• No results found

Onderzoeksvragen

In document De griepprik? Waarom zou ik? (pagina 32-35)

HOOFDSTUK 2. INFLUENZA & VACCINATIEGEDRAG 11

2.11 Onderzoeksvragen

De onderzoeksvragen en de verwachtingen zullen in deze paragraaf aan de orde komen.

In hoofdstuk 1 staat de hoofdvraag beschreven, namelijk:

‘Wat is de invloed van sociaal cognitieve, demografische en culturele factoren en de

sociale omgeving op het influenza vaccinatiegedrag van senioren ouder dan 65 jaar in

Nederland?’

Aan de hand van de hoofdvraag zijn een aantal deelvragen geformuleerd. Deze

deelvragen zullen hieronder worden beschreven, gevolgd door de verwachte uitkomsten.

Deelvraag met betrekking tot de sociaal cognitieve factoren:

1. Wat is het verschil tussen grieppriknemers en niet-grieppriknemers in de sociaal

cognitieve factoren en de gedragsintentie van de TPB & PMT?

Verwachting sociaal cognitieve factoren:

Voor de componenten van de TPB wordt verwacht dat grieppriknemers een positievere

attitude, subjectieve norm en gedragsintentie hebben. Voor de componenten van de PMT

wordt verwacht dat wel grieppriknemers een hogere score hebben op de

responseffectiviteit, waarschijnlijkheid, ernst en de angst. Voor de responskosten wordt

verwacht dat grieppriknemers de nadelen van de griepprik minder ervaren (zie Cornford

& Morgan (1999).

Deelvragen met betrekking tot de demografische factoren en de factor risicoziekte zijn:

2. Wat is het verschil grieppriknemers en niet-grieppriknemers in de demografische

factoren (leeftijd, verzekering en opleiding) en het hebben van wel of geen risicoziekte?

3. Welke relatie bestaat er tussen leeftijd, verzekering, opleiding, risicoziekte van

senioren en de sociale cognities en de gedragsintentie van de TPB en de PMT ten opzichte

van het vaccinatiegedrag?

32

Verwachtingen demografische factoren:

Het jonger zijn dan 75 jaar heeft een negatieve invloed op de attitude, subjectieve norm

en de gedragsintentie van de TPB. Voor de componenten van de PMT wordt verwacht dat

de responseffectiviteit, waarschijnlijkheid, ernst en angst voor personen jonger dan 75

jaar lager worden ingeschat dan personen ouder dan 75 jaar. Voor de responskosten die

aan het uitvoeren van het gedrag zitten wordt verwacht dat personen die jonger zijn dan

75 jaar meer nadelen aan het halen van de griepprik ervaren dan personen die ouder zijn

dan 75 jaar. Deze verwachting is afgeleid van de studie van Essen et al. (1997) waar

aangetoond wordt dat leeftijd een rol speelt bij het wel of niet vaccineren. Ook de studie

van Chapman & Coups (1999) laat zien dat het wel vaccineren samenhangt met een

oudere leeftijd. De verwachting omtrent de variabele opleiding is dat een hoge opleiding

een positieve invloed heeft op de sociale cognities en gedragsintentie van de TPB & PMT.

Dit is afgeleid van Conner & Norman (1995). Zij beschrijven dat de opleiding van invloed

kan zijn op gezondheidsgedragingen en dat hoger opgeleide mensen meer geneigd zijn

om gezondheidsbevorderde gedragingen uit te voeren.

Daarnaast wordt verwacht dat het hebben van een particuliere verzekering een negatieve

invloed heeft op de sociale cognities en de gedragsintentie van de TPB en de PMT. Dit is

afgeleid van het onderzoek van Opstelten et al. (2001). Particulier verzekerden bleken in

deze studie minder geneigd om zich te laten enten dan ziekenfonds verzekerden.

Verwacht wordt dus dat het hebben van een ziekenfonds verzekering een positieve

invloed heeft op de sociale cognities en de gedragsintentie van de TPB en de PMT. Het

hebben van een risicoziekte heeft een positieve invloed op de sociale cognities en de

gedragsintentie van de TPB en de PMT. In een aantal studies wordt de relatie tussen het

vaccineren en het hebben van medische risicofactoren bevestigd (Evans & Watson, 2003;

Bovier et al. (2001).

Deelvragen met betrekking tot de culturele factor:

4. Wat is het verschil tussen grieppriknemers en niet-grieppriknemers in het bestaan van

‘erroneous beliefs’ oftewel misvattingen over de griep en de griepprik?

5. Is de mate waarin senioren ‘erroneous beliefs’ bezitten gerelateerd aan de sociale

cognities en de gedragsintentie van de TPB & PMT?

Verwachting culturele factor (erroneous beliefs oftewel mythen):

De verwachting is dat het hebben van veel erroneous beliefs negatief gerelateerd is aan

de sociale cognities en de gedragsintentie van de TPB en de PMT ten opzichte van het

vaccinatiegedrag.

Deelvraag met betrekking tot de sociale omgeving:

6. Bestaat er een relatie tussen het wel of geen griepprik nemen en de communicatie

over de griep en de griepprik met verschillende sociale relaties, het gedrag van een

sociale relatie en het advies dat men krijgt van een sociale relatie over het vaccineren

tegen de griep?

7. Bestaat er een verschil in normatieve invloed van zwakke en sterke sociale relaties op

de sociale cognities en de gedragsintentie van de TPB & PMT?

8. Bestaat er een verschil in de normatieve invloed van zwakke en sterke sociale relaties

op de communicatie over de griep en de griepprik, het gedrag van een sociale relatie en

het advies dat men krijgt van een sociale relatie over het vaccineren tegen de griep?

33

Verwachting sociale omgeving:

Verwacht wordt dat de partner, kinderen, broer(s) en zus(sen), vrienden en buren

mogelijke ‘strong ties’ kunnen zijn. Dit zijn relaties waarmee men dus diepgaand contact

kan hebben. De huisarts wordt aangeduid als ‘weak tie’. Dit omdat aan deze relatie geen

wederzijdse emotionele binding zit verbonden. Daarnaast is de verwachting dat wanneer

een sociale relatie positief is over de griepprik (positieve normatieve invloed) dat men

dan eerder geneigd is om zich te vaccineren en men positiever ten opzichte van de

griepprik staat. Ook wordt verwacht dat indien men een relatie beschouwd als een

‘strong tie’ men eerder geneigd is om de ‘homophily’ in stand te houden. Men wil voldoen

aan de verwachtingen van deze ‘strong ties’. De huisarts wordt als ‘weak tie’ aangeduid.

Er wordt echter verwacht dat de huisarts veel invloed kan uitoefenen op de sociale

cognities en de gedragsintentie van de TPB en de PMT. Onderzoeken bevestigen namelijk

dat het wel vaccineren samenhangt met het krijgen van advies van de arts (Evans &

Watson, 2003; Zimmerman et al., 2003; Chapman & Coups, 1999). De studie van

Toscani et al. (2003) laat zien dat personen die geïnformeerd zijn door een arts

significant vaker ingeënt zijn. Er zal nu worden overgegaan naar hoofdstuk 3 waar de

onderzoeksopzet wordt besproken.

34

In document De griepprik? Waarom zou ik? (pagina 32-35)