• No results found

Forming * Kwantificeer-

Hoofdstuk 6 Kwalitatieve analyse van het Partnership

3. Formulering concrete afspraken

7.2 Onderzoeksresultaten versus persoonlijk oordeel van de actoren

In voorgaande paragraaf werd uiteengezet welke factoren, op basis van de analyse, bijdragen aan het succes van de samenwerking en welke factoren de functionering bemoeilijken. De conclusies zijn gebaseerd op de analyse van de documenten en interviews. In deze paragraaf zullen de objectieve onderzoeksresultaten over het succes van het Partnership worden vergeleken met de persoonlijke beoordeling van de actoren. Hierbij zal eerst worden ingegaan op de visie van de corporaties, waarna de beoordeling van de gemeente besproken zal worden.

Bij beoordeling van het succes van het Partnership werd door de corporaties voornamelijk stilgestaan bij de vraag in hoeverre de afspraken uiteindelijk werden gerealiseerd. De aanwezige kritiek had hoofdzakelijk betrekking op de prestaties van de gemeente. Vanuit de corporatiezijde werd aangegeven dat de gemeente te weinig de vertaalslag van beleid naar concrete werkplannen wist te

maken. Uit de analyse kwam dit probleem ook naar voren, van een concreet partnerschap bleek namelijk geen sprake. De wederkerigheid in de afspraken ontbrak, waardoor de inbreng van de gemeente gering was.

Het was echter opvallend dat de corporaties hun onvrede tijdens de interviews uitten over het ontbreken van een tegenbod door de gemeente. De analyse van het Partnership toonde namelijk aan dat de corporaties in twee vergaderingen aangaven dat ze de inbreng van de gemeente te gering vonden. Deze uitspraken werden echter pas na een jaar gedaan. In het begin van het proces werd de focus door hen, naar achteraf blijkt, teveel gelegd op het feit dat hun aanbod geaccepteerd moest worden door de gemeente. Het enthousiasme vanwege goedkeuring van het bod was hierdoor zo groot, dat de focus niet langer lag bij de rol die de gemeente in de gehele samenwerking zou innemen. De corporaties stelden dan ook uiteindelijk geen eisen meer aan de inbreng van de gemeente.

Op het moment dat de factor ‘wederkerigheid afspraken’ wel duidelijk aanwezig zou zijn geweest in de samenwerking, had er wel van een partnerschap gesproken kunnen worden. De betrokken partijen hadden hierdoor wellicht elkaar meer aangesproken op onder andere de voortgang en monitoring van de afspraken. De factor wederkerigheid van afspraken blijkt daarmee invloed te hebben op het succesvol verlopen van een samenwerking.

De gemeente beoordeelde het succes van de samenwerking als geheel en maakte daarbij geen vergelijking tussen de eigen prestaties en die van de corporaties. Er werd met name stilgestaan bij realisering van de bouwopgave. Men gaf aan dat de corporaties redelijk hadden gepresteerd, met de economische crisis in het achterhoofd. Daarnaast werd aangegeven dat de samenwerking hoofdzakelijk op constructieve wijze was verlopen. Opvallend is dat geen aandacht werd besteed aan het functioneren van de werkgroep ‘Samen voor de stad’. De samenwerking binnen deze werkgroep verliep niet soepel met als gevolg dat de monitoringsopgave nooit van de grond kwam, terwijl dit wel nadrukkelijk stond opgenomen in de afspraken binnen het Partnership. Op bestuurlijk niveau leek men niet in staat het slecht functioneren van de werkgroep goed te kunnen beoordelen. Dit kan komen doordat de werkgroep bestond uit alleen beleidsmedewerkers en daarnaast de gemeente de grote trekker van de groep was. Beleidsmedewerkers van de corporaties waren wel aanwezig maar hadden grotendeels van de tijd een terughoudende werkhouding. “Waar we nu dus de afgelopen jaren tegenaan zijn gelopen is dat die corporaties eigenlijk helemaal niet meer zelf zoveel wilden in die werkgroep. En qua detail ook niet tot het gaatje willen gaan. Om dus inhoudelijk gewoon elkaar goed aan de hielen te voelen en over een aantal onderwerpen elkaar gewoon eens flink achter de komma wat te gaan vinden.” (Gemeente 5) De beleidsmedewerkers van de woningcorporaties waren van mening dat de werkgroep niet gebruikt diende te worden voor het oplossen van problemen, waar men op bestuurlijk niveau niet uitkwam. Zowel de gemeente als corporaties gaven uiteindelijk aan dat de samenwerking niet volledig constructief verliep.

7.3

Eindconclusie

Bovenstaande uitkomsten leidden tot de conclusie dat de manier waarop de actoren aankijken tegen de mate waarin de geformuleerde factoren aanwezig zijn geweest in het Partnership, deels afwijkt van de analyseresultaten van het normeringskader. Veel actoren lijken sociaal wenselijke antwoorden te geven wanneer zij met elkaar in overleg gaan over de ontwikkeling van een samenwerking. Wanneer echter met de daadwerkelijke uitvoering wordt begonnen, blijkt dat veel actoren plotseling rekening houden met achterliggende problemen. Sommige zaken willen ze liever uit de weg gaan in plaats van ze proberen aan te pakken. De hoofdoorzaak voor dit probleem ligt in het feit dat de actoren in gedachten andere gewenste situaties schetsten dan in de praktijk bleek plaats te vinden. Met andere woorden de ideeën en gedachten van de betrokken partijen weken af van de wijze waarop zij in de praktijk handelden.

Een voorbeeld dat dit probleem lijkt aan te tonen is een citaat van de gemeente Arnhem in het coalitieakkoord van 2005-2010: “De gemeente speelt actief in op initiatieven uit de stad. We willen daarbij wel naar een versimpeling van procedures. Herhaling van zetten maakt inspraak onaantrekkelijk.” (Gemeente Arnhem, 2006a, p.2). Er wordt hier ingegaan op de problemen die zich kunnen voortdoen op projectniveau, zoals het vaak opnieuw moeten doorlopen van dezelfde procedures bij de ontwikkeling van een nieuw project. De gemeente kaart het probleem zelf aan, maar uit het onderzoek blijkt dat na ruim vijf jaar de problemen op projectniveau nog steeds niet zijn aangepakt. Dit geeft weer dat de gedachten van de actoren, in dit geval de gemeente, de juiste intenties weergeven, maar dat in de praktijk de ideeën niet worden geïmplementeerd.

Naast bovengenoemd knelpunt heeft het onderzoek ook inzicht gegeven in de factoren die in Arnhem een grote rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van een succesvol samenwerkingsverband. De invloed van de factoren op het Partnership zijn in onderstaande tabel weergegeven:

Tabel 7.1: Overzicht invloed van de factoren op het Partnership

Factoren met positief effect Factoren met negatief effect Factoren zonder aanzienlijk effect

Gemeenschappelijk belang Personeelsbezetting Machtspositie gemeente vs corporaties Vertrouwen Detaillering afspraken Transparantie van proces

Wil Wederkerige afspraken Plan van aanpak onderhandelingsproces

Commitment Reputatie actoren

Verhouding tussen corporaties op lokaal niveau

Onderhouden van contacten

Op basis van bovenstaande conclusies kunnen een drietal aanbevelingen worden gedaan. Deze zullen in verband worden gebracht met de eerder beschreven ‘partnership development’ component uit het PC-model (zie paragraaf 3.1.1). Het deelmodel benadrukt het belang van vertrouwen. Het kan de kans op volledige medewerking van de betrokken actoren vergroten. Een eerste aanbeveling is dat de mate van vertrouwen wordt vergroot door volledig wederkerig afspraken te maken, zodat van iedere partij volledige medewerking kan worden verwacht. Uit zowel de analyse als uit de persoonlijke toekomstvisies van de actoren bleek dat bij het aangaan van een nieuwe samenwerking vanaf het begin duidelijkheid moet bestaan over de wederkerigheid van de afspraken. Het merendeel

van de spanningen die er tussen de partijen waren, hadden betrekking op de onduidelijkheid rondom de wederkerigheid. Men moet afspreken dat zowel de gemeente als corporaties een even grote bijdrage zullen leveren aan de samenwerking. Op deze manier zullen de partijen op meer gelijke voet komen te staan.

De tweede aanbeveling is om de ideeën die op papier worden gezet beter af te stemmen op de praktijk en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid. Dit ligt in lijn met de eerste fase van de ‘partnership development’ component. De ‘assessing’ fase benadrukt het belang van de afweging die de betrokken actoren samen moeten maken over wat men wil bereiken met de samenwerking. In deze eerste fase zou men al na moeten gaan in hoeverre de ideeën haalbaar en uitvoerbaar zijn, voordat de plannen om worden gezet in concrete afspraken.

Daarnaast wordt aanbevolen elk onderdeel dat wordt opgenomen in een samenwerkingsovereenkomst een even grote waarde toe te kennen. Wanneer sommige plannen worden vertaald in een afspraak en men waardeert de ene afspraak van groter belang dan een ander, dan kan een probleem optreden zoals zich in Arnhem heeft voorgedaan. Het belang van de werkgroep Samen voor de Stad werd onderschat, waardoor uiteindelijk de mate van verantwoording aan de hand van de monitoring zwakker heeft uitgepakt dan van te voren was beoogd.

De aanbeveling ligt in lijn met de ‘initiating’ fase, waarbij de daadwerkelijke ontwikkeling van de samenwerking centraal staat. Cruciaal binnen deze fase is dat de ontwikkeling van de afspraken gezamenlijk gebeurt. Op deze wijze kan men bijvoorbeeld samen waarborgen dat alle afspraken een even grote waarde binnen de prestatieovereenkomst krijgen.

Tenslotte is uit het onderzoek naar voren gekomen dat eenduidige wederkerige afspraken op basis van vertrouwen én de continuïteit in afspraken een algemene aanbeveling mag zijn. Ze spelen een cruciale rol in samenwerking tussen gemeenten en corporaties. Het is goed voor ieder die met dergelijke samenwerking te maken krijgt zich deze bevinding goed te realiseren en dit in het hele samenwerkingsproces te blijven monitoren