.V. en Wageningen UR

4.4.1

Samenvatting

Aan de hand van resultaten van veldproeven in 2016 en 2017 en van in het verleden verzamelde gegevens is het volgende vastgesteld. De meest praktische methode om de totale N opname (nodig voor bijmestadvies) af te leiden uit de bovengrondse N opname (uit reflectiemeting) is om aan te nemen dat 75% van de totale N zich in bovengrondse delen bevindt. Gelijktijdige gewasreflectie- metingen met Cropscan, Handyspec en Multispec 4C camera (de laatste op een eBee drone) komen goed met elkaar overeen. Er zijn verschillende vegetatie indices getest op hun geschiktheid om de N opname in aardappelen te bepalen. Met de Cropscan en de Handyspec gaf de NDRE het beste resultaat, maar de red-edge band deze index gebruikt wordt niet nauwkeurig genoeg gemeten door de Multispec 4C. De CI geeft in principe een iets minder goede schatting van de N opname dan de NDRE, maar is wel de beste keuze voor de Multispec 4C. De nieuwe inzichten zijn geïmplementeerd in de NBS app op Akkerweb.

4.4.2

Aanleiding

Het is al geruime tijd bekend dat de efficiëntie van de toegediende N bij aardappelen kan worden verhoogd door de N gift te delen (Vos, 1999) en door de bijmestgift af te stemmen op de actuele gewasbehoefte (Van Evert et al., 2012). De behoefte aan N hangt af van groeiomstandigheden als weer, N-mineralisatie in de bodem, eventuele verliezen door uitspoeling en de streefopbrengst. Een hogere efficiëntie wil zeggen: dezelfde opbrengst met minder N, hogere opbrengst met dezelfde hoeveelheid N, of een combinatie van beide.

WUR heeft een N-bijmestsysteem voor aardappelen ontwikkeld waarbij aan de basis ongeveer 2/3 van de adviesgift wordt toegediend en waar rond 1 juli de hoogte van de bijmestgift wordt vastgesteld op basis van een gewasreflectiemeting. Uit de gewasreflectie kan de stikstofstatus van het gewas worden afgeleid. Deze wordt vergeleken met een streefwaarde en vervolgens wordt een bijmestgift berekend. Met dit systeem wordt 10-15% N bespaard zonder dat de opbrengst minder is.

Bovengenoemd systeem wordt op dit moment niet op grote schaal toegepast, mogelijk omdat telers opzien tegen aanschaf en onderhoud van een gewasreflectiesensor en omdat het verwerken van de data een struikelblok is.

4.4.3

Doel van het project

Doel van dit deelproject is het ontwikkelen van een online bemestingsadvies waarbij de

gewasreflectiemeting uitgevoerd kan worden met een UAV (“drone”) en de verwerking van de data tot een N-bijmestadvies plaats vindt via Akkerweb. De teler kan het advies via Akkerweb downloaden als taakkaart voor de kunstmeststrooier. Het onderzoek wordt uitgevoerd door Agrifirm Plant B.V. en Wageningen University & Research.

4.4.4

Aanpak

In 2016 en 2017 zijn stikstof-trappen proeven uitgevoerd in Lelystad en Valthermond. Op meerdere momenten in het groeiseizoen zijn er tussenoogsten uitgevoerd om opbrengst en N-opname te bepalen. Met deze gegevens is het mogelijk om de verhouding bovengronds/ondergrondse N-opname te bepalen als functie van het aantal sinds opkomst. Op de dagen dat er tussenoogsten zijn uitgevoerd (of kort daarvoor) is er ook met een drone over de proeven gevlogen. Op basis van de verzamelde gegevens is een ijklijn opgesteld waarmee het drone-beeld vertaald kan worden naar de hoeveelheid N in het bovengrondse deel van het gewas. Door combinatie van beide stukken informatie kan de totale N-opname worden vastgesteld aan de hand van een drone-beeld.

aardappelen nu een drone-vlucht bestellen voor een bepaalde dag en de daarop volgende dag het bijmestadvies uitvoeren.

Ten behoeve van de adviseurs van Agrifirm is een samenvatting gemaakt van alle proeven die in de afgelopen 15 jaar zijn gedaan om het N-bijmestsysteem te testen.

4.4.5

Resultaten en discussie

4.4.5.1 Veldproeven 2016 en 2017

Proeflocaties en proefopzet

In 2016 zijn proeven uitgevoerd in Valthermond (zetmeelaardappel), in Lelystad (consumptieaard- appel), en Wijnandsrade (consumptieaardappel). In 2017 zijn proeven uitgevoerd in Valthermond en Lelystad. In Valthermond zijn de rassen Avarna en Seresta gebruikt (in vroegrijpheid verschillend). In Lelystad waren de rassen Innovator (middenvroeg) en Agria (middenlaat). In Wijnandsrade is

Challenger gepoot.

In Valthermond en Lelystad zijn de twee rassen in aparte proeven naast elkaar aangelegd.

In alle gevallen zijn 4 N-trappen (N1, N2, N3, N4) toegepast, met een eenmalige N-gift aan de basis: • Zetmeelaardappel: 0 – 75 – 150 – 200/225 kg N per ha

• Consumptieaardappel klei: 0 – 75 – 150 – 225...275 kg N per ha • Consumptieaardappel zand: 0 – 75 – 150 – 200...250 kg N per ha

De eerste drie N-trappen zijn overal gelijk. De hoogste N-trap (N4) wordt afgestemd op de locatie en het ras. De bedoeling bij de hoogste N-trap is dat de N-voorziening niet beperkend is voor de groei. Aanleg van alle 4 de N-trappen in 1 herhaling met grote veldjes (24 m x 24 m). Daarnaast twee extra herhalingen met alleen N3 en N4 in kleinere veldjes (12 m x 12 m). Een voorbeeld proefveldschema (voor 1 ras) is gegeven in Figuur 4.4-1.

Figuur 4.4-1 Voorbeeld proefveldschema.

Totale proefoppervlakte: 120 m x 24 m per ras Uitvoering tussenoogsten

Op 4 momenten wordt met de sensoren gemeten en per veldje een tussenoogst uitgevoerd (8 veldjes per ras). Die momenten zijn (afhankelijk van pootmoment en ontwikkelingssnelheid):

• rond 1 juni (eind mei / begin juni), starten bij ca. 15 cm gewashoogte • rond half juni

• rond 1 juli

• rond half juli (voordat het loof ineen zakt) Resultaten veldproeven

Tijdstippen van poten en opkomst staan in Tabel 4.4-1. De tijdstippen van de tussenoogsten staan in Tabel 4.4-2. Bij elke tussenoogst is de verse massa van loof, stolonen+wortels en knollen afzonderlijk bepaald. Bij elk is het d.s.% en N-gehalte bepaald in submonsters. Vervolgens is de droge-stofmassa en de N-inhoud berekend. Te Wijnandsrade heeft het loof tussen de 1e en 2e tussenoogst hagelschade

opgelopen. Het heeft zich daarna weer hersteld, maar de resultaten van de proef kunnen hierdoor een

N3 N4

N4 N3

Tabel 4.4-1 Locatie, ras, N-giften, poot- en opkomstdatums in 2016. Locatie Ras Vroegrijp-

heidscijfer1